Ik ken Jan al lang, ik ken hem intenser dan Linda die ik alleen van horen zeggen ken, er is een tijd geweest dat ik me fluitend naar diens tentoonstellingen begaf. Ik heb werk van hem in huis. Dat heet Dame met dode vogel en maakt deel uit van een aantal oefeningen waarin Deconynck de klassieke schilderkunst bevraagt. Zo is Dame met dode vogel verwant aan Het meisje met de dode vogel⇲, schilderij uit de zestiende eeuw. Zeer interessant: als alles al geschilderd is, wat valt dan nog te schilderen? En ook: hoe valt dan nog te schilderen?
Soortgelijke vragen houden mij als schrijver ook bezig, mijn experimenten met 100-woordenverhalen, éénparagraafverhalen, oneliners, driezinnenverhalen, provoverzen, e-boekjes en YouTube-declamaties… zoeken naar een antwoord op zo'n vragen.
Ik weet dat Jan graag het terrein van de schilderkunst verlaat (thuis heeft hij een vleugel staan) en ik begrijp dat het voor een schilder verademend is om ‘eens iets anders’ te doen, een partijtje voetbal spelen⇲ bijvoorbeeld. Van Stefaan Pennynck verneem ik nu dat Deconynck een boek geschreven heeft: Zwemmen in 1970. (°) Zijn tweede al, zegt Marc Loy.
Zwemmen is, schrijft Stefaan, ‘een originele Bildungsroman, geschreven in een expressionistische stijl en met een symbolistische structuur.’ Mij leert Pennyncks lange introductie vooral dat Deconynck met dit boekje het spectaculair groeiende peloton vervoegt dat ik graag met de kermiskoers⇲ vergelijk.
Ik zie dat ik pedant aan ’t worden ben, wat het verhaal nooit ten goede komt. Kan ik de situatie op de valreep redden? Simon Carmiggelt⇲ snelt me te hulp. Ik neem een stukje uit twee verschillende Kroeglopen-cursiefjes en kleef ze aan elkaar, er ontstaat een kort prozagedicht, een antwoord van het genre Dame met dode vogel: als alles al geschreven is, wat/hoe valt dan nog te schrijven.
Ik weet dat Jan graag het terrein van de schilderkunst verlaat (thuis heeft hij een vleugel staan) en ik begrijp dat het voor een schilder verademend is om ‘eens iets anders’ te doen, een partijtje voetbal spelen⇲ bijvoorbeeld. Van Stefaan Pennynck verneem ik nu dat Deconynck een boek geschreven heeft: Zwemmen in 1970. (°) Zijn tweede al, zegt Marc Loy.
Zwemmen is, schrijft Stefaan, ‘een originele Bildungsroman, geschreven in een expressionistische stijl en met een symbolistische structuur.’ Mij leert Pennyncks lange introductie vooral dat Deconynck met dit boekje het spectaculair groeiende peloton vervoegt dat ik graag met de kermiskoers⇲ vergelijk.
Ik zie dat ik pedant aan ’t worden ben, wat het verhaal nooit ten goede komt. Kan ik de situatie op de valreep redden? Simon Carmiggelt⇲ snelt me te hulp. Ik neem een stukje uit twee verschillende Kroeglopen-cursiefjes en kleef ze aan elkaar, er ontstaat een kort prozagedicht, een antwoord van het genre Dame met dode vogel: als alles al geschreven is, wat/hoe valt dan nog te schrijven.
En toen gaf hij me opeens de hand. Dat had hij nog nooit gedaan in al die jaren. Toen vroeg hij naar de heer Woen. En hij gaf de heer Woen ook de hand. En de volgende dag ging hij dood. Het regende hevig. Dat was wel fijn.
(°) Jan Deconynck. Zwemmen in 1970. 90 pp. Eigen beheer. 2024. Stefaan Pennynck leidde het boek in op 21 juli, in de Oostendse Galerie De Grote Ruutten, waar het boekje ook te koop is. Wie Pennyncks inleiding — ‘Een originele inkijk in de kunstenaarsziel van Jan Deconynck’ — wil lezen, vraagt ernaar via stefaan.pennynck@telenet.be.
De digitale publicaties (pdf of ePub naar keuze) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘Velerlei maquis’): liefkemores@telenet.be⇲.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten