maandag 30 september 2019

On The Road Again

— Deze e-affiche werd geconstrueerd op basis van het gedicht Ensor en zijn bende in Oostende. Op podcast kunt u horen hoe het gedicht spoort met de muziek van Dimer Geedts: klik hier !  —  

Dit is eerst. — Na mijn pensionering trek ik me volledig uit het openbare leven terug. Ik sluit de deur en zeg de journalistiek vaarwel. Al wat ik nog wil doen is mijn extreem korte verhalen schrijven. Ongecensureerd. In stilte. Tot de dood ons scheidt.
Mijn geliefkoosde plaats wordt deze achter Het Laatste Vuurtorenraam, onder De Laatste Vuurtorenlamp. Auteurslezingen en publieke optredens zijn voltooid verleden tijd. Wie mijn verhalen wil lezen moet zich maar op deze Laatste Vuurtorenblog abonneren en wie wil horen hoe ik een gedicht declameer, moet maar naar De Laatste Vuurtorenpodcast luisteren. Als ik nog eens buitenkom is het alleenlijk om een wandeling te maken. Of om Iwein Scheer een plezier te doen, dat ook.

En dat is wat zich opeens voordoet. — Terwijl ik dat aan ’t doen ben (Iwein Scheer een plezier) leer ik Dimer Geedts kennen, een zonderlinge pianist-componist. Dat vertel ik hier.
Inmiddels heb ik Geedts tot De Laatste Pianoman Van De Laatste Vuurtoren benoemd. Da’s een eretitel waarvan u nooit eerder gehoord hebt en waarover ik u later nog wel eens iets meer zal vertellen.
Samen vormen De Laatste Pianoman en De Laatste Vuurtorenwachter nu de Ostend Social Club Avondgenoegen, een poëtisch duo dat u dit jaar nog ziet optreden in Bredene, Oostende Oosteroever, Wenduine en Oostende Stad. Niet slecht, vind ik, voor iemand die zich volledig uit het openbare leven teruggetrokken heeft. Dat vindt trouwens ook Martin Heylen: ‘Ik wens je veel succes’, schrijft hij, ‘Merkwaardige stroming brengen jullie op gang.’ Als ge dat maar weet, antwoord ik daarop.
Ge moet echt eens komen kijken, 't is overal gratis toegang. En 't is zoals ze het op de markt roepen: Allee madammeke, profiteert ervan,’t zijn De twee Laatste!

Flor Vandekerckhove

Herinneringen aan de Oostendse matrozen van de IJslandvaart

— Robert — Soepe — Rousselle (†), taxichauffeur ter zeevisserij —   



In de topdagen van de Oostendse visserij, keren er wekelijks verschillende overvol geladen vissersvaartuigen uit IJsland terug. Ook taxichauffeurs beleven in die tijd hoogtijdagen. Telkens zo’n ‘IJslander’ aanmeert staat een sliert taxi’s klaar. Ze pendelen dag en nacht tussen kaai en visserskwartier, met matrozen als passagiers. In de koffer van de auto zit vuil wasgoed en een panger, het deel in natura dat de visser na een zeereis meekrijgt naar huis.
Robert — soepe — Rousselle († 2001) is zo’n taxichauffeur: 
‘Ik zette eens een nieuwe Chevrolet aan de vismijn. Hij was nog niet ‘geprepareerd’ voor de visserij, in de koffer had ik kranten gelegd om het meeste sop op te vangen. Mijn eerste klant merkte onderweg een vriend op en ik moest stoppen, zodat hij die mens enige vis kon offreren. Daarna veegde hij zijn handen af… achteraan zijn broek. Ongegeneerd ging hij weer in de splinternieuwe zetel zitten. Ik kan je verzekeren: de visgeur kreeg je daar achteraf nooit meer uit.’
Wie, zoals Rousselle, voor de visserij rijdt, is daar vervolgens toe veroordeeld. Zo’n taxi is niet langer geschikt om pakweg trouwers naar de kerk te voeren. Erg is dat in die tijd niet, de Oostendse vismijn draait elke werkdag op volle toeren — cliënteel genoeg.
De matrozen van de IJslandvloot torsen een stevige reputatie. In Het Visserijblad vertelt Rousselle aan interviewer Marc Loy volop anekdotes over jongens die hij van de ene naar de andere kroeg voert, tot het geld op is, en nadien gaat dat nog een tijdje door ‘op de poef’; hij vertelt over vissers die hij naar de rekrutering van het Vreemdelingenlegioen brengt en over thuisloze matrozen die zich in de Brugse gevangenis laten opsluiten om de winter door te komen … Waren ze allemaal zo? Neen, maar de reputatie komt evenmin uit de lucht gevallen.
Flor Vandekerckhove

[In DLVuurtorenwachter dateert die stukje van 2019. In 2021 redigeer ik het opnieuw ten behoeve van enkele FB-groepen die verhalen van inwoners publiceren.] 

zaterdag 28 september 2019

Leren schrijven met Lydia Davis

In een oud nummer van the Paris Review (°) staat een interview met de Amerikaanse schrijfster Lydia Davis, een van de meesters van het zeer korte verhaal. Ze omschrijft het verschil tussen een kort en een zeer kort verhaal en ze leert me een indrukwekkende dichter kennen. Over dat interview maak ik een stukje van het type, zo weet ik uit ervaring, dat u wellicht overslaat. Dat ik het toch post komt door iets wat ik eerder al heb uitgelegd in Waarom plaats ik hier deze leesnotities als u die toch niet leest.

— Lydia Davis heeft niet veel plaats nodig —
De interviewster vraagt waarom Lydia Davis haar werk als ‘verhalen’ bijeenbrengt en niet als ‘korte verhalen’. Davis: ‘Voor mij is een kort verhaal een gedefinieerde traditionele vorm, het soort ding dat Hemingway schreef, of Katherine Mansfield of Tsjechov. Het is langer, meer ontwikkeld, met gesproken scènes en dialoog enzovoort. Je zou sommige van mijn verhalen goede korte verhalen kunnen noemen. De meeste noem ik geen korte verhalen, ook al zijn er veel heel kort. Sommige kun je gedichten noemen — niet veel.’ Hoezo gedichten. Davis weer: ‘Ja, het hangt erg af van de impuls die erachter zit. Sommige wil ik erg plat hebben en proza laten zijn. Ze zullen nog wel hun eigen muziek en ritme hebben, maar het zullen geen liedjes zijn. En bij andere denk ik aan liedjes. En dat zijn gedichten, ook als ze op de pagina niet op gedichten lijken. Van alle vormen van schrijven heb ik de gedichten altijd erg hoog geplaatst, en dat doe ik nu nog. Ik zeg niet dat er geen verbazingwekkende verhalen en romans zijn. Maar ik veronderstel dat wat een gedicht kan doen me meer verbaast.’ Verder zegt ze daarover: ‘Een ander probleem met terminologie is dat mijn zogenaamde verhalen in zoveel categorieën kunnen vallen. Ik wil niet moeten stoppen en denken: vandaag schreef ik een filosofische meditatie, of: vandaag schreef ik een anekdote; vandaag heb ik een vignet geschreven; vandaag heb ik een epi geschreven … wat is het, is ‘t een epigram of een epigrafie? Ik vergeet het altijd. Het punt is, ik wil dat soort zorgen niet.’
In dat interview formuleert ze, denk ik, een goede omschrijving van het zeer korte verhaal, zoals dat zich afbakent tegenover de typische korte verhalen in de gedefinieerde traditionele vorm. Je herkent er A.L. Snijders in (over het werkelijkheidsgehalte van diens ZKV’s heb ik hier eerder al een beetje gefilosofeerd): ‘In het begin van de jaren tachtig besefte ik dat je een verhaal kon schrijven dat eigenlijk alleen maar een verhaal was van iets dat je was overkomen, en dat je het enigszins kon veranderen, zonder het echt fictief te moeten maken. In zekere zin is dat gevonden materiaal. Ik denk dat het moeilijk is om de grens te trekken en te zeggen dat iets niet gevonden materiaal is. Want als een vriend van me mij een verhaal of een droom vertelt, dan denk ik dat het gevonden materiaal is. Als ik een e-mail ontvang die zich leent voor een goed verhaal, is dat gevonden materiaal. Maar als ik merk dat de maïsmeeltjes kleine condensaties maken, is dat dan het gevonden materiaal? Het is van mijzelf, ik gebruik geen tekst, maar ik gebruik een bestaande situatie. Ik verzin het niet. Ik vind wat er in de werkelijkheid gebeurt, erg interessant en ik vind niet dat er een grote behoefte is om de dingen goed te maken, maar ik hou er wel van verhalen na te vertellen die me worden verteld.’
En dan, terwijl de interviewster polst naar Davis’ beginjaren als schrijfster, leert ze me een nieuwe auteur kennen, een mens die me meteen zeer blijkt aan te staan: ‘Waarom ben ik niet gewoon doorgegaan met het schrijven van traditionele korte verhalen, zoals mijn moeder? (…). Ik vond de traditionele vorm van het verhaal zeer beperkend, zeer beperkend. Ik was niet blij om het te doen. Toen las ik de verhalen van Russell Edson, een Amerikaanse dichter. Hij zou die verhalen gedichten noemen, maar dat zou ik niet doen. Het zijn bizarre kleine verhalen, absurd en vreemd, en ik zag opeens dat ik dit soort stukjes kon proberen en dat het heel leuk zou zijn. Ik was blij dat ik iets nieuws probeerde. (…) het was spannend.’ Russell Edson, ik ga je daar nog mee lastigvallen, ik voel het.
Flor Vandekerckhove


(°) Lydia Davis, Art of Fiction N°. 227. Interviewed by Andrea Aguilar and Johanne Fronth-Nygren. In the Paris Review, issue 212, Spring 2015.

O.S.C. Avondgenoegen treedt op in — BREDENE, de fakkel, zondag 20 oktober, 16 uur — OOSTENDE OOSTEROEVER, O.666, vrijdag 25 oktober, 19 uur — WENDUINE, Persepit (in de duinen), 24 november, 14 uur — OOSTENDE STAD, De Grote Ruutten, 1 december (uur volgt) …

donderdag 26 september 2019

Avondgenoegen bijt in de appel van het surrealisme

Zo luidt de opdracht: 
kun je van een stukje realisme, 
in casu het advies dat Hilary Mantel aan schrijvers meegeeft, 
een surrealistisch verhaal maken? 
Wel zeker!
Dat verhaal ga ik hier niet reproduceren, 
het staat daar
maar Mantels schrijversadvies 
wil ik wel nog eens meegeven: 

‘Denk aan Orwell, 
die goed proza met een kaal raam vergeleek. 
Concentreer je 
op het scherpen 
van je geheugen 
en leg je gevoeligheid bloot. 
Schrap minstens een derde 
van elke pagina die je schrijft. 
Probeer geen uitzinnige opsmuk 
in je zinnen te persen. 
Denk goed na wat je precies wilt zeggen. 
Zet het zo krachtig en direct mogelijk 
op papier. 
Eet vlees. 
Drink bloed. 
Hang je sociale leven 
aan de wilgen 
en denk maar niet 
dat je vriendschappen kunt onderhouden.’

Hoe het daarop gebouwde surrealistische verhaal luidt, kun je nu ook op podcast beluisteren. Dat moet je zeker eens doen, want de componist Dimer Geedts heeft er een stukje piano bij bedacht: klik hier !

Flor Vandekerckhove

woensdag 25 september 2019

De toverboeken van Matille Blaren


’t Ergst van al is dat al die mensen me dat zelf komen vertellen. Daardoor heerst er nu een ware verkeerschaos in mijn straat.’
Dit moet het slot van het verhaal worden, dat staat vast. Maar wat moet er boven dat slot komen? Waarover moet het verhaal gaan? En welke zin wilt u in dat verhaal verwerkt zien? Dat heb ik u hier gevraagd.

Tientallen lezers laten me weten dat het verhaal over Matille Blaren moet gaan, een vrouw die alhier aan ‘t Sas woont en eigenlijk Jonckheere heet. De buren hebben schrik van haar omdat ze ‘boeken’ heeft, waarmee ze toverboeken bedoelen. Rita Pille schrijft me: ‘De doorsnee vrouw heeft twee problemen: ze heeft geen kleren om aan te trekken en geen kasten genoeg om ze allemaal in op te hangen.' Maar dan is Matille Blaren toch anders: zij heeft boeken.
Heeft ze met die toverboeken iemand iets misdaan? Ik hoor alleen maar vage beweringen. Iemand heeft het over een jongen die telkens weer op bed gesmeten wordt, iemand anders over deuren die open- en dichtslaan. De woorden sjamanisme, voodoo en spiritisme vallen. En dat allemaal in verband met een eenvoudige vrouw van ’t Sas. ’t Ergst van al is dat al die mensen me dat zelf komen vertellen. Daardoor heerst er nu een ware verkeerschaos in mijn straat.
Flor Vandekerckhove


(°) Het verhaal werd in gang gestoken door de zin die Rita Pille me opstuurde: De doorsnee vrouw heeft twee problemen: ze heeft geen kleren om aan te trekken en geen kasten genoeg om ze allemaal in te hangen.’ Ze deed dat in het kader van een experiment dat ik enige tijd geleden aanvatte. Daarbij vroeg ik lezers of ze me een zin wilden geven. In ruil beloofde ik hun een verhaal. Meer erover staat hier. En weet je wat? Je kunt nog altijd deelnemen en me je zin opsturen.



maandag 23 september 2019

boom door dak


— Links: door het dak van een benzinestation priemt een boom. De foto kondigt een expo in Parijs aan: Nous les arbres, museum Fondation Cartier. Nog tot 10 november. Mij herinnert het aan een foto die ik de voorbije winter gemaakt heb, als ’t ware de Vlaamse versie van het beeld uit de krant. —

Wie lang genoeg van Bredene richting Brugge fietst, via de Brugse Baan, daarna Oostendse Steenweg, komt nabij Zuienkerke aan een rondpunt, waar het rechts verder naar Brugge gaat en links naar de oostkust. Of… je rondt daar die cirkel en je keert naar Bredene terug. Maar waarom, vraag je je af, zou een mens zover fietsen om daar terug te keren? Wel, ik zal het je zeggen. Links, vlak voor het rondpunt, ligt een wei en daarin staat een schuurtje. Men moet terugkeren om die keet — die na het keren uiteraard rechts ligt — rustig in zich op te nemen. 
Door het dak van dat schuurtje priemt een boom. Die ontspruit niet in de luwte van de bergplaats, neen, de boom is eerst. Iemand heeft het nodig geacht om krek op die plaats een stalling te bouwen. Dat daar al een boom staat, vormt voor die mens geen probleem, de boom mag blijven, de schuur wordt eromheen gebouwd. In het plaatijzeren dak wordt een mooi gat gemaakt om de boom verder te laten zijn wat hij is: een boom. Wat zeg je daarvan? En stel jezelf de vraag: waarom zou je een dure reis — bij Thomas Cook bijvoorbeeld — naar de piramides boeken, als je hier om de hoek zo'n wonderlijk beeld kunt aantreffen? Gratis. Op fietsafstand.
De foto dateert van de voorbije winter. Ik passeer er nu weer en zie dat de boom helaas bladerloos gebleven is. Ook zie ik dat de grond inmiddels verkocht werd. Ik kan me voorstellen dat de nieuwe eigenaar iets aan de situatie zal doen, aan de boom, aan het schuurtje, aan beide. Goed dat ik het beeld vereeuwigd heb, want 't is een sterk stuk Vlaamse polderpoëzie, al weet ik niet goed wat dat juist betekent. En aan die vier van hiernaast moet ik het ook niet vragen.

Flor Vandekerckhove


— Wereldpremière ! Op zondag 20 oktober treedt de Ostend Social Club Avondgenoegen op in Bredene, in De Fakkel, tijdens de vernissage van werk van kunstschilder Kathleen Vanhee. Vanaf 16 uur, gespreid over de duur van de vernissage voert Avondgenoegen er werk uit op tekst van Flor Vandekerckhove en muziek van Dimer Geedts. De toegang is gratis. Iedereen is welkom. Mocht je een idee willen hebben van wat dat geeft, luister dan eens naar Drie variaties op een vernissage: klik hier !

zaterdag 21 september 2019

Analoog versus digitaal: over de ziel van de dingen
































Tarantino behoort tot de kleine kring van filmmakers die de pellicule tot vandaag trouw blijft:
‘Het is goed dat een jonge filmmaker tegenwoordig een film kan maken met een telefoon. Maar waarom zou een gevestigde regisseur digitaal filmen?’ En wat hij ook zegt is dit: ‘Digitale projectie betekent de dood van de cinema. Het is gewoon televisie in het openbaar.’ Er zijn er nog die zo denken: J.J. Ambrachts (Star Wars): ‘Analoog filmen is ‘mooi, organisch, natuurlijk en echt.’ Judd Apatow (Trainweck) heeft het over ‘de magie van het korrelige en de kleurkwaliteit van film.
Once Upon a Time… In Hollywood heeft Tarantino bijgevolg ook op celluloid gefilmd. Daarna is de film uiteraard gedigitaliseerd, want digitaal is nu wereldwijd de projectiestandaard. Toch houdt Tarantino analoge kopijen achter. Die vertoont hij in zijn eigen filmhuis in Los Angeles, waar enkel analoge films gedraaid worden.
Ook in Nederland is er zo’n cinema: Eye. Die vertoont Once Upon a Time… zowel digitaal als analoog, zodat je kunt vergelijken en daarna met gezag over de verschillen kunt spreken. En wat zijn die verschillen volgens Eye? ‘Een verse 35mm-filmkopie is goed voor het equivalent van 6K in de digitale wereld — terwijl de meeste bioscoopfilms digitaal op 2K worden vertoond.’ Is dat verschil ook te zien? Volgens Eye wel: ‘de kleuren zijn levendiger, het zwart is donkerder en de schoonheid van de gruizige filmkorrel’.
In 2007 regisseert de schrijver Alessandro Baricco een film. In die tijd balanceert men volop tussen celluloid en pixels. Opnames gebeuren nog analoog, verwerken gaat digitaal en dan komt alles weer op celluloid ten behoeve van de zalen. Het debat tussen voor- en tegenstanders tiert welig: ‘Je moet begrijpen dat het niet alleen een kwestie van lichtgevoeligheid en pixels was: de hele manier waarop het vak werd uitgeoefend stond ter discussie; het digitale filmen veranderde de manier van belichten, het gewicht van de camera’s, de bewerkingstijd, de kosten, alles (…) de oude rotten in het vak wisten dat er door het digitale filmen een soort schoonheid verloren ging, een soort magie, iets speciaals dat je ook zou kunnen definiëren als de ziel van de film.’ (°) Wat Baricco hier 'de ziel' noemt heet wellicht bij Walter Benjamin 'de aura'.
Baricco wil weten wat ervan aan is en vraagt aan zijn cameraregisseur of hij een scène uit de film wil projecteren, eerst analoog en dan digitaal: ‘En dit is wat ik zag: er was geen enkel verschil. Kleurgebruik, scherpte, diepte, niets. Identiek. Natuurlijk zag mijn cameraregisseur, die naast me zat, wel een paar verschillen, maar dat was dan ook zijn beroep en toen ik hem vroeg of een normale bioscoopbezoeker enige kans had om die verschillen op te merken antwoordde hij objectief : nee.’

(°) De citaten van Baricco vind je weer in Alessandro Baricco. The Game. 2019. De Bezige Bij, A’dam. Vertaald uit het Italiaans door Manon Smits. 335 pp.


[Dit stukje verscheen ook in Snapshots. Tijdschrift van de Vlaamse filmpers.]

vrijdag 20 september 2019

James Tate, Amerikaanse surrealist

De Amerikaanse dichter James Tate (1943-2015) schiet met zijn debuutbundel, in 1967, al midden in de roos. De mij verder onbekende Dana Gioia zegt dat het surrealisme mede door dat debuut een belangrijke strekking wordt in de Amerikaanse poëzie van de jaren zeventig. Zelfs oudere dichters verlaten onder Tates invloed het rijm en gaan minimalistische, vrije verzen schrijven in gedichten die een bizarre situatie creëren.
Een Amerikaans surrealisme in de jaren 70? Da’s vreemd, want de laatste fase van het surrealistische beweging begint meteen na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Tegen de tijd dat James Tate de kop opsteekt is het surrealisme al lang verwaterd in verschillende vormen die geen deel meer uitmaken van de surrealistische beweging. De Amerikaanse versie is zo’n verwaterde vorm. Dana Gioia noemt het een ‘jazzy brand of surrealism’.
Maar hoe komt het eigenlijk dat het surrealisme niet eerder voet aan wal zet in de Verenigde Staten? Daar zijn wellicht veel redenen voor, en die Gioia voegt er een aan toe: ‘Amerika's eerste grote surrealistische kunstenaars werden Walt Disney, Max Fleischer en Tex Avery genoemd. Hun artistieke medium was cartoonanimatie (…) Deze mannen namen - vrij letterlijk - de principes van het surrealisme over en maakten er massa-amusement van.’ Ik weet niet of dat klopt, maar goed gevonden is 't in elk geval.
Terug naar de letteren. Veel van de dichters die Dana Gioia als Amerikaanse surrealisten vermeldt, hebben, zie ik, bij mij al een plaats gekregen. ’t Moet zijn dat ik er een zwak voor heb. Over James Wright (1927-1980) heb ik het al gehad in Tijdverlies, zalig inderdaad, Van Donald Hall (1928-2018) vertaalde ik het gedicht Affirmation. Ook Pigeons at Dawn, een gedicht van Charles Simic (°1938), staat al vertaald deze blog. Dan heb ik nog vertalingen van Mark Strand (1934-2014) (The End) en van Robert Bly (°1926): The Great Society. En nu dus ook James Tate met het bijzonder mooie It Happens Like This.
Flor Vandekerckhove

James Tate. It Happens Like This. Uit Lost River. uitg. Sarabande Books, Inc. Copyright © 2003 by James Tate.

woensdag 18 september 2019

De discussie over de Vlaamse canon peut en cacher un autre


— Van links naar rechts: auteur Patricia Jozef, actrice Joke Devynck en beeldend kunstenaar Anne-Mie Van Kerckhoven. —

Vlaamse politici onderhandelen thans over een nota die stelt dat er nood is aan een Vlaamse canon, een lijst van o.m. culturele feiten die tot het Vlaams erfgoed behoren. Daartoe behoort ook werk dat Vlaamse kunstenaars voortgebracht hebben. Zelf vind ik een andere discussie veel interessanter: hoe gaat Vlaanderen vandaag om met zijn kunstenaars … die misschien ooit wel in zo'n Vlaamse canon terechtkomen.

In De Standaard vist Maria Vlaar uit wat jonge Nederlandstalige auteurs drijft. De Vlaamse Patricia Jozef is er een van (°) Wat drijft deze schrijfster? Een ding is zeker: geld is het niet: ‘Hoeveel verdien ik met het schrijven? Vijf euro per dag? Het is ongelooflijk hoe weinig schrijvers verdienen. Schrijven brengt nauwelijks geld in het laatje.’ Schrijven is kommer & kwel, zegt Patricia Jozef, maar ‘t is ten huize van beeldende kunstenaars niet anders. Over die kunstenaars zegt ze: ‘De grootste groep kunstenaars heeft geen nagel om aan zijn gat te krabben. Sommigen, erg gewaardeerd om hun werk, die gevraagd worden voor musea, of met werk dat later hoge prijzen zal halen, die de beste belegging betekenen voor verzamelaars, leven in armoede (…)’
Ik had er eerder al iets over gelezen. (°°) Toen ging het over jonge dansers die zelf moeten betalen voor een auditie en over muzikanten die op festivals minder verdienen dan de poetsploeg… Straf is ook wat Actrice Joke Devynck zegt: ‘Dankzij den dop en mijn tv-werk kon ik in deze job blijven, maar ik ben 46 jaar, alleenstaande moeder van drie en wil ook brood op de plank. Wie een uitkering krijgt, durft niet meer te zeggen dat hij projecten weigert vanwege hun kwaliteit. (…).’ En dat is dan een Vlaamse topactrice!
Ook top, maar dan in de beeldende kunsten is Anne-Mie Van Kerckhoven: ‘Ik was onlangs voor een vergoeding van 4.000 euro maanden bezig aan een overzichtsexpo. Achteraf was ik failliet.’ Failliet! Dat gaat over iemand die ooit in zo'n Vlaamse canon terecht kan komen hé.
Flor Vandekerckhove

(°) Verse letteren. Aflevering 7: Patricia Jozef. In DS, 16 augustus 2019. 
(°°) Kunstenaars strijden tegen onderbetaling. In DS, 9 augustus 2019.

maandag 16 september 2019

Drie variaties op een vernissage


1. Marie-Jeanne — De naam van de kunstenaar ben ik vergeten, de plaats van de vernissage eveneens. Ik herinner me wel dat ik daar Marie-Jeanne weergezien heb. We herkenden elkaar meteen. Dertig jaar eerder was zij verloofd met de broer van mijn verloofde. Onze verlovingen hadden geen stand gehouden en iedereen was iedereen uit ’t oog verloren. Marie-Jeanne had, zei ze, in die dertig jaar een carrière gemaakt die zich vooral in Luxemburg afgespeeld had; die tijd was nu voorbij. Terwijl ze dat zei zag ik dat ze verschrikkelijk heet was en ik weet vrijwel zeker dat zij dat ook van mij dacht.

2. Haring — Nadat ik op de vernissage present getekend had verliet ik de galerie. Het was de tijd van de voorjaarsstormen en we bevonden ons in een stad aan zee. De wind was naar het westen geruimd, en waar hij eerst alleen maar krachtig was, heette hij nu storm. De kusttram reed niet langer uit — zand in de rails — er was een vervangbus. Daarin verdeelde een jongen een pamflet van de gele hesjes, ik was ontroerd. Her en der lag een omgewaaide boom. Thuis haalde ik een haringfilet uit de bokaal, want in dat kon kan ik wel wat omega 3 gebruiken.

3. Déja vu — Zo komen we thans aan de laatste variatie. Ook ik heb nog geschilderd. Een van de werken die ik tentoonstel bestaat uit gemengde technieken: lapjes linnen vastgekleefd op stroken papier, reepjes canvas vastgeniet aan een stuk jute. Groot en delicaat werk, het kan nauwelijks in mijn camionette. Al tijdens de vernissage koopt een Luxemburgse zakenman het tableau en ik beloof hem dat ik het zelf in zijn Oostendse appartement zal ophangen. Delicaat werk. Ik zal er niet zijn, zegt hij, maar mijn echtgenote wel. Dan pas zie ik dat zijn echtgenote Marie-Jeanne is, de hete vrouw uit de eerste variatie.


Flor Vandekerckhove


— Wereldpremière ! Men zegge het voort! Op zondag 20 oktober treedt de Ostend Social Club Avondgenoegen op in Bredene, in De Fakkel, tijdens de vernissage van werk van kunstschilder Kathleen Vanhee. Vanaf 16 uur, gespreid over de duur van de vernissage, voert Avondgenoegen er werk uit op tekst van Flor Vandekerckhove en muziek van Dimer Geedts. De toegang is gratis. Iedereen is welkom. Mocht je een idee willen hebben van wat dat geeft, luister dan eens naar de podcast van De Laatste Vuurtorenwachter: Drie variaties op een vernissage, klik hier !