maandag 22 augustus 2016

Afscheid van de schilderkunst

1989. Flor Vandekerckhove (links) neemt afscheid van de schilderkunst. Hugo Brutin leidt het werk in. 
André Baert van de inrichtende galerie is in gedachten verzonken.


In die tijd houd ik veel ijzers in het vuur. Geïnspireerd door Leonardo da Vinci wil ik een homo universalis worden. In het team van F.C. Avondgenoegen neem ik enthousiast de positie van slingerback in. Als journalist geef ik twee tijdschriften uit. Ik begin verhalen te schrijven, te schilderen en te beeldhouwen. Alles tegelijk! Aan de basis van al die dadendrang ligt een opvatting die zegt dat creativiteit geen ambacht nodig heeft; een misvatting uiteraard. Daarover heb ik hier↗︎ eerder al geschreven. Wat eveneens meespeelt is dat ik ontslag genomen had uit een politiek partijtje, waardoor ik een zee van vrije tijd krijg. Ook over dat engagement heb ik al geschreven, met name in een stukje dat, merkwaardig genoeg, Alles is seks↗︎ heet.
Die veelzijdige dadendrang is destijds nogal opgevallen. Ik zie dat aan de krantenknipsels die mijn moeder zaliger over haar zoon bewaard heeft (en die ik pas na haar dood ontdek). In die doos zit Het foert-gevoel, een paginalang artikel uit De Morgen van 11 juni 1996. Daarin word ik in één adem vernoemd met de Britse koning Edward XIII en toenmalig CVP-voorzitter Johan Van Hecke. Beiden zouden, zegt het artikel, een mooie carrière opgegeven hebben om alleen nog maar hun eigen ding te doen. Het derde voorbeeld dat de journalisten aanhalen ben ik: 
‘Voor Flor Vandekerckhove (47) heeft het dichtslaan van deuren allang geen geheimen meer.’ Dat valt ook Michel Follet op. Hij wordt op 12 maart 1992 geïnterviewd in Humo. ‘Ik heb ooit iets willen maken over mensen die hun leven bewust een andere wending laten nemen: ik ken iemand van een jaar of veertig die in een reclamebureau werkte en werkelijk zákken geld verdiende; van de ene dag op de andere heeft hij zijn carrière opgegeven en is hij teruggegaan naar zijn geboortestreek, de kust. Daar geeft hij nu een blaadje over de visserij uit en voor de rest leeft hij van het bestaansminimum. Inmiddels heeft hij ook een roman geschreven. Zulke mensen interesseren mij.’ 
Op die woorden valt veel af te dingen — zeker op die zákken geld — maar hij heeft het wel over mij. En in essentie heeft Follet ook wel gelijk. Ik ga in die tijd, tegen alle burgerlijke normen in, helemaal mijn eigen gang: schrijvend, voetballend, publicerend, schilderend, beeldhouwend. Geen van die bezigheden wordt voorafgegaan door enige scholing. 
In de Dictionnaire des Peintres belges krijg ik een lemma: 
‘Peintre et écrivain. Autodidacte. Après s’être d’abord consacré à des vues de mer, il évolue vers une forme d’art minimal ou l’écriture joue un rôle important.’ 
Die laatste zin verraadt een probleem. Gaandeweg ondervind ik dat mijn homo-universalis-ambitie te hoog gegrepen is. Enig talent brengt me wel tot op een zekere hoogte waar ik… technisch vast kom te zitten. Wil ik dat niveau overstijgen dan moet ik het metier leren beheersen. Oefenen, oefenen, oefenen… En Ik Moet Keuzes Maken! Dat wordt me al duidelijk in 1989. In dat jaar heb ik een solotentoonstelling. Het Nieuwsblad van 18 april 1989 heeft het erover: 
‘Sleutelwerk in de expositie is Afscheid van de schilderkunst. Na een vruchteloze zoektocht naar een eigen expressie in de schilderkunst, schreef Vandekerckhove het verhaal van zijn afscheid neer op doek.’ 
Het is inderdaad mijn laatste solo-expositie geworden. Met Annie Vanhee vorm ik nog wel enige jaren het kunstenaarskoppel PIAS (Paint It Again Sam), maar mijn bijdrage in PIAS wordt almaar kleiner, tot hij uiteindelijk helemaal uitdooft. En ik berg, geplaagd door pijnlijke knieën, ook mijn voetbalschoenen op. 
In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister. Sindsdien probeer ik goed te schrijven, altijd maar kortere stukjes. Soms slaag ik daar in, soms niet.

Geen opmerkingen: