zondag 30 juni 2024

Rachel, de vriendelijkheid zelve (een herneming)

De Gentstraat in Bredene, wellicht jaren vijftig. Drie naast elkaar: café-pension Roger, pension Concordia en, waar de 2PK geparkeerd staat) Friture Tourist van Rachel.



IN DE ZOMERMAANDEN weerklonk de roep Alle hens aan dek over de wijk. Dat komt doordat we van het toerisme leefden, indrukwekkend, maar kort van duur. Je moest alle zeilen bijzetten om het te redden.
Mijn ouders woonden in die wijk. Ze waren poeliers en ze hadden er hun winkel. Ik werd als kind al vroeg bij de werkzaamheden betrokken. Eerst was dat nog achter de schermen, maar van zodra ik sterk genoeg was om de vleesmand te torsen, werd ik op pad gestuurd. Vanaf het krieken van de dag was ik met kiekens in de weer. Ik stapelde ze in de mand, dekte ze af met een handdoek, zette de mand op de fietsdrager en toog op weg om de plaatselijke horeca te bevoorraden.  
Veel verder dan de wijk ging mijn ronde niet. Ten westen was er wel één restaurant op de Oostendse Visserskaai en ten oosten waren er De kampeerder en een restaurant in de wijk Vosseslag, dat toepasselijk ’t Vosken heette, tussen die twee in lag een etablissement dat naar de naam Cabane luisterde. Voor de rest lag mijn ronde in Bredene-Duinen: Café du Sport, hotel Helvetia, hotel Belle-Vue, pension L’Aurore, pension Zomerlust, pension Bastogne, hotel Europa, pension Lusthof, de Willem Tell, pension des Ardennes, pension Concordia, Friture Tourist, pension Beau Séjour…
Ik zei al dat het seizoen kort was. In die korte tijd moest je voldoende geld bijeenschrapen om het een jaar te kunnen uitzingen. De verwachtingen waren groot, de zenuwen gespannen, de lat lag hoog, het lontje was extreem kort. Overal heerste de stress over de keuken. Overal was mijn aanwezigheid ongewenst, overal stond ik in de weg, overal legde ik mijn waar op de verkeerde plek. Overal bleek ik te laat te komen of te vroeg. Overal moest ik nijdige blikken en dito commentaren incasseren: de kippen waren te klein of ze waren te groot. Ze waren niet vers genoeg of juist te vers. Ze waren vooral te duur.
Ik begreep het wel, thuis was ’t niet beter. Al die mensen kwamen uit een commerciële winterslaap en ze moesten zich als bij toverslag gedragen als de geroutineerde handelaars die ze eigenlijk niet waren. Ik mocht al dat geklaag & gescheld wel relativeren, maar trok toch ’t liefst met mijn waar naar café-friture Tourist waar Rachel over de keuken heerste. Was daar minder stress dan elders? Geenszins. Had Rachel het gemakkelijker dan de anderen? Zeker niet. Maar Rachel bleef vriendelijk. Altijd had ze een bemoedigend woordje, altijd lag er een beetje drinkgeld klaar en ze smeet het niet in je gezicht, ze gaf het van harte. En ja,  je voelde dat.
Rachel is me bijgebleven als een unicum in de toeristische sector van Bredene. Ik heb het haar enige tijd geleden ook met zoveel woorden gezegd en sindsdien zijn we maten. Ik zeg het nu ook tegen iedereen en geef haar een plaats in de portrettengalerie die ik maak van mensen die ik al heel lang ken en die een beklijvende indruk op me gemaakt hebben. Eerder heb ik in deze reeks al het portret van Noël geschetst, een oude schoolkameraad en nu komt Rachel aan de beurt.
Rachel woont hier om de hoek. Nog altijd is er tijd voor een vriendelijk woord, nog altijd is haar lach aanstekelijk. Hopelijk wordt ze de oudste inwoner die deze wijk ooit heeft voortgebracht.

[Deze post dateert oorspronkelijk van 2015. In 2024 redigeer ik het stukje opnieuw ten behoeve van de FB-groep Bredene Retro, helaas slaag ik er niet in het daar te posten, de Facebookcensuur verwijt me dat ik zodoende'op een misleidende wijze vind-ik-leuks, volgers, deelacties of videoweergaven te krijgen.' Begrijpe wie kan! Iemand gaf me de raad het met een andere foto te proberen. Dat is wat ik hier doe, benieuwd of deze herneming lukt. En ja, zojuist heb ik de post met succes gedeeld op Bredene-Retro.]

zaterdag 29 juni 2024

Waarom Facebook De Laatste Vuurtorenwachter verwijdert

Links: de mededeling van FB dat mijn retroverhaal op 23 juni uit een FB-groep verwijdert. Rechts: de mededeling van FB dat het de verwijzing naar De Laatste Vuurtorenwachter op 28 juni uit mijn eigen FB-pagina verwijdert.



HET begint met shadow banning: omdat Facebook (FB) oordeelt dat ik buitensporig geweld toon, worden berichten weggemoffeld. Dat gebeurt een eerste keer op 15 mei, het betreft een wetenschappelijk experiment op de oostelijke strekdam in de haven van Oostende, FB oordeelt dat mijn foto geweld toont. ’t Is te gek voor woorden, je moet zelf maar kijken, het bericht staat hier. Het andere bericht — In memoriam Françoise Hardy — opent op 13 juni met een foto een sit-in ten tijde van Mei 68, een voorbeeld van geweldloos verzet. Zelfs de flikken die de manifestanten van de straat plukken doen het op een zelden geziene elegante manier: geen traangas, geen matrakken, geen rubberkogels… Dat FB oordeelt dat ik alzo buitensporig geweld toon, wijst er vooral op dat er iets aan de hand is bij Meta, bedrijf boven Facebook dat de inhoud van berichten modereert. 
De zaak verergert wanneer FB mijn posts in FB-groepen ronduit censureert. Een Oostends verhaal wordt uit de FB-groep 'Oostendse verhalen' gehaald, later gebeurt hetzelfde met een verhaal in 'Bredene Retro'. Ik onderneem verschillende pogingen om dat laatste Rachel, de vriendelijkheid zelvetoch in die groep te krijgen: tevergeefs. Het verwijt dat FB me toestuurt heet clickbait.
Gisteren gaat FB nóg verder. Op mijn eigen FB-profiel wordt mijn aankondiging van een nieuwe post — Rebelse ritmes (over free jazz)  — gewoon van ’t net gehaald. Het ziet ernaar uit dat FB binnen afzienbare tijd elk bericht dat naar De Laatste Vuurtorenwachter leidt, zal schrappen. Aangezien dat de enige reden is waarom ik mij op FB begeef is de kans reëel dat ik volledig uit dat medium verdwijn.
Wat nu gecensureerd wordt, heb ik vele jaren ongehinderd kunnen doen. FB heeft De Laatste Vuurtorenwachter al die tijd zelfs goed geholpen, een melding op FB leidt immers tientallen extra bezoekers naar de blog, soms honderden, enkele keren zelfs duizenden. Een schrijver doet het uiteraard om gelezen te worden, dus ja, ik maak me zorgen.
In de krant lees ik dat FB overspoeld wordt door met artificiële intelligentie gemaakte beelden die een kwalijke commerciële bedoeling hebben: ‘Het uiteindelijke doel is meestal mensen overhalen om door te klikken naar websites vol advertenties of waar nepspullen worden verkocht.’ (°) FB probeert zich daar begrijpelijkerwijze tegen te weren. Wordt De Laatste Vuurtorenwachter daar nu slachtoffer van? Zo ziet het er wel naar uit, er zijn ook al fotografen die hun werk op FB onterecht als ‘fake’ gediskwalificeerd zien worden.
Ik weet niet of FB de aankondiging van dit bericht nog plaatst. Hoe dan ook: mocht u ideeën hebben die me helpen de FB-censuur in de toekomst te ontwijken, weet dat ik ze in dank aanvaard, (°°) ik wil blijven gebruik maken van dat medium om De Laatste Vuurtorenwachter te propageren: florvandekerckhove@telenet.be.
Flor Vandekerckhove

(°) Dominique Deckmyn: Internet zit in het slop door storende AI-beelden. In DS 25 juni 2024. 
(°°) Intussen is dat ook wel gebeurd. 't Was mij al opgevallen dat de gecensureerde posts telkens door mij gemanipuleerde foto's hadden, bijvoorbeeld een pijl die ik eraan toevoeg om een detail te beklemtonen. Toen iemand me de raad gaf het met een andere foto te proberen, slaagde ik er toch in de verwijzing op FB te krijgen.

vrijdag 28 juni 2024

Rebelse ritmes


IN 2012 publiceerde De Bezige Bij Matthijs de Ridders boek ‘Hoe jazz en literatuur elkaar vonden’. (°) Nu heb ik even geen tijd om het te lezen, maar ooit wil ik dat wel doen, dit stukje moet me eraan herinneren. Of misschien léés ik het niet en luister ik, startend vanaf hier, naar de gelijknamige en twintigdelige radioreeks.
In het boek vertelt de Ridder vanaf pagina 243 over het legendarische Festival d'Amougies, muziekgebeurtenis die evenzeer verwant is aan Woodstock als aan Mei 68. Een blog als De Laatste Vuurtorenwachter die zichzelf de taak oplegt licht te laten schijnen op de verdwijnende wereld van soixantehuitards en babyboomers moet dat festival toch even aanstippen.
De auteur begint dat hoofdstuk met de bespreking van een foto. Die staat niet in het boek, maar hij vermeldt in zijn aantekeningen waar ik die kan vinden, ik plaats de foto in hoofding. De Ridder heeft het over de jongen die op de foto naar de jamsessie aan ’t luisteren is: ‘De jongeman in het midden van de foto kijkt een tikje zorgelijk. Hij houdt zijn hoofd scheef in de hoop dat de schrille klanken zo beter binnenkomen, maar hij slaagt er voorlopig niet in om dit akoestische geweld te begrijpen als muziek.’ Ik ben die jongen niet, maar hij gelijkt toch een beetje op mij en ik deel zijn ervaring met freejazz — '
hij slaagt er voorlopig niet in om dit akoestische geweld te begrijpen als muziek.' De kans is klein dat het daarmee voor mijn verscheiden nog goed komt, maar Matthijs de Ridder mag dat met zijn ‘Rebelse ritmes’ toch proberen. Nu niet, wel ooit.
(°) Matthijs de Ridder. Rebelse ritmes. Hoe jazz en literatuur elkaar vonden. 2012. De Bezige Bij Antwerpen. 273 pp.

 

donderdag 27 juni 2024

Ik kan het nog altijd niet


IN DE STRIP Joyce for Beginners gaat het alzo: James Joyce heeft heel de dag hard gewerkt aan Ulysses. Heeft hij veel geschreven? ‘Twee zinnen’, antwoordt Joyce. De andere weer: ‘Was je op zoek naar de juiste woorden?’ Joyce: ‘De woorden heb ik, wat ik zoek is hun plaats in de zin.’ (°)
Daar moet ik weer aan denken nu ik in de krant een opiniestuk van pianist Florestan Bataillie lees. (°°)
Als muzikant spendeerde ik uren aan mijn instrument om het te leren beheersen. Ik kan het nog altijd niet. En ik zal er vrede mee moeten leren nemen dat het een eeuwige strijd wordt tussen dat zwarte beest met 88 toetsen en mezelf. (…) De tijd tikt. Steeds voorwaarts. Wat we ermee doen tot het voor ons op is, staat ons slechts ten dele vrij. Wat mij betreft is dat graag sukkelen aan het instrument (…).
Dat is ook wat James Joyce doet: 'graag sukkelen' aan zijn instrument, de taal. Die twee zinnen, dat lukt eerst niet goed. En hij probeert en probeert, hij probeert een dag lang. Tot het goed zit (I think I have it.) Ik wil me niet op ’t niveau van de meester heisen, maar dat is ook wat ik doe, het is wat elke schrijver doet, althans hoort te doen. En net als pianist Florestan Bataillie durf ik te zeggen: ik kan het nog altijd niet
Enkele dagen geleden plaatste ik hier een driezinnenverhaal, oefening met drie zinnen. Ik had het nog maar gepost of ik dacht alweer: dat kan beter, en ’t zou nog beter zijn als ik 't in twee zinnen doe. Nu ziet dat stukje er al heel anders uit. I think I have it. (Flor Vandekerckhove)

I have the words already. What I am seeking is het perfect order of words in the sentence. Links: 25 juni. Rechts: 27 juni.


(°) David Norris & Carl Flint. Joyce for Beginners. 176 pp. Uitg. Icon Books. 1995.

 


 


 

(°°) Florestan Bataillie in Valt er met AI echt iets te beleven? In DS 24 juni 2024. 

woensdag 26 juni 2024

Juwelen op de Baelskaai, vroeger en nu

Het hoekhuis heet niet langer Baelskaai 2, je zegt nu ONE, soortement opwaardering. Die ONE is ook breder dan de 2, de nieuwe gevel slorpt ook die van Valcke op, smederij Saint-Martin (toen nr 4). De ONE gaat tot en met nr 5. Dan volgt DESIREE, daarna komt restaurant Marina met nr 7, dat was voeger 't nummer van Smisse Schockaert. Mij lukt het niet goed om die oude afstanden daar nog in te schatten. [Roland François bezorgt me een oudere namenlijst van de daar gelegen bedrijven: de rij bestond uit Vissersverbroedering, Valcke, St Martin, weerom Valcke vroeger SEGE, Schilderwerken Van Eygen, en dan de Smidse van Schockaert, dan Tavernier werd later Renaud, en SKB en later de IJsfabriek van Alex Vieren …!


OOSTENDE — ’t Zijn wel mijn zaken niet, maar ik volg toch met aandacht de ontwikkelingen op de Oosteroever, zeker als ze zich op de hoek Baelskaai-Vuurtorendok voordoen, waar ik gewoond heb
Het contrast met mijn tijd is groot, zoals ook de fotocompositie toont die ik hierboven plaats. Links: de site in ’t midden van vorige eeuw, dat zie je aan de Renault 4CV die daar geparkeerd staat, ‘bolhoedje’ dat tussen 1947 en 1961 geproduceerd wordt, je ziet het ook aan de gevelopschriften: vooraan Valcke en op het hoekhuis Visschersverboedering waar je voor garens, touwwerk, staaldraad, 'gasoil', oliën en vetten terechtkunt. Later komen daar kantoren van HooverLloyd die naar Engeland zoeft, nog later redigeer ik er Het Visserijblad. Rechts op de fotocombinatie sta ik parmantig naar die plek te wijzen, zoals het er daar nu uitziet.
Touwwerk en oliën ga je op die hoek niet meer kopen, je zult er evenmin de georganiseerde chaos aantreffen die ik daar wist te cultiveren. De ramen zijn nu afgedekt met indrukwekkende berichten die de voorbijganger attenderen op wat komen gaat: een winkel met twee ingangen. Boven de ingangsdeur kant Vuurtorendok staat Jochen Leën, boven de Baelskaaideur staat Granada, twee namen voor dezelfde winkel die verwijst naar soortgelijke verkooppunten in hotel La butte aux bois in Lanaken — Jochen Leën is mede-eigenaar — , hotel Stiemerheide in Genk — ook dat hotel heeft Leën als mede-eigenaar —, hotel Botanic Sanctuary in Antwerpen, met meer dan alleen juwelen en een galerie in Tucson Arizonamet fossielen, mineralen, juwelen, kunst — onder meer van mijn maat Tom Liekens. Ik wil maar zeggen: DAT ZAL WAT WORDEN! Je kunt dan op de Baelskaai eindelijk eens een ring van bijvoorbeeld 14.000 euro kopen.
Andere tijden! Niet dat ik in mijn tijd totaal van de sierradenbusiness verstoken was. Een juwelier uit Urk plaatste advertenties in Het Visserijblad, hij verkocht hangertjes met gouden garnaaltje, ankertje, zo’n dingen. Ik heb hem enkele keren mogen ontmoeten, ’t was een toffe pee die ook ouderling was in een van de vele protestantse gezindten die daar welig tieren. In die tijd waren Urker vissers zowel bekend om hun diepe godsgeloof, waarbij ze ’s zondags geen kerkdienst oversloegen, als om hun roverspraktijken waarbij ze op onwettige wijze onmatig de zee bevisten, wat zeg ik: leegvisten! Toen ik m'n Urker adverteerder vroeg hoe hij als ouderling tegenover zo’n dubbele moraal stond, zei hij: ‘Ik zeg hen altijd: God bestaat ook tijdens de week, hoor!’
Flor Vandekerckhove


dinsdag 25 juni 2024

De huisstijl van de bohème

STILTE is een driezinnenverhaal⇲, ’t is een van de 200 oefeningen die ik in ’t genre van de aan ’t maken ben. ’t Zijn experimenten in het schrijven van extreem korte verhalen, tegemoetkomend aan het vermoeden dat internetlezers een extreem korte spanningsboog hebben, ze scrollen, zo heet het, over je tekst en surfen vervolgens gauw weer naar elders. Ik weet niet of dat wel waar is, maar toch… Vergelijk het met de toonladders van de pianist, het schetsboek van de tekenaar, de kleiwerkjes van de beeldhouwer… We doen het om de stiel in de vingers te houden. Nog iets. Een van de voordelen van ’t internet is dat je klank en beeld aan je verhaal kunt toevoegen, wie wil weten hoe dit verhaal eruit ziet op YouTube klikt hier. (Flor Vandekerckhove)

[218]


maandag 24 juni 2024

Mong De Vos en ik

Mong De Vos en De Laatste Vuurtorenwachter na ’t strandjutten⇲ op weg naar huis.



GE WEET dat ik niet één maar twee vuurtorens te bewandelen heb: Lange Nelle in Oostende en De toren van Bijlaan de Vosseslag, De Haan. Naast die laatste staat een beeld waarover ik iets wil zeggen.
Mong De Vos (2006) is een sculptuur van Martine Labbeke die ook Wachtende vissersvrouw op ’t kerkplein van de Opex in Oostende gemaakt heeft en Mutse de kasseilegger(2010) in Eernegem; drie keer brons, drie keer dezelfde stijl, drie keer volkse figuur. Ze maakt ook aquarellen en ze schrijft bij gelegenheid al eens een gedicht. Vreemd is dat een beeldhouwster die in de streek met drie beelden in ’t openbaar domein aanwezig is nauwelijks sporen op ’t internet nalaat, geen bio, geen website, geen adres, geen bladzijde op Wikipedia, geen foto. Op LinkedIn lees ik dat ze ‘kunstenaar bij Geen meer' is, wat me ’t ergste laat vermoeden.
Het verhaal van Mong De Vos is een sage. De wijk zou zijn naam aan de even roemruchte als folkloristische strandjutter te danken hebben: de Vosseslag is dan ‘De Vos zijn slag, waarbij slag synoniem van weg is (vandaar ook afslag, zijweg) de Vosseslag is de weg waarlangs strandjutter De Vos naar ’t strand trekt. Tot zover wat iedereen denkt.
Nu volgt iets wat alleen ik denk. In mijn hoofd is een slag ook iets waarmee de stroper dieren vangt, een tuig dat dichtslaat. Dan wordt Vosseslag de plek waar De Vos zijn vallen zet. Ik weet niet hoe het komt dat ik dat denk, nergens vind ik iets wat me in deze bevestigt, ook niet in het Vlaams woordenboek dat nochtans met zo’n dingen bezig is. Weet je wat? Ik vraag 't aan professor Magda Devos, geen familie van Mong, wel een van de bezielers van het 
Woordenboek van de Vlaamse Dialecten, alleen zij kan me op andere gedachten brengen, dat was vroeger al zo en dat is vandaag niet anders. (°)

(°) Van dat Woordenboek van de Vlaamse Dialecten bestaat op ’t net een digitale versie. Die geeft me niet voor de honderd procent gelijk, maar ook niet helemaal ongelijk. Een slag is, lees ik, ook een klem, een voorwerp om muizen, ratten of ander ongedierte te verdelgen, dat bestaat uit een soort stalen beugel met veer, die dichtslaat als het dier erop trapt. Klemmen kunnen verschillen in grootte en precieze vorm, afhankelijk van het dier dat men ermee wil vangen. Het woord werd onder meer genoteerd in Klemskerke en Vlissegem, deelgemeenten van De Haan. De Vosseslag heeft dan misschien niets met dat soort slag te maken, maar zo valt het toch te begrijpen dat ik dat kan denken. En dan is er nog Dirk Corteel die me zegt: In het Westvlaams Idioticon van (priester-leraar) Leonard Lodewijk De Bo staat op blz. 891 ook: "Een vogelknip met een neêrvallend deurtje, is een slag". Misschien heeft Mong De Vos daar dan toch zijn slag gezet!

zondag 23 juni 2024

Het wonder van barmhartigheid



DIT IS wat er gebeurt als ik mijn schrik voor de anakoloet overwin en ik me eens goed laat gaan in een prozagedicht.
De stoet houdt halt, de patiënten staan op en de begeleiders, vermoeid door hun werk van barmhartigheid, dat het bezoeken der zieken heet, nemen hun plaats in. De stoet zet zich weer in beweging, hortend & stotend, een lange rij van vijfendertig rolstoelen, met daarin telkens een begeleider, elk op gebrekkige wijze en moeizaam bergop gestuwd door hun patiënt, me bovenaan het duin passerend, terwijl ik daar in het prieeltje zit en in stilte dit wonder aanschouw. Daar, op die duintop en vlak voor mijn ogen keren de rollen zich weer om: de begeleiders nemen hun vertrouwde plaats achter de rolstoel weer in en dat doen ook de patiënten die in de rolstoel gaan zitten. En wanneer de stoet, voortgestuwd door nu uitgeruste begeleiders en niet minder door de opgewekte gelukzaligheid van tevreden patiënten, het pad gezwind afdaalt, is ’t alsof er onderweg niets gebeurd is. Dat is het wonder van barmhartigheid dat ik heden aanschouw, waardoor ik voortaan met andere ogen naar het pad kijk dat zich al zolang doorheen het sparrenbosje slingert, even lang wachtend op een dichter die er de poëzie van weet bloot te leggen in een prozagedicht waarin hij zijn schrik voor de anakoloet laat varen.
Wie Het wonder van barmhartigheid wil horen declameren, klikt hier.
Flor Vandekerckhove

zaterdag 22 juni 2024

In memoriam Jan Cremer: daar bij die molen, die mooie molen



OP 19 JUNI stierf Jan Cremer, die al bij leven de literaire geschiedenis is ingegaan als auteur van het destijds ophefmakende Ik Jan Cremer (1964).
Heb ik dat boek gelezen? Ik weet haast zeker van niet, toen het uitkwam was ik vijftien. Wel herinner ik me dat er onder jongens over verteld werd, onder meer over de passage waarin Jan Cremer een ruzie in een restaurant ensceneert: z'n meisje loopt wenend weg; de schrijver gaat achter haar aan om haar terug naar de tafel te halen; de list slaagt, het koppel heeft zonder betalen het restaurant kunnen verlaten. 
Jan Cremer Tweede Boek (1966) lees ik aan de unief, in 1969. Ik onthoud de passage waarbij de held de voedselproductie aanklaagt: in een moderne kippenkwekerij slacht men de kippen nog voor ze aan veren toe zijn. Dat ik dat onthoud komt wellicht doordat mijn vader poelier was.
Hoe komt het dat ik mij geen erotica of porno uit dat boek herinner, dat daar naar verluidt overvloedig in aanwezig is? Ik denk dat ik te jong was om de finesses ervan te smaken, zoals bijvoorbeeld in dit onvergetelijke citaat uit de eerste Ik Jan Cremer
Toen nam ze mijn lid in haar met vuurrode lipstick opgemaakte mond. Zachtjes op en neer, hoe langer hoe vlugger. Ik moest opeens denken aan het liedje 'Daar bij die molen, die mooie molen, daar woont het meisje waar ik zoveel van hou', terwijl zij met haar lippen steeds heviger op en neer bewoog. (°)


(°) Ik haal het citaat uit Vechten om te overleven. Ik Jan Cremer na veertig jaar, een tekst van Bertram Mourits.

vrijdag 21 juni 2024

In Memoriam Hendrik Marsman (°1899 - †1940)

Een echtpaar, Rien en Hendrik Marsman



OP 21 JUNI 40 overleed op tragische wijze dichter Hendrik Marsman, dat is vandaag exact 84 jaar geleden. Tragisch omdat hij op zee omkwam, op de vlucht voor oorlog en nazisme; tragisch ook omdat hij lang daarvoor, in 1926, een gedicht geschreven had waarvan niet alleen de titel maar ook de twee eerste strofen frappant overeenkomen met die faliekant afgelopen zeereis. Het gedicht, De overtocht, en mijn bespreking ervan, heb ik eerder al in De Laatste gepubliceerd.
Marsman is een van de zeldzame dichters die me al van jongs af heeft weten te inspireren. Zijn gedicht Lezend in mijn boot verhaalt dat ene moment in je jeugd, waarop alles perfect is: het boek dat je leest, de boodschap die je aanspreekt, het weer, de sfeer, de dag die samen met het leven aanbreekt, het nog jonge lijf… Zo’n moment beleef ik als lezer telkens weer wanneer ik Marsmans Lezend in mijn boot lees, waarin de dichter me meegeeft dat het in ’t leven niet om geldgewin gaat (De Vliegende Hollander), maar om ’t genot van ’t schrijven. En dat je al schrijvend de goden moet uitdagen.
Ik ben met dat gedicht aan de haal gegaan. In Mijn vriend Hendrik Marsman ga ik met de dichter mee in z’n boot. Terwijl Marsman me uit De Vliegende Hollander voorleest, klief ik met jonge mannenarmen de golven. En ik steel, zoals Bob Dylan van zijn inspirators steelt. Net als in Lezend in mijn boot ruik ook ik in mijn gedicht de teerlucht en ook bij mij sneeuwt de hemel licht.
De zee is nog zo’n gedicht van Marsman dat me danig geïnspireerd heeft en ook dat heb ik ooit ten nutte van mezelf aangewend. Ik kan vandaag nog steeds de openingslijnen ervan uit het hoofd reciteren: ‘Wie schrijft, schrijv’ in den geest van deze zee / of schrijve niet; hier ligt het maansteenrif / dat stand houdt als de vloed ons overvalt / en de cultuur gelijk Atlantis zinkt (…)’ Waar, wanneer en waarom ik dat gedicht gebruikt heb, weet ik niet meer, misschien is dat maar goed ook.
Flor Vandekerckhove

donderdag 20 juni 2024

Hoe schoon was de Gentstraat


BREDENE — Voor het eerst zie ik welke mooie huizenrij dat in oorsprong is: sterk gelijkende woningen en toch individuele verschillen. Op de postkaart staat Breedene, met dubbele klinker, van welk jaar dateert de foto dan? Die huizen — of moet ik zeggen sommige? — hebben namen, het huis op de voorgrond heet Duinbloem, weet ik van Hugo Pauwels die daar zijn jeugd doorbrengt. Een plakkaat op de gevel van het tweede huis leert ons dat pension Jean daar in die tijd al uitgebaat wordt, de recente foto toont ons een extra verdieping op het huis dat nu in appartementen is verdeeld.
Ik probeer de schoonheid van die huizenrij in een hedendaagse foto te vatten, maar slaag er niet in. Al de foto’s die ik daar die middag schiet, getuigen van slijtage die ouderdom teweegbrengt, ze tonen een straat getekend door de tijd, vooral de balkons hebben danig afgezien. Of komt het doordat het die dag ferm regent en is 't de regen die een domper op de straat zet?
Ik overdrijf geenszins als ik zeg dat ik duizenden keren door die straat gestapt, gelopen en gefietst ben, naar de merceriewinkel Au Printemps, naar onze maat Hugo, met braadkippen naar L'Aurore, de Cosmo, de pensions Toerist en Concordia… Ik ben er zoveel keer gepasseerd dat ik mij daar nog als kind zie lopen, nu nauwlettend gevolgd door mijn oudere, gepensioneerde ik die, net als de huizenrij in de Gentstraat, zichtbaar onder ouderdomsslijtage lijdt. Iets soortgelijks, stel ik me voor, overkomt ook Octavio Paz in zijn spooky gedicht De straat.
Flor Vandekerckhove

(°)

(°) En zoals steeds: suggesties om de vertaling te verteren worden in dank aanvaard. liefkemores@telenet.be.


Octavio Paz. The Collected Poems of Octavio Paz. 1957-1987. 688 ps. Uitg. New Directions. 1991.

woensdag 19 juni 2024

Brief aan een jonge schrijver

Gisteren postte ik hier een berichtje waarin ik iets zei over brieven van Amélie Nothomb aan jonge schrijvers. Daarin vermeldde ze Brieven aan een jonge dichter van Rainer Maria Rilke en zelf voegde ik er een verwijzing aan toe naar Aan een jonge romanschrijver van Mario Vargas Llosa. ’t Wordt tijd, rondde ik af, dat ik dat ook eens doe, zo’n brief schrijven aan een jonge schrijver. Ik werkte er vannacht een beetje aan door en dit is wat ik aan zo'n jonge schrijver te zeggen heb.


IN 1988 startte ik, samen met Yvon Kermmarec, in Oostende een nietig tijdschriftje met torenhoge literaire pretenties. Nog geen twee jaar later kwam mijn eerste verhaal in een gerenommeerd literair tijdschrift terecht. in 1991 verscheen een eerste bundel, een jaar later mijn eerste roman. Sindsdien ben ik, zij het altijd in de marge, blijven publiceren, nu al zesendertig jaar, bijna dertig boeken, de lijst staat hier. De ervaringsdeskundige die ik ben, zegt u: niemand koopt dat! Bij twee van m’n boeken geraakte de uitgever tot duizend, m’n recentste roman, Amandine, leverde me regionale televisie op, een interview op nationale radio Klara, een bladzijde in De Standaard… en stokte op 700. Andere boeken verkochten voor geen meter. 
Ja, je eersteling vindt een weg naar familie, buren, vrienden en cafékennissen, maar die kopen dat boek uiteraard om van je gezeur af te zijn. Al zeggen ze het tegendeel, geen van hen leest dat. Waarom zouden ze ook? Verhalen vind je overal, elke dag staat de krant er vol van, het internet is een almaar aangroeiende vergaarbak van verhalen, poëzie ligt overal voor ’t rapen. Het aanbod is tig keer groter dan de vraag. Welke zin heeft het om die berg nog hoger te maken?
Voor de roem? Weet dat je gedoemd bent om, zoals een kermiscoureur, rondjes rond de kerk te rijden. Voor het geld? Schrijvers die zeggen van hun pen te leven zijn er veelal die van hun partner leven of van de staat, enkele zijn rijk van thuis uit. Wat geldt voor Vlaanderen geldt ook voor de Verenigde Staten, zoals de interessante site bookstat leert: 2.658.568 titels verkochten daar in 2020 minder dan 1.000 exemplaren, 96% van het Amerikaanse fictieboekenaanbod verkocht voor geen meter, er valt niet van te leven!
Wat kan je doen? Eén: je luistert naar de raad van Charles Bukowski in So You Want To Be A Writer. Of twee: je wordt een hobbyist, literaire variant van de kermiscoureur, soortement zondagsschilder. Je wordt het soort mens dat anderen verveelt met z'n reisdia’s — geeuw geeuw. Als ik de schrijversvloed in mijn onmiddellijke omgeving overschouw, zie ik maar één uitzondering: Kathelijn Vervarcke die in ’t verleden van haar omgeving delft naar wat onterecht begraven werd, dat al schrijvend weer naar boven spit en er literatuur van draait, in ’t beste geval experimenterend met anderen, bijvoorbeeld met haar leerlingen. (Niet dat ik al een van haar werken tot mij genomen heb hoor.) Of drie: zelf ben ik voor Louis-Ferdinand Céline waar die zegt: ‘Er zijn genoeg verhalen op straat: ik zie overal verhalen, veel politiebureaus, veel gevangenissen, veel van onze levens. Alleen schrijvers die een stijl hebben interesseren me; als ze geen stijl hebben, ben ik niet geïnteresseerd. En het is zeldzaam, een stijl, meneer, het is zeldzaam.’
Eind 2013 neem ik een beslissing: ik verlaat het kermiscircuit en beperk me tot op ’t internet gerichte stijloefeningen. Schrijven doe ik sindsdien alleen op een regelmatig bijgewerkte website, een digitale plek die tot een vloeiend schrijfproces uitnodigt, startend van een tekst die voorlopig is, evolueert, naar elders verwijst (de link⇲), die het verhaal niet versteent, zoals een papieren boek dat uiteraard wel doet; sindsdien voeg ik beeld en klanktoe aan wat ik schrijf; ik experimenteer met korte teksten die de surfende blik van de internetlezer bij ’t verhaal houden… De Laatste Vuurtorenwachter is een digitale werkplaats waarin ik, als ware ik een alchemist der letteren, de dingen meng: publiek dagboek en verhaal; essay en kladwerk; eenmanskrant en poëzie… Alles in de smeltkroes, hopend dat er goud van komt, verhaal zoekend in handpalmverhalen, drabbels, eenparagraafverhalen, provoverzen, prozagedichten,  driezinnenverhalen, oneliners en mini-essays zoals De blogger en de literaire markt dat cirkelt rond de vraag waarom dit alles in het literaire veld onopgemerkt blijft.
Flor Vandekerckhove

dinsdag 18 juni 2024

Amélie Nothomb en ik


WE HEBBEN iets gemeen, Amélie Nothomb en ik: we lezen elkaars boeken niet. Na deze pretentieuze openingszin haast ik me eraan toe te voegen dat er voor de rest alleen maar verschillen zijn: zij is een succesauteur, ik ben een minor writer; zij is kosmopoliet, ik ben een provinciaal; zij gebruikt nooit internet, ik schrijf alleen digitaal; de jonkvrouw beweegt zich in hogere kringen, ik beweeg me langs de vloedlijn; we dragen verschillende hoofddeksels… Wanneer ik dan onverwachts ontdek dat ik het met haar eens ben, wijd ik daar een stukje aan.
‘Er bestaat een misverstand over literatuur (…) De essentie van literatuur is de daad van het schrijven zelf. Als je dat niet snapt dan ben je verloren. Rainer Maria Rilke heeft dit inzicht subliem verwoord in zijn Brieven aan een jonge dichter. Rilke heeft me de literatuur leren kennen en heeft me het recht gegeven om te schrijven. Als je de rilkiaanse essentie van het schrijven niet begrijpt, hou er dan meteen mee op.’ (°)
Daar moet ik niets aan toevoegen, tenzij misschien deze verwijzing naar iets wat ik meer dan tien jaar geleden al in De Laatste postte: Waarover ik het met Mario Vargas Llosa eens ben. Nothomb, Rilke, Llosa… 't Wordt tijd dat ik dat ook eens schrijf, zo'n brief aan een jonge schrijver. (Kortelings op dit scherm.)
Flor Vandekerckhove

(°) DSL, 15 juni 2024.

zondag 16 juni 2024

Eindelijk iets over politiek

De president van Argentinië en zijn hond Conan (†).



U VRAAGT: ‘Waarom lees ik in De Laatste Vuurtorenwachter nooit iets over de oorlog in Oekraïne? Waarom vinden wij in de blog niets over de Israëlische agressie in Gaza? Waarom verblijdt u ons niet met uw commentaar op de recentste verkiezingsuitslagen?’ Ik antwoord met een wedervraag: ‘Dat doet iedereen, waarom zou ik daar nog iets aan toevoegen?’ Daar vervolgens aan toevoegend: ‘Naar mij luistert toch niemand, en wel hierom.’
Toch is er soms een detail op het wereldpolitieke toneel dat mijns inziens meer aandacht verdient, zoals datgene wat volgt. Eind verleden jaar werd Javier Milei in Argentinië tot president verkozen. In de krant lees ik dat de president ervan overtuigd is dat God persoonlijk tot hem spreekt via zijn overleden hond Conan. Daar wil ik dan meer over weten en dat staat naar verluidt in een biografie over de president, onder de titel El loco, de zot. Helaas voorlopig alleen in ’t Spaans, nergens vind ik een Engelse, Franse of Nederlandse vertaling. Gelukkig vogelde het Amerikaanse blad Time eerder al uit wat er aan de hand is: 
Het begon allemaal toen Milei in 2004 een Engelse mastiff adopteerde met de naam Conan, verwijzing naar de film Conan the Barbarian uit 1982. (…) Toen Conan in 2017 stierf, bezocht Milei een medium om met zijn overleden geliefde huisdier te communiceren. In dat telepatische gesprek vertelde de hond dat God wilde dat z'n baasje president zou worden. Volgens een Argentijnse krant gelooft Milei trouwens dat hij en Conan elkaar meer dan 2000 jaar geleden voor het eerst ontmoetten als gladiator en leeuw in het Romeinse Colosseum en dat de twee niet vochten omdat ze voorbestemd waren om in de toekomst hun krachten te bundelen. In 2018 liet Milei Conan klonen, zo beweren geloofwaardige nieuwsbronnen als Reuters en de New York Times, wat resulteerde in vijf puppy's, die Milei naar de oorspronkelijke Conan noemde en naar de economen Murray Rothbard, Milton Friedmanen Robert Lucas Jr. Argentijnse kranten schrijven dat de president de honden in staatszaken regelmatig consulteert.

zaterdag 15 juni 2024

De vrede van wilde dingen



’t IS NIET voor ’t eerst dat ik een gedicht van Wendell Berry vertaal. In 2020 deed ik het met zijn Manifesto: The Mad Farmer Liberation Front, in 2021 vertaalde ik diens How To Be A Poet. Vandaag voeg ik daar een derde gedicht aan toe: The Peace Of Wild Things. Wie wil horen hoe de dichter het declameert klikt hier. (Flor Vandekerckhove)


[Wendell Berry. The Peace of Wild Things And Other Poems. 121 ps. Uitg. Penguin. 2018.]


vrijdag 14 juni 2024

Collateral damage in Saint-Lô

Links: De lichamen van de burgerslachtoffers teruggevonden in de ruïnes na de bombardementen van 6 juni 1944 werden op ’t kerkhof van Saint-Lô in een perk samengebracht. Rechts: bewijs van mijn aanwezigheid op 5 juni op Omaha Beach, daags vóór ons koningspaar.


IN Uitpersstaat op 12 juni een bijdrage van Francine Mestrum, met als titel Oorlogstoerisme. Ze heeft het daarin over het toeristische aspect van de herdenking, 6 juni, Omaha Beach in Saint-Laurent-sur-Mer, Normandië. Ze uit kritiek: ‘De souvenirs gaan over de toonbank, kassa kassa, tienduizenden toeristen zijn er, een hotel kost al gauw 300 of 400 euro, afijn, een heel gewoon hotel.’ Ik voel me een beetje aangesproken, want ik was daar ook. Althans op de vooravond van de plechtigheden.
Dat zat zo. Tania wandelde op 5 juni een stuk van de GR21 af, daarover bracht ik al verslag uit in Met Berthe Morisot boven op de klif. De wandeling stopte in Senneville-sur-Fécamp, en tijdens het avondmaal kwamen we tot de verkeerde conclusie dat Omaha Beach niet heel ver rijden was. Wij daarheen… om te constateren dat ’t daar zwart van ’t volk zag, nog zwarter van in soldatentenu verkleed mannenvolk dat zich per vintage Jeep verplaatste, en ’t zwartst van al van de gendarmen, want ja, er werd ’s anderdaags wel heel chic volk verwacht. Omdat we er niet op gekleed waren verzamelden we vlug enig fotografisch bewijs van onze aanwezigheid, om daarna ver van al dat herdenkingsgeweld in slaap te vallen. 
Onze passage in Omaha Beach was al te vluchtig geweest om er een stukje te kunnen aan wijden, maar nu doe ik het toch, omdat Mestrum in Uitpers iets schrijft wat ik niet wist. 
Niet ver weg van die stranden, werd op dezelfde 6 juni 1944 Saint-Lô plat gebombardeerd door de geallieerden. Want de Duitsers stuurden versterkingen en die moesten afgeremd worden. Dus, we bombarderen een paar dorpen, tant pis voor de burgers die er wonen. Er werden wat vlugschriften uit de vliegtuigen gegooid, maar die belandden tien km verder en veel te laat. Er vielen 350 tot 500 doden, velen werden nooit gevonden of herkend. Op het kerkhof grafstenen met ‘beenderen gevonden in de kerk’, ‘resten gevonden in de bakkerij’…