Links: Marcel Vandekerckhove (†1989) in 1939, jongen die later mijn vader zou worden. Midden: De drie Nornen, schilderij van Hans Thoma⇲, 1889. Rechts: doodsprentje van José Boncquet (†1941). |
Die groepsfoto⇲ wordt gemaakt in de wijk waar ik woon. ik zie Georges Devriendt, Jef De Craecker, Kamiel Loontiens, Onze Marcel, Hélène Devriendt, Simone Vyncke, Alice Vandekerckhove, Elza Devriendt, Camiel Vandekerckhove, Jef Brys en ook José Boncquet⇲, zij is zestien. Velen heb ik gekend. Gisteren nog wandelde ik over het pad waar die rolschaatspiste lag. Niets herinnert er nog aan.
Terwijl het jeugdig enthousiasme van de jonge rolschaatsers afstraalt, gebeurt iets waar ze geen weet van hebben. Onder de wortels van de wereldboom zijn Nornen⇲ in de weer, drie spinsters, een heet Verleden, de tweede Heden en een derde Toekomst. Gedrieën spinnen ze de levensdraden.
Voor José Boncquet knakt de levensdraad bijzonder vroeg. Zij sterft op 29 augustus 1941, in het Hospitaal van Brugge, 'in pijnlijke omstandigheden, ten gevolge van moordend oorlogstuig.' Nadine Vansieleghem herinnert zich dat haar moeder vertelt ‘dat er ‘s nachts een brandbom op het huis van José Boncquet valt, zelfs op haar bed', dichter kan een oorlog niet komen. Nadine weer: 'De daaropvolgende dag willen enkele vriendinnen haar in het ziekenhuis bezoeken. Ze fietsen naar Brugge. Onderweg passeren ze een politieagent die hen zegt dat het te laat is, José is gestorven.’ Nadine voegt er nog aan toe: ’Ze was enig kind, maar het daaropvolgende jaar wordt in het gezin weer een kindje geboren, een meisje dat… Josee genoemd wordt.’
Waarmee het verhaal, waarin ik levensdraden ontrafel, vervolgt, startend bij Onze Marcel in 1940, over de omgekomen José Boncquet en via haar nadien geboren, gelijknamige zus tot bij mij. Dat is minder vergezocht dan het lijkt, want ik ken die tweede Josee als een enthousiaste lezer van De Laatste Vuurtorenwachter, een die niet nalaat haar waardering te uiten. We hebben elkaar ook al in real life ontmoet, op de Baelskaai, waar we het over de oorlog hadden en over schuilkelders waarin leven en dood dicht bij elkaar stonden.
William Shakespeare ging met die Nornen aan de haal⇲ en als Shakespeare het mag, dan ik ook. Vandaar deze voor mijn doen erg lange slotzin - waarbij ik mijn vrees voor de anakoloet⇲ zelfs even opzijschuif - over een Norne die Verbeelding heet en die, onder de wortels van de wereldboom, ver vóór mijn bestaan, met verbindende levensdraden in de weer is, draden die vandaag langs me heen scheren en me, louter door te schrijven, in ’t passeren even aanraken.
Hartelijke dank voor dit opmerkelijk verhaal😉.
BeantwoordenVerwijderen