zaterdag 29 februari 2020

Schildpad citeert Plato

In het pikkedonker, zonder schoeisel, mijn voeten onder de bloedzuigers, kom ik bovenop de heuvel bij een desolaat huis. Voor het venster een fiets. Binnen, onder de lamp, een man. Verwrongen gezicht, handen als klauwen, het soort mens dat achterblijft nadat iedereen weggetrokken is. Hij drinkt absint. In mijn dromen drinkt altijd wel iemand absint. Ik maak een verkeerde beweging en de fiets gaat tegen de grond. Verdwaasd kijkt de man op. Hij staat recht en grijpt het houweel. In mijn dromen staat altijd een houweel bij het vuur. Dreigend stapt hij naar de deur. Ik panikeer, neem de fiets en rij in volle vaart de heuvel af. In het schijnsel van de maan zie ik iets wat beneden traag de weg oversteekt. Een beestje. In mijn dromen hebben fietsen nooit remmen. Uit volle borst slaak ik een kreet. Het beest blijft staan, kijkt me aan en zegt klaar & duidelijk: Heb de maan als doel want ook als je hem niet raakt, dan nog zal je je tussen de sterren bevinden.’ Ik bots bovenop het dier dat een schildpad blijkt te zijn en ga over kop. Ik grijp verkeerdelijk naar de maan en zie mezelf een mooie salto maken. Vijf meter verder kom op mijn hoofd terecht. Overal sterren.

Flor Vandekerckhove


Enige tijd geleden heb ik een nieuw experiment aangevat. Ik neem een gedicht uit mijn recent verschenen bundel 'De man die sneller schijt dan zijn schaduw', voeg er muziek aan toe, plaats er beelden bij en maak er een filmpje van dat ik op youtube plaats. Kijk hierboven maar naar De laatste roker op https://www.youtube.com/watch?v=FTWVV8Mxnhw.
De dichtbundel (e-boek, PDF) is gratis voor wie erom vraagt: mail naar liefkemores@telenet.be.

donderdag 27 februari 2020

Leren schrijven met Maggie Nelson

Het is via Eileen Myles dat ik Maggie Nelson leer kennen. Inmiddels heb ik De argonauten uit de bib gehaald, een boek dat zowel roman als memoires is. Aan de berg recensies ga ik er niet nog een toevoegen, u vindt die gemakkelijk hier, daar en elders. Maar ik wil er toch iets over zeggen. Zelf heb ik in die recensies lang gezocht naar iets wat me bij ’t lezen meteen opgevallen was: de eenheid die het boek structureert is niet het hoofdstuk, zoals een mens verwacht, Maggie Nelson doet het met de paragraaf. Na enig zoeken vind ik toch een recensent die het daar uitdrukkelijk over heeft. Ik vertaal uit The Guardian:

‘De Nelsoniaanse gedachtegang is niet het hoofdstuk maar de paragraaf, een modus die diepe zwenkingen en nevenschikkingen mogelijk maakt voor het door elkaar plaatsen van anekdotes en analyses.’ Nelson doet het ‘om door oordeelkundige gelaagdheid een complexiteit te bereiken die anders ongrijpbaar is. Dit wordt versterkt door de gewoonte van Nelson om haar tekst aan elkaar te rijgen met cursieve verklaringen van andere schrijvers, bronnen die in de marges zijn vastgelegd. Het effect is muzikaal, polyfoon, een gesprek tussen meerdere deelnemers in plaats van een narcistische aria.’

Zo kan het natuurlijk ook: per paragraaf. En, waarom niet, denk ik daarbij, per alinea; zelfs per zin, lach niet: er bestaat wel degelijk twitterature en er is ook de monostich. Tal van experimenten dienen zich aan. Wat dacht u bijvoorbeeld van deze monoku van Jim Kacian (een haiku, maar dan een met slechts één regel, zonder punt op ‘t einde.): i hope i'm right where the river ice ends  (Ja, hopen we dat niet allemaal?)
Flor Vandekerckhove

Maggie Nelson – De Argonauten. Vertaald door Nicolette Hoekmeijer. 2015. Uitgeverij Atlas /Contact. 186 blz.

maandag 24 februari 2020

Bijna historische foto

Bijna een jaar nadat ik in De Laatste Vuurtorenwachter een eerste ‘folkfoto’ publiceerde, vindt Patrick Aernout een tweede beeld van dezelfde fotoshoot. Voor de volledige namenlijst verwijs ik naar het onderschrift van de eerste foto. De jongeman die extreem links staat, en waarop ik nu het nummer 23 kleef, vind ik op de eerst gepubliceerde foto niet weer. Op die eerste staat dan weer een nummer 3, een jongen die ik hier niet meer vind. Over dat nummer 3 was er destijds discussie: is dat Roland Major of Renaud Vermote? Hun kunnen we het niet meer vragen. En wie is 23? Maar kijk, inmiddels is ’t al opgelost. De 3 van de eerst gepubliceerde foto is zeker Roland Major, zegt Aernoudt me nu, die 3 piept op bovenstaande foto tussen Mong en Greet in, en de 23 van de tweede foto is Marc Gyselen.



De foto staat op de FB-pagina van Stefaan Margory. We zien cliënteel en toenmalige uitbaters van de legendarische bruine kroeg Folk, afkorting van Folk, Blues & Jazz House, Brabantstraat Oostende. Patrick Aernoudt laat ons weten dat de foto met zijn toestel gemaakt werd door een toevallige voorbijganger. Het beeld dateert van 1973. Leuk is wat Margory over het jaartal zegt: 'De 11 11 11 affiche aan de ruit is van de 1971 campagne. Tja, ben je niet veel mee hè: ware het niet dat het gebouw onder de sloophamer sneuvelde, betreffende affiche hing er nog.' Ja, dat is waar.
Over afzienbare tijd is de foto historisch: het gebouw werd vele jaren geleden al afgebroken en over pakweg twintig jaar is geen der betrokkenen nog in leven. Ik dacht: laat ons dit momentum vereeuwigen, ik nummer de figuren, en vraag aan iedereen om er de namen bij te plaatsen. Da's goed gelukt. Voortschrijdend inzicht en vereende krachten brengen ons tot dit eindresultaat: 1. Michel Casteleyn, zegt men, maar Philip Dockx weet zeker dat het Roel Van de Velde is; 2. Men zegt Bert Moenaert, maar Bennie Simoens herkent wel zichzelf onder dat nummer, dus: Bennie Simoens; 3. Roland Major, zegt men, maar Renaud Vermote meent er zichzelf in te herkennen; 4. Mieke Verhulst; 5. Annick Lingier; 6. Ronny Morlion, zo bevestigt me diens dochter Kate; 7. Patrick Rys; 8. Patrick Gyselen; 9. Ronny Deconinck, aka Keun, Jean-Pierre Boentges is er zeker van; 10. Mong Ruysschaert; 11. Greet Moerman; 12. Jean-Pierre Boentges; 13. Joris Roose dachten we eerst, maar Patrick Aernoudt houdt staande: 'Dat is Paul Vandecasteele, bassist Frecleface en lief van Greet op (11)'; 14. Philip Dockx; 15. Frank Lingier; 16 Maarten De Herdt; 17. Frank Zonnekeyn; 18. Frank Pauwels, wat evenwel resoluut tegengesproken wordt door Patrick Aernoudt die met gezag mag spreken, want de foto is met Aernoudts toestel gemaakt; 19. Dominiek Vervaecke; 20 Dit is zeker ‘Toine’ Allary, zegt Renaud Vermote, en als gezagsargument voegt hij eraan toe dat hij verre familie van Antoine is; 21. Patrick Aernoudt; 22. Patrick Laforce.  
[Terwijl we toch bezig zijn: wie is in staat om me een lijstje van de opeenvolgende uitbaters te bezorgen, gekoppeld aan jaartallen waarop ze de Folk uitbaatten? Volgens mij startend met Françoise
, zelf denk ik vanaf 1969, vlak nadat de Chèvre folle gesloten werd, over Luc Couck, daarna Maarten De Herdt & Raymond Russchaert en eindigend met Willy Pozzolo. (Vergeet ik er?) Heeft iemand foto’s van het interieur? Heeft iemand een foto van de iconische geit die eerst buiten aan de gevel van de Chèvre Follehing en later binnen in de Folk in een nis stond? ]
Misschien is dit ook wel de geschikte gelegenheid om onderstaand filmpje te plaatsen, een poëtisch antwoord op het nostalgische Oostende bonsoir van Arno.

https://www.youtube.com/watch?v=23K6A6vOnWY

Het gedicht staat in de bundel 'De man die sneller schijt dan zijn schaduw'. 
De bundel (e-boek, PDF) is gratis voor wie erom vraagt.

Mail naar liefkemores@telenet.be.

zaterdag 22 februari 2020

Minor writer vindt lezer in Vuurtorenwijk


— Stefaan Pennynck en Flor Vandekerckhove in de O.666, Oostende. (Foto Eric Stuckmann) —

Vlak na de jaarwisseling publiceer ik een dichtbundel (°) en kort daarna word ik erover geïnterviewd. (°°) Zou ik ook schrijven, vraagt Marc Loy me, mocht niemand me lezen, fenomeen dat Victor Serge schrijven voor de bureaulade noemt. Ik denk wel dat ik dat zou doen, ja, maar het resultaat zou onaf werk blijven; in de kast zou het nooit geschaafd en geslepen worden, wat wel gebeurt als je het op de wereld loslaat. Bovendien zou het onaf blijven omdat het geschrevene nooit af is als niet minstens één lezer er zijn ding aan toevoegt. Dat geldt trouwens voor alle vormen van kunst, ook een beeldhouwwerk is pas af wanneer het gezien wordt.

Voor een minor writer als ik kan dat al eens een probleem zijn. (°°°) In mijn poëtica stel ik nuchter: Niemand is in die verhalen geïnteresseerd, en in die gedichten zo mogelijks nog minder, niemand leest ze. Je publiek bestaat nauwelijks en onder critici is het zelfs onbestaande. Veel van wat ik schrijf blijft daardoor onaf.

Een enkele keer gebeurt het dan toch.

Daar kan ik een mooi voorbeeld van geven. Stefaan Pennynck leest de bundel. (°°°°) Over het titelgedicht schrijft hij: De sympathie voor de kleine man komt in De man die sneller schijt dan zijn schaduw tot uiting in het afzetten van de knecht van James Ensor (Guustje) tegenover Karl Lagerfeld, waarbij de rol van het masker ons ook meteen tot het werk van Ensor zelf brengt, en tot de maskerade die de wereld voor de dichter is.

Ik besef al schrijvend zelf wel dat het gedicht over de maatschappelijke maskerade gaat, thematiek die ook Ensor erg inspireert. Wat me naar de entourage van James Ensor leidt: Guustje, winkel, maskers. Wat ik tijdens het schrijven níet besef is dat de verplaatsing van Lagerfeld naar Guustje mijn sympathie voor de kleine man uitdrukt. Het is lezer Pennynck die me daar creatief op wijst, en wel door een poep-equivalent bij Ensor bloot te leggen: Belgique en 1889: Alimentation doctrinaire. (°°°°°) Op de gravure zien we vijf figuren poepen, schijten dus. Centraal zit koning Leopold II, aan zijn rechterkant een gendarme en een parlementslid, links een bisschop en een pastoor. En dan merkt Pennynck op dat het proletarische Guustje in mijn gedicht al deze door Ensor alzo getypeerde elitaire muilentrekkers blijkt te overtreffen: hij schijt sneller dan zijn schaduw! Waardoor ik inderdaad, onbewust maar gezien mijn militante verleden ook niet erg verwonderlijk, sympathie voor de kleine man uitdruk. Scherp gezien van lezer Pennynck en het gedicht is alzo veel meer waard geworden dan het was toen ik er een punt achter zette. Eindelijk een lezer!


(°) Flor Vandekerckhove. De man die sneller schijt dan zijn schaduw en andere gedichten. e-boek. 82 pp. Uitg. De Lachende Visch Bredene. 2020. Het boekje wordt gratis verspreid, u kunt erom mailen: liefkemores@telenet.be

(°°) Marc Loy interviewt Flor Vandekerckhove. ‘Flor Vandekerckhove is sinds 1988 literair aan de slag’, met als quote: ‘Ik schrijf elke dag, dat maakt me gelukkig. In De Zeewacht dd. 7 februari 2020.

(°°°) Er bestaat een boek van een minor writer dat de problematiek behandelt. Gail Gilliland. Being a Minor Writer (1994) University of Iowa Press- 262 pp. Ik heb het niet gelezen, maar vermeld het toch, zodat ik het kan opsporen, mocht ik alsnog de intentie hebben om dat te doen. T.S. Eliot heeft een interessant essay over de ‘minor poet’ geschreven. T.S. Eliot. what is minor poetry. In The Sewanee Review. Vol. 54, No. 1 (Jan. - Mar., 1946), pp. 1-18. Uitg. The Johns Hopkins University Press. Via Jstor kun je het gratis lezen op ‘t net.

(°°°°) Stefaan Pennynck: De man die sneller schijt dan zijn schaduw, een essay. 22 januari 2019. 

(°°°°°) Xavier Tricot: Doctrinal Nourishment by James Ensor↗︎. In James Ensor. An online museum. Dirk Beirens stuurt me daarbij een interessante opmerking: "Inzake de Ensor-ets 'Doctrinaire voeding' dacht ik vroeger ook dat er 'op het volk gescheten werd', maar dat klopt niet ... het zijn de AANHANGERS van de vijfledige machten die met graagte het schijt oppeuzelen. Ze worden doctrinair gevoed zoals alle kritiekloze volgers van vergif spuiende machthebbers vroeger en nu.”

donderdag 20 februari 2020

Een blik in de kelders van De Laatste Vuurtorenwachter

— De filmaffiche van 30 miljoen kilometer van de aarde (links) was uitermate geschikt als cover voor de poëziebundel (rechts.) —

Heden neem ik u mee naar een pijler van mijn ongelezen oeuvre. We bezoeken het bureau Reclame Is Onze Enige Kwaliteit. De kantoren bevinden zich in de Laatste Vuurtorenkelders. De reclamejongens en -meisjes van Reclame Is Onze Enige Kwaliteit zitten daar op een welhaast onmetelijk archief van posters, billboards, bierkaartjes en folders, waaruit ze maar te kiezen hebben om mijn oeuvre de bekendheid te bezorgen die het, weliswaar alleen maar volgens mij, verdient. Een voorbeeld. Zoals u bovenaan dit stukje ziet, blijkt een kleine aanpassing van een filmaffiche uitermate geschikt als omslagbeeld van de dichtbundel De man die sneller schijt dan zijn schaduw. (°) 
Afronden doe ik, zoals steeds, met een ethische kwestie. Is het fatsoenlijk om het artwork van overleden reclamemakers voor zo’n doel te gebruiken? Ik leg de vraag voor aan het kelderteam, dat me als uit één mond antwoordt: ‘Wij kennen niets van ethiek, reclame is onze enige kwaliteit!’ Ze hebben hun naam niet gestolen, de olijkerds.


(°)

— De Weggeefwinkel van De Laatste Vuurtoren beheerst perfect de e-commerce. Vandaag besteld, vandaag geleverd! Doe de test en bestel nu de gratis dichtbundel. Mail naar liefkemores@telenet.be, en ge zult het zien. —

woensdag 19 februari 2020

De Laatste Vuurtorenwachter is een groep

— Map van de imaginaire gemeenschap van De Laatste Vuurtorenwachter. —

Ook om te benadrukken dat een dichter een groep is, trekt Peter Holvoet-Hanssen graag Jan en alleman binnen in zijn merkwaardige poëziewereld. Heb ik dat niet op overtuigende wijze aangetoond in Peter Holvoet-Hanssens Blauwboek is een reuzenomweg? Wel dan.
Op mijn eigen manier doe ik iets soortgelijks, ’t zelfde maar anders, want ik ben niet zo’n mensenvriend als Peter. Mijn groep is iets wat alleen maar in mijn verbeelding bestaat.
Halverwege De Laatste Vuurtorentrap heb ik plaats geruimd om daar de olijke uitgeversbende van De Lachende Visch (A op de tekening) onder te brengen en op de benedenverdieping treft De Laatste Vuurtorenbezoeker de immer bereidwillige juffrouwen van De Weggeefwinkel (B) aan. Zodoende heb ik productie en distributie op de meest efficiënte plaatsen gekazerneerd: op de begane grond zorgt het distributieteam ervoor dat de bezoekers geen trappen moeten doen; en dat ik de productie halverwege de vuurtorentrap onderbreng, is scherp gezien van mij, want de uitgevers navigeren voortdurend tussen mij, auteur-producent, en de winkelende literatuurconsument.
Er zijn er nog die deel uitmaken van de groep, zo blijkt uit bijgaande situatieschets. De zeldzame keren dat ik me in de analoge wereld begeef is dat in het gezelschap van De Laatste Pianoman (op de tekening links boven, C) en naar huis laat ik me voeren door De Laatste Roodharige Punkster (rechts boven, D). Maar dat zijn echte mensen, die tellen in dat schema niet echt mee.
Ook onder de grond heb ik imaginaire medewerkers (E). Over hen zal ik het in een apart stukje hebben, want ze zijn zeer belangrijk: mijn literaire oeuvre zou u nimmer bereiken ware er die onderaardsen niet.  Nu bereikt mijn oeuvre u evenmin, antwoordt u, en ook daarin hebt u gelijk.

Flor Vandekerckhove

maandag 17 februari 2020

De weg kwijt


Mijn vrouw was haastig uit de auto gesprongen en ik had haar nageroepen
Dat ik niet heel de tijd in die wagen zou zitten wachten maar dat ik in de buurt
Zou kuieren ook omdat daar een galerie was met grote ruiten via dewelke ik
Een wijle naar het recente oeuvre van Jan Deconynck zou kunnen kijken.

Daar ging ik dan ook meteen henen en daar zag ik niet alleen de tableaus
Van Deconynck maar ook de Mystery Man die me wenkte als om me uit te
Nodigen om met hem mee te gaan wat ik niet deed want ik had geen zin in
Een freudiaans avontuur met de helden uit Lost Highway van David Lynch.

Ik stapte vlug verder met de bedoeling het blokje om te lopen en daarom ging
Ik op ‘t einde weer rechts in een andere straat met een naam die ik vergeten
Ben maar waarvan ik me wel herinner dat daaronder Westerkwartier
Stond en die me normaliter probleemloos terug naar de auto zou leiden.

Ik zag mannen die een huis aan ’t verbouwen waren en die had ik eerder ook
Al gezien en ik dacht daardoor dat ik op goede weg was tot ik bij hen kwam
En zag dat het andere mannen waren die een ander huis aan ’t opknappen
Waren en terwijl ik naar die werkzaamheden keek geraakte ik zowaar in

Paniek want ik herkende de tekenen waarmee de geheugenziekte van ouder
Wordende mannen aanvangt en in mijn paniek sloeg ik weer rechtsaf en weer
En weer en weer en op ’t einde van zo’n straat zag ik een kinderfietsje tegen
De gevel staan en dat tweewielertje bracht me gelukkig weer tot rust want

Het fietsje met van die heel kleine wieltjes was ongetwijfeld het kleinste model
Op de markt maar de ketting die het aan de gevel vastklonk was belachelijk
Groot waardoor ik besefte dat mijn paniek ongegrond was en ik niets te
Vrezen had omdat ik me gewoon in het mij vertrouwde surrealisme bevond.

Wat een blokje om had moeten worden in het Westerkwartier duurde ten slotte
Drie kwartier en toen ik eindelijk weer op de plaats kwam waar de auto moest
Staan zag ik dat mijn vrouw er alweer mee vandoor was gegaan en op die plek
Stond weer die Mystery Man die wéér wilde dat ik met hem mee zou gaan.


Flor Vandekerckhove

Van De weg kwijt werd ook een film gemaakt. Woord, muziek en beeld versterken elkaar. Klik hier !


Het gedicht De weg kwijt is opgenomen in de bundel De man die sneller schijt dan zijn schaduw. Gratis voor de lezers van De Laatste Vuurtorenwachter. Vraag ernaar via liefkemores@telenet.be.

zaterdag 15 februari 2020

Lieven Vanhoutte: een doener spoelt aan in Bredene

— Lieven Vanhoutte (°1952) —
Zelf leer ik hem kennen als de allereerste mens die naar mijn zopas uitgegeven dichtbundel (*) vraagt. Iets wat me uiteraard nieuwsgierig maakt: wie is die mens die er zo vlug bij is?
Wat ik te weten kom is dit: alhoewel hij er nog maar een jaar woont, is Lieven Vanhoutte al stevig ingeburgerd in Bredene. Hij laat daar al zijn stem horen in adviesraden, verzorgt taallessen aan aldaar opgevangen vluchtelingen, geeft lezingen. Wanneer ik hem contacteer, nodigt hij me meteen uit op zo'n lezing, een vrijzinnige kijk op de filosofie. Hoezo filosofie? Is Vanhoutte een filosoof? Toch niet. Wel brengt hij een verhaal rond filosofie op basis van portretten die hij schildert, koppen van filosofen. Hoezo? Is hij dan een schilder? Toch niet, dat schilderen is maar een hulpmiddel en hij toont me een boek dat hij geschreven heeft: Kleine verhalen over solidariteit. Het blijkt niet zijn enige te zijn. Hoezo? Is Vanhoutte een schrijver? Toch niet …
De sociaal pedagoog (°1952, Desselgem) is gepensioneerd, na een carrière in de vakbond. Op ’t laatst is dat als coördinator bij de Algemene Centrale van het ABVV, want Lieven is een socialist, net als zijn echtgenote, Veerle Deconinck, die voor de SP.a in de gemeenteraad van Waregem heeft gezeteld. Beiden hebben aan de KUL gestudeerd, alwaar een late wind van mei 1968 over hen heen gewaaid is. Iets wat wel meer mensen van mijn generatie gevoeld hebben. Vanhoutte vertelt me over ervaringen met Frans Wuytack, Alain Clauwaert, André Posman, Paul Lootens … mensen die ook mij bekend zijn, en niet toevallig. Terwijl hij koffie gaat zetten, monster ik zijn boekenkast, en ja, dat zijn de boeken die ook mij gevormd hebben.
Wie de politiek een beetje volgt, weet dat er nogal wat te doen is rond de behoefte van de nationalisten om ons een Vlaamse canon op te leggen. Daar hebben historici veel kritiek op en zelf heb ik er in Mijn bijdrage tot de Vlaamse canon danig de spot mee gedreven. Lieven Vanhoutte doet dat anders. Hij formuleert geen kritiek en hij drijft nergens de spot mee. Wat hij wel doet is dit: Momenteel werk ik aan een proefreeks rond helden om een soort alternatieve canon te vormen. Ik zal die waarschijnlijk op een soort reclameborden schilderen om een soort expo in open lucht te houden aan lantaarnpalen.’ Kijk, dat is het soort plan dat mij meteen enthousiasmeert: kunst op straat! Een speelse provocatie die me aan Provo laat denken! De verbeelding aan de macht! En dat door een gepensioneerde medemens! Op zijn facebookpagina zie ik al geschilderde portretten staan van John Lennon, Wim Opbrouck, James Ensor, Frans Masereel, Wannes Vandevelde, Abdelkrim Khattabi, Ghandi, Nelson Mandela … Tegenover de pretentieuze ernst van een nationalistische canon plaatst Lieven een speels internationalisme, dat hij concretiseert in iets wat voor de man in de straat behapbaar is. En ge zult zien, hij gaat dat uitvoeren ook, want tegen de tijd dat ik ’s mans woning verlaat, heb ik een woord gevonden dat Lieven Vanhoutte perfect omschrijft: doener! Lieven Vanhoutte is een doener.
Flor Vandekerckhove


(*)

De dichtbundel is gratis voor de lezers van De Laatste Vuurtorenwachter. Vraag erom via liefkemores@telenet.be.


donderdag 13 februari 2020

Cabaret René Descartes is een installatie



De Laatste Vuurtorenwachter heeft een installatie↗︎ gerealiseerd, jawel een kunstwerk. Het bevindt zich in het oud-redactielokaal van Het Visserijblad↗︎ en beeldt een cabaret uit: er zijn eenentwintig zitplaatsen (foto 1), er is een podium, er staat een geluidsinstallatie, een piano (2) … Alle elementen van een cabaret zijn present. Dat cabaret werd genoemd naar René Descartes, naam die niet toevallig aan Cabaret Voltaire in Zürich laat denken, geboorteplaats van het dadaïsme. Merkwaardig evenwel is dat de René van de installatie niet de filosoof betreft, maar diens gelijknamige neefje, wiens bestaan onlangs door De Laatste Vuurtorenwachter ontbloot werd in de blogpost Wie is René Descartes↗︎
In het cabaret hangen twee schilderijen van de Bredense volkskunstenares Annie Vanhee↗︎ (4) waarop de naamgever afgebeeld wordt, telkens naast een pakje Gauloises. De Laatste Vuurtorenwachter heeft er de citaten aan toegevoegd die hij aan deze René toeschrijft: ‘Je fume, donc je suis’ en ‘Une Gauloise peut en cachet une autre’, citaten die een rol spelen in het stripverhaal↗︎ waarin De Laatste nadenkt over de toekomst van Ostend Social Club Avondgenoegen. Aan de linkerwand van het cabaret hangen twee ingelijste posters, met daarop gedichten, destijds uitgegeven door het Vanessa Fonds van Guido Lauwaert↗︎, waarmee deze de Tweede Nacht van de Poëzie↗︎ in 1975 wil financieren. Waardoor het cabaret er de nadruk op legt dat het past in een lange traditie van hopeloze zaken. (Foto 3)
Op de zitplaatsen liggen negen Mini Motion Pockets↗︎, (5) in de late sixties goedkoop uitgegeven volksboekjes; uitgaven die in de imaginaire wereld van De Laatste gelden als de voorlopers van de gratis e-boekjes van uitgeverij De Lachende Visch↗︎. Zowel de posters als de boekjes dragen bij tot de opdracht die De Laatste zich in zijn poëtica↗︎ stelt: ‘zijn vuurtorenlicht laten schijnen op de verdwijnende wereld van een babyboomer en soixante-huitard.’
Aan de muur achter podium en piano hangen affiches waarvan er veel herinneren aan eerdere activiteiten van De Laatste Vuurtorenwachter: optredens, opvoeringen van toneelwerk, de periode waarin hij schilderde … Ook hier weer dezelfde boodschap: de installatie is de voortzetting van een lang verhaal. In dat verhaal past ook het duo Avondgenoegen↗︎ dat van de installatie Cabaret René Descartes gebruik maakt om er te repeteren. Let wel: de gedachte om in het cabaret ook daadwerkelijk op te treden wordt door De Laatste Vuurtorenwachter in de kiem gesmoord. Misantroop als hij is, wil hij liever geen volk in zijn kot. De helm (6), met opschrift, die in de installatie bovenop de piano aangebracht werd, maakt de toeschouwer duidelijk dat De Laatste Pianoman↗︎ aan deze beslissing geen schuld heeft.


maandag 10 februari 2020

Marc Loy en ik: 't is geen toeval dat wij nog altijd schrijven


— Links, paasvakantie 1965. Marc Loy (links), Koen Levecke (†)↗︎ en Flor Vandekerckhove nemen deel aan een fietstocht die van Bredene naar Nijlen gaat. Meer over die tocht en de deelnemers: hier↗︎. Foto rechts: Marc Loy en Flor Vandekerckhove 55 jaar later, aan boord van het schoolschip Mercator, op de achtergrond het gebouw waar die twee ook school gelopen hebben, Loy heeft er later ook gewerkt. (Foto Davy Coghe) —

Nu en dan nodig ik een oud-schoolmakker uit om te kletsen over het leven en hoe hem dat vergaan is. Deze keer is ‘t omgekeerd: Marc Loy (°17 juni 1950) interviewt mij, ten behoeve van De Zeewacht, weekblad waaraan hij al sinds 1984 journalistieke stukken levert. Deze keer leidt dat naar een paginalang interview waarin ik het over mijn schrijfpraktijk heb: ‘Flor Vandekerckhove is sinds 1988 literair aan de slag’, met als quote: ‘Ik schrijf elke dag, dat maakt me gelukkig.’ (°)
Wat niet in dat interview staat zijn de vragen die ik hém stel. Zoals deze: of hij het zich beklaagt dat hij van de journalistiek nooit zijn beroep gemaakt heeft; iets wat bij de (mislukte) oprichting van een dagblad dat 24 uur heette, gekund had. Marc: ‘Ik zou misschien wel de stap gezet hebben, maar als je ziet hoe het met het journalistieke beroep vergaan is, ben ik blij dat ik dat niet gedaan heb. In de beschutting van mijn lerarenwerk heb ik van de journalistiek mijn hobby kunnen maken.’
Zijn antwoord legt een verschil bloot. Voor Marc is schrijven een vrijetijdsbesteding, voor mij is ’t iets wat ik niet verhelpen kan, vergelijkbaar met wat Arno zegt: ‘Ik speel geen muziek voor het geld, maar om met mezelf in evenwicht te komen.’
Voor de rest is het geen toeval dat Marc en ik ook vandaag nog schrijven. We herinneren ons een reeks in het blaadje van de jeugdclub, waarbij Marc een hoofdstukje in de stijl van een of andere romancier publiceert en ik daar een vervolg in de stijl van een andere auteur aan brei, en zo verder. Ik denk niet dat het experiment lang duurt, maar de intentie verraadt dat we al op jeugdige leeftijd schrijfplezier ervaren.
Ik heb nogal moeten zoeken naar een jeugdfoto waarop Marc en ik niet te ver van elkaar af staan. Aan de afwezigheid van gemeenschappelijke ervaringen kan dat niet liggen. Eerder al heb ik een stukje gepost over Marc en ik die een zeehond van een gewisse dood proberen te redden, die post heet Tabakzakken↗︎; het is trouwens met Marc dat ik mijn eerste sigaret rook, het niet heel waarheidsgetrouwe verslag daarvan vind je onder Laika↗︎. Bovenal zijn er de fietstochten waaraan we samen deelnemen; soms zijn die erg avontuurlijk, zoals deze waarover ik schrijf in De zilte mossel↗︎. Volledigheidshalve moet ik daar aan toevoegen dat ik Marc ooit een bromfiets verkocht heb, iets waarover ik tot vandaag wroeging heb, lees dit↗︎ en ge zult begrijpen waarom.

(°) Marc Loy In De Zeewacht dd 7 februari 2020.