Kunst moet
nutteloos zijn! Dat is de mening
van Oscar Wilde, groot voorstander van l’art pour l’art. Over dat
principe valt te redetwisten, en dat is dan ook massaal gebeurd: het is
verdedigd en aangevallen, uitgebreid en ingekrompen, opgehemeld en verworpen. Er
is al zoveel over geschreven dat er niets meer aan toe te voegen valt. Wat
evenwel door niemand betwist wordt is dit: Oscar Wilde heeft er de goegemeente
danig mee geprovoceerd, ja zelfs geschoffeerd.
Ik denk dat
ik wel weet waarom. Oscar Wilde leeft, net als wij, in een tijd waarin alles
zijn nut moet hebben. Dat is een van de grondwaarden van de vermeend rationele
maatschappij die de onze is. Wat onnuttig is moet weg: uit de statistieken, uit
de subsidieregelingen, uit het zicht, uit de werkloosheidscijfers, uit de
begroting, ja zelfs uit het land. Alleen wat nut heeft zal overblijven. Is dat
niet de achterliggende gedachte van het containerbegrip duurzaamheid? Is dat
niet wat achter de besparingsdrang van zoveel regeringen schuilt?
Wie in zo’n context
beweert dat iets nutteloos moet zijn, wijkt zeer ver af van wat algemeen
gedacht wordt. De stelling provoceert en schoffeert, maar het alzo
geproduceerde kunstwerk doet uiteraard nog meer. Zo’n kunstwerk is dan onnuttig,
maar het legt wel verlangens bloot die niet meteen bevredigd kunnen worden, toch
niet binnen de bestaande verhoudingen. Het laat ons vermoeden dat er een
conflict bestaat tussen het leven zoals het is en het leven zoals het in onze
stoutste dromen kan zijn. Het onnuttige kunstwerk wordt zodoende een venster
dat ons buiten het bestaande laat kijken. Mij lijkt het produceren van zo’n
onnut— o contradictie —bijzonder nuttig te zijn. Of hoe het nut van iets juist
in de onnut ervan kan liggen.
Flor
Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten