vrijdag 29 september 2023

Hoe luidt de titel in ’t Japans

Drie keer 't zelfde boek, drie keer andere titel.


IN M'N LITERAIRE compostbak steek ik werk van en over Haruki Murakami, hij wordt de centrale figuur waarrond mijn oktoberessay zal cirkelen. Uit mijn boekenkast haal ik ‘Waarover ik praat als ik over hardlopen praat’, memoires. In die kast zit ook Kangoeroecorrespondentie. In ‘Hardlopen’ vind ik veel omgeplooide hoekjes, strepen, notities en er is een blogpost: Haruki Murakami en ik. Kangoeroecorrespondentie daarentegen is maagdelijk schoon, een slecht teken.
Uit de openbare bibliotheek haal ik Murakami en het gespleten leven, werk van filosoof Ype de Boer. Geen idee of het bruikbaar is. Zeker bruikbaar is Een kat achterlaten. Herinneringen aan mijn vader, memoires in de vorm van korte verhalen. Omdat Murakami en ik Beatlesfans waren, kan ik wellicht iets aanvangen met With the Beatles. Uit de bib haal ik ook Romanschrijver van beroep, merkwaardige titel; ik kom erop terug.
Wat ik niet in de bib vind, en toch denk nodig te hebben, haal ik als e-boek in huis. Absolutely on Music: Conversations: e-boek 8,51 € (papieren versie: 12,92) en The T-Shirts I Love: e-boek 11,61 € (papier: 18,30). Het eerste is een interview, het tweede bevat memoires. 
Dan valt mijn oog op Novelist as a Vocation, waaronder staat: Romanschrijver van beroep. Dat is waarlijk hetzelfde boek, het ene Engels, het andere Nederlands, maar ze hebben niet dezelfde titel, roeping (vocation) en beroep zijn geen synoniemen hé. Mijn oktoberessay cirkelt juist rond de spanning beroep-vakmanschap-roeping-amateurisme, daardoor is dat wel interessant: hoe komt het dat het Engelse vocation in ’t Nederlands beroep wordt? 
Ik probeer het uit te vissen. In ’t Japans heet het boek Shokugyō to shite no shōsetsuka. Ik zet Google Translation aan ’t werk. Die kan met Shokugyō en shōsetsuka geen weg. Wanneer ik die golfjes van de ō weghaal, krijg ik wel een vertaling. In ’t Japans luidt de titel niet Novelist as a Vocation en evenmin Romanschrijver van beroep. Als Google gelijk heeft staat daar 'Verschillende theorieën over gekleurde vissen'. Wat zegt ge daarvan?!

donderdag 28 september 2023

Waarom ik vandaag niet op de afspraak ben

Johan’s Lodge in de Vlaamse Ardennen. Rechts: gastheren Kader en Freddy.


Vandaag gaat een reünie door, een bijeenkomst waaraan ik dacht te participeren. Ik regelde Tania’s auto, maar ze heeft die plotsklaps en onverwachts nodig. Kan gebeuren, ’t is haar auto en haar werk. Prioriteiten. Ik bekijk het publieke alternatief op de routeplanner. De lunch haal ik al niet meer. Als ik zelfs maar rond 14 uur in de Lodge wil geraken, moet ik meteen de tram nemen. In Oostende heb ik om 11.42 u een trein naar Gent-Sint-Pieters, waar ik om 12,25 een andere naar Ronse neem. Ben ik om 12,55 u in Oudenaarde. Daar wacht ik op de trein naar Kortrijk en stap af in ’t station van Zottegem, zoek er perron 5 van de bushalte, om de 40 te nemen die me 11 haltes later op de Boekellaan van Sint-Blasius-Boekel afzet. Ik tel het nog eens na: 1 tram,  3 treinen, 1 bus. Dan bekijk ik de terugweg die me leert dat ik pas om 22.18 u weer thuiskom. Ruim twaalf uur onderweg voor wat een blitzbezoek wordt, ik laat de kelk aan mij voorbijgaan. 
Spijtig, ik had Eric met een gedicht willen inleiden, ik had Rita, Greta en Eddy nog eens willen zien en ik wilde Josiane en Rik een beetje beter leren kennen en Sus ook; en ik had vooral een mooie middag naast Ida willen doorbrengen, kijkend naar iedereen die ‘k nog niet vernoemd heb.
Maar je hoort me niet klagen. Ik kijk naar buiten, de lucht klaart op. Vanmiddag wandel ik, zoals elke dag, 
over en weer, twee keer veertig minuten, naar de vuurtoren, iets waartoe mrs Ramsey in To the Lighthouse nooit de kans gekregen heeft.
Dan is er dit nog: dat Tania vandaag haar auto nodig heeft, herinnert me opeens aan een gelijkaardig voorval in de intens militante jaren zeventig. Toen waren er andere prioriteiten, toen hing daar een huiselijk drama aan vast, dat moet ge zeker lezen: Roltabak van Harelbeke.
Flor Vandekerckhove

woensdag 27 september 2023

Vijf geïnspireerd door Lange Nelle

Wie in ’t licht van de vuurtoren opgroeit, wordt er blijvend door geïnspireerd. Bij mij resulteerde dat al in een gedicht, een essay, in een herinnering, een literaire beginselverklaring en een verhaal. (Flor Vandekerckhove)


  1. Gedicht. In de vuurtoren test de vuurtorenwachter zijn laatste internetaankoop, een schommelstoel. Intussen vergaat de wereld: Mijn laatste internetaankoop
  2. Essay. Wat is dat eigenlijk, wat mensen met vuurtorens hebben? Ik ga te rade bij William Turner en Virginia Woolf: Op zoek naar het vuurtorengevoel
  3. Verhaal dat al in 1988 gepubliceerd werd, in het eerste nummer van cultureel tijdschrift Vivaldi. Enkele dagen geleden stond het ook in de blog. De vuurtorenwatcher
  4. Herinnering aan onze kinderjaren. Vuurtorens staan voor ‘geborgenheid’, voor ‘licht in de duisternis’, voor de zekerheid dat er een thuis(haven) is: Kent u het vuurtorengevoel
  5. Poëtica. Van deze literaire beginselverklaring bestaan ook politieke, sportieve, landschappelijke en psychosomatische varianten, maar die zijn voor later.: Mijn poëtica

De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. 

Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.





dinsdag 26 september 2023

Nonkel Miels Pruimtabak en Nina Simones 'sjieke'

Links. Warren Ellis, rechterhand van Nick Cave, hield Nina Simones kauwgom bij. Midden: op de foto wordt de kauwgom met respect op een museumsokkel geplaatst. Rechts: Ann Demeulemeester weet er verder wel raad mee.


Stel: als kind leg ik een pruim van nonkel Miels tabak aan de kant, dat plukje koester ik vervolgens als was 't een relikwie en nu, op hoge leeftijd, schrijf ik er een boek over: Nonkel Miels pruimtabak. Denkt u dat zo’n boek enige aandacht zou krijgen? Anders gaat het eraan toe als die nonkel Nina Simone heet, de pruimtabak een sjieke is en de schrijver Warren Ellis. (°) Zo’n boek vangt massa’s aandacht, en dat gebeurt telkens opnieuw als het in een andere taal verschijnt; een overvloed aan recensies en interviews die niets anders dan verdoken advertenties zijn. Of het leven zoals het is in het kapitalisme. Ik trap niet in de promotieval en waak er wel over dat ik het niet koop.
Nu ligt het boek in de bib. Ik neem me voor om er een stukje over te schrijven terwijl ik weer naar huis spoor. Terwijl de tram in Oostende over de Tettenbrug rijdt, noteer ik enkele passages uit Ellis’ dagboeknotitie van 4 juli 2020. Dit staat waarlijk op de bladzijden 190-193 van dat boek: 
‘Ann Demeulemeester sms’te me dat ze een plan had ontwikkeld om [van die kauwgom dus] een sieraad te maken.’ Geen broche: ‘Als je die op een jasje zou dragen, zou het sieraad niet langer in de nabijheid van je lichaam zijn als je het jasje zou uittrekken. Instinctief voelde ze dat zoiets kostbaars dicht bij het lichaam gedragen moest worden.’ Dus kiest ze voor een ring: ‘De kauwgom zou zich dicht bij de huid bevinden.’
Van de weeromstuit krijgt ook Warren Ellis een idee. Hij wil van de kauwgom een beeld maken, zodat ‘mensen in de nabijheid van de kauwgom kunnen zijn.’ Ook daar wil Ann Demeulemeester aan meewerken. Warren Ellis: ‘Ik vroeg Ann hoe het kwam dat ze zo’n band voelde met de kauwgom. Ze zei tegen me dat de kauwgom dezelfde uitwerking had als een muziekstuk of een kunstwerk dat haar zo ontroerde dat het alle begrip te boven ging. De unieke overdracht van creatieve energie. Een manier om te communiceren, om Nina’s energie in de wereld te verspreiden. Ze zei dat ze moest denken aan aan het gedicht ‘Howl’ van Allen Ginsberg. Ik vroeg haar welk gedeelte van ‘Howl’. Ze antwoordde: Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy!’
Wanneer de tram aan de halte Duinenplein van Bredene stopt, is mijn stukje over het kauwgomboek klaar. Stappend naar huis overdenk ik hoe de tiende en de dertiende eeuw nog altijd in deze eenentwintigste present tekenen: de Lijkwade; de Heilige Tuniek; de Zweetdoek; het Kleed van de Maagd Maria en de kauwgom van Nina Simone. Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy! Holy!


 (°) Warren Ellis. Nina Simone’s kauwgom. 2023. Uitgever Lebowski. 208 pagina’s. Vertaling in ’t Nederlands Frans Reusink.

maandag 25 september 2023

De man met de zeis is een borstelmaker

Ge weet: ik experimenteer graag met vormen en genres. Zo ben ik 200 driezinnenverhalen aan 't schrijven. Iets soortgelijks doe ik met oneliners, gedichten van maar één zin lang. In 2023 voeg ik daar nog een (voor mij) experimenteel genre aan toe: het prozagedicht: ’t Ziet eruit als proza, maar er is plaats voor ongeloofwaardige dingen en ontregeling; prozagedichten mogen inconsequent en onbegrijpelijk zijn.  En ’t is moeilijker dan het lijkt.

www.youtube.com/watch?v=8NKafpb5r7I

[350]


De man met de zeis is een borstelmaker — Overal kun je onverwachts de uil tegenkomen, vandaag zie ik er een naast me staan, op tafel. Hij bezorgt me een nare boodschap, hij kondigt de dood aan. Hij is als een koude tocht die me uit kille kelders toe komt waaien, ik herken de ijselijke adem van de man met de zeis, Pietje de Dood. Ik voel het aan ’t klotsen van mijn darmen, ’t is Magere Hein die me in de rug aan ’t naderen is. Veel tijd rest me niet. Daarom bel ik aan bij Frans Slimbroeck, borstelmaker uit Gentbrugge. Hij vent met borstelstelen, roepend: ‘Gruute stelen, klaane stelen, moar gruute stelen ’t miest.’ En ik vraag hem om me mee te nemen, op zijn ronde met borstels, doorheen ’t land, gedwee als als een lammeken aan zijn handen. En hand in hand, hij met 'nen doedelzak en een ongekende goedheid, en ik met een panderken gevuld met woorden, en den reuk van den dood in mijn kleeren, gaan we in den avond en den motregen, zwijgend over de zachte, oneindige, stille heide. ‘Da’s schoon gezegd’, zegt Frans, ‘’t lijkt sterk op iets van Felix Timmermans.’ ‘Ken jij Felix Timmermans?’ vraag ik. ‘Zeker,’ zegt Frans, ‘ik ken alle dode schrijvers.’ Pas nu begrijp ik waarom ik in ’t uur van mijn dood Frans Slimbroeck opzoek. Wie had ooit kunnen denken dat Slimbroeck de man met de zeis is, een borstelmaker? Frans voelt mijn gedachten en heeft meteen zijn antwoord klaar: ‘Wie had ooit kunnen denken’, zegt hij, ‘dat gij met iets van Felix Timmermans zoudt eindigen?’

De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. 

Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.


zondag 24 september 2023

Ingres, Erró en Pias

Linksboven: Erró. Chinese Petroleum. 1978. Pop Art. Collage on Paper. 29.2 × 29.2 cm. Rechtsboven: Jean-Auguste Dominique Ingres. L’Odalisque à l’Esclave. 1858. 72 x 100 cm. Onderaan: Pias. Zonder titel. 1993. 130 x 130 cm. (Foto Marc Victor)


In een tijdschrift dat ik in de wachtzaal van de tandarts doorblader, valt mijn oog op een collage van popartkunstenaar Erró. Daarin verenigt hij een socialistisch-realistisch tafereel — petroleumontginning onder de daadkrachtige leiding van de Chinese communistische partij — met een oriëntalistisch schilderij van Ingres. Het onverenigbare verenigd! Het werkje van Erro maakt indruk op me en ik scheur het blad uit het tijdschrift (ja, ik ben een ploert.)
Dat blad bewaar ik nog wanneer ikzelf begin te schilderen en ik heb het ook nog wanneer ik in 1989 besef dat ik me op ’t schrijven moet toeleggen: ik neem afscheid van de schilderkunst. Omdat galerie Peperbusse nog wel exposities van mij verwacht, richt ik met Annie Vanhee kunstenaarsduo PIAS (Paint It Again Sam) op: Annie maakt schilderijen die ik bedenk (dat klinkt ietwat pretentieus, maar ’t is wel waar.) De samenwerking leidt tot een aantal exposities met een groot Fluxus-gehalte. Ik herinner me een tentoonstelling met alleen maar pastiches, onder de titel P.O.T.K., Prijs Overeen Te Komen; er is een tentoonstelling waarop mooi geschilderde marines verknoeid worden door er bootjes in papier-maché op te kleven; wanneer het Pias-atelier van de Oostendse Oosteroever naar Bredene-Dorp verhuist, volgt een expositie getiteld Alleen maar koeien… Inspiratie komt er ook van de nog steeds gekoesterde Erró-collage. In een naamloos schilderij (130 x 130 cm) voegen we een Vlaamse dimensie toe aan Erro’s postmoderne spel van socialistisch-realisme en oriëntalisme: de maoïstische voorman van Erro vervangen we door Johan Vande Lanotte, toenmalig volksvertegenwoordiger, die zijn vruchtbaarheid over ’t land spuit; de haremvrouw wordt zeemeermin. Van dat schilderij heb ik geen kleurenfoto, maar ik vind wel een krantenknipsel (10 september 1993) waarin Johan Vande Lanotte het schilderij komt bewonderen, in ’t atelier op de Baelskaai, in het huis naast de vuurtoren.


P.S.: PIAS is ontbonden, Annie Vanhee is ook vandaag nog actief als schilder.

zaterdag 23 september 2023

Een nabeschouwing: Dikke Matille, Patrick Lagrou en Hugo Claus

Links: 1955. Het beeld van George Grard⇲ wordt op de sokkel naast het kursaal geplaatst. Sindsdien is het in Oostende onderwerp van beroering.

[Dit stukje ligt al enige tijd op publicatie te wachten. Ik stelde het uit tot de wind rond de Oostendse Dikke Matille was gaan liggen, ik wachtte tot na de beslissing van het schepencollege over de toekomstige plaats van het beeld.]

Doordat ik De Laatste Vuurtorenwachter ook via Facebook propageer, klik ik al eens op dat sociaal medium. Telkens weer valt het me op dat auteur Patrick Lagrou daar druk in de weer is met het speuren naar volks ongenoegen, om er vervolgens met goedgeplaatste memes het voortouw in te nemen. Hij slaagt daar ook wel in, z’n memes genieten grote populariteit.
Een schrijver kan uiteraard deelnemen aan het maatschappelijk debat en zich daarin engageren, veel auteurs gaan Lagrou daarin vooraf, George Orwell ter linkerzijde bijvoorbeeld, Ferdinand Céline op rechts, maar dat engagement laat telkens wel indrukwekkende literaire sporen na, wat Lagrous memes geenszins doen. Lagrou onderscheidt zich op FB niet van de overvloed aan FB-roeptoeters die aan een scheve zin genoeg hebben. 
Als Lagrou dan toch zo graag op FB toeft, heb ik een uitdaging voor hem. Kan hij daar aan literatuur doen? Op twitter is het mogelijk met twitteratuur, in de weblog doe ik het met handpalmverhalen
poëtische oneliners en het mini-essay, genres die rekening houden met de beperkte aandachtsboog die het internet bij lezers veroorzaakt. Het internet biedt dus echt wel literaire mogelijkheden, maar kan Lagrou op FB literatuur produceren?  
Vindt Patrick Lagrou bijvoorbeeld dat het Oostendse standbeeld De zee moet blijven waar het ligt? Dat hij het roeptoeteren aan anderen overlaat, daar is op FB echt geen gebrek aan. Concentreert hij — een schrijver toch — zich niet beter iets wat niemand hem voordoet? Kan hij literatuur produceren die met FB matcht? Stel je voor!
Er zijn, ook met Dikke Matille, antecedenten die Lagrou leren dat het anders kan dan met goedkope memes. Over het standbeeld in kwestie schrijft Wim Noordhoek op 11 juli 2015 in zijn Avondlog. ‘Je rijdt recht op haar af als je Oostende binnenkomt, op weg naar zee. Ze was ook bedoeld als baadster, liggend aan zee. Maar nu ligt Dikke Mathille in een vijver naast het Leopoldspark, na een bewo­gen bestaan.’  Daarna vertelt de Nederlander over de verhuizing van het standbeeld, niet de betwiste (en inmiddels afgewende) verhuizing van nu, maar deze van 1964. Het beeld ’van George Grard (1901-1984) werd rond 1949 in brons gegoten en op 29 april 1955 aan de oostkant van de Kursaal geplaatst. Aan zee. De Oostendenaars doopten haar 'Dikke Mathille'. En meteen kwam er discussie over deze naakte vrouw 'met loerdige vormen'. Katholieke studenten schilderden haar een broekje aan. Vandalen probeerden haar met een krik van haar voetstuk te lichten om haar te laten neerstorten op de dijk. Zodat de gemeenteraad haar in 1964 op een meer discrete plaats legde, in het Leopoldpark. Vaak nog gooit men kilo's waspoeder in het bassin zodat Mathille verdwijnt in een metershoog schuimbad.’ 
Waarna hij Hugo Claus citeert, die zich nooit verlaagd zou hebben tot het schrijven van soortement memes.
Eens lag zij gewend naar de zee
Gereed met haar goddelijke reet.
Jeugdgroeperingen gooiden stenen naar haar ogen
of verfden haar buik in de menie.
Heren der gemeente interpelleerden want zij beefden
omdat haar ‑ en hun ‑ schaamte zichtbaar was.
"Want is dit, heren, tegenover de vele vreemden
die in onze stad roulette komen spelen
het beeld van onze vrouwen,
dit krolse vlees, deze kronkelende wilde?"
Mondgemeen noemt men haar de dikke Mathilde.
Zij ligt nu lager, in een plantsoen,
en wordt niet meer aangeraakt.
Alsof de verblufte weerzin door haar nabijheid stokt,
alsof de glans van haar flanken verschrikt.
Zij ligt schotvrij voor de gapers,
zij wekt de kei in hun kruis
en in hun blik het gebed: "O, gebenedijde, o mocht ik u 
ongestraft berijden."

donderdag 21 september 2023

Ik roep uw hulp in

 Pagina uit het trouwboekje van mijn ouders. Inzet links: vergroting van de tekst onder ‘Aanmerkingen’ naast mijn naam. Rechts: vergroting van de tekst onder ‘Aanmerkingen’ naast mijn zusjes naam.


Zolang ge u niet laat ontdopen, stelt ge u daar geen vragen bij, maar op 18 september stuur ik een mail naar het bisdom met het verzoek dat alsnog te doen. Ik voeg een fotokopie toe van het trouwboekje van mijn ouders, dat vermeldt ook de ‘kinderen uit het huwelijk gesproten’. Tweede in de rij is mijn vroeg gestorven zusje, zij wordt voorafgegaan door mezelf. Naast onze namen: geboorteplaats en -datum, gevolgd door drie rubrieken. ’t Is me hier om de laatste rubriek te doen, ‘Aanmerkingen’.
Daaronder staat bij mijn zusje: babtizata Oostende die 10/11/1956 ab emminens paroiauleum a furore Ragina. Getekend: A. De Bouvery Pastor. Er zijn enkele woorden die ik misschien verkeerd kopieer, maar Google Translation vertaalt toch uit het Latijn: ‘gedoopt te Oostende op 10/11/1956 door pastoor A. De Bouvery.’ Rob Tas leest daar 'bijna zeker dat het om een 'nooddoop' gaat van Myriam Arlette door een zuster Regina en bevestigd door pastoor Arnold de Bouvery. Als ik goed vertaal', zegt Rob Tas, 'staat er: in dreigend gevaar (imminens periculum) gedoopt door zuster Regina.'
Bij ‘Aanmerkingen’ naast mijn naam staat iets anders. Daar lees ik: Bvi in d. mat. S. Monicae Ostendae die 20-2-1949. Getekend: E. Evrard. Vic. Ik ging ervan uit dat ook die melding mijn doopsel markeerde, in de materniteit (S. Monicae Ostendae), maar een lezer merkt op dat ik daar dan toch wel erg lang blijf, van 12 tot 20 februari. Bovendien, zegt die lezer, is 20 februari 1949 een zondag, waarbij hij zich de vraag stelt of er op zondagen wel gedoopt wordt.
Zelf herinner ik het me niet en aan de bisschop kan ik het nu ook niet meer vragen, want ik heb hem nog maar pas die ontdopings-brief gestuurd, maar misschien weet gij het: Wat betekent de afkorting Bvi? En wat betekent dat Vic onder die Evrard? Ik googel een beetje en vind dat vicaris in de katholieke kerk de plaatsvervanger is van de pastoor; vicaris is ook bij sommige orden de onderoverste van een klooster en ten derde is vicaris de benaming van de geestelijke die verbonden is aan een vicarie; als ik ’t goed begrijp is de kapel van de materniteit misschien wel 
zo’n vicarie. Was Evrard daar de vicaris en heeft die mens me op 20 februari 1949 gedoopt? Is Bvi dan de afkorting van Babtizati Vicaris, gedoopt door de vicaris? Of zoek ik dat te ver? Help mij hier eens uit als ge wilt, zodat ik de bisschop kan helpen als hij me om meer uitleg vraagt. 
Intussen komen behulpzame antwoorden binnen. Luc Blomme weet me te zeggen dat een vicaris een onderpastoor is. Weet iemand waar die Evrard in 1949 onderpastoor was? Frans Loo leest in die aantekening 'Bewijs van doop door de waarnemende geestelijke in de materniteit van St. Monica'. Helpen doet heel zeker Jef Passchyn die me schrijft: ‘Voor zover ik dat kan achterhalen is EH E.Evrard verbonden geweest aan Sint Petrus en Paulus kerk. Hij was tevens aalmoezenier van de visserij. Onze zoon is in 1974 geboren in Monica. Verbleef er van 14 tot 23 februari en is gedoopt op zondag 22 februari, ook in Monica. Dus jouw geval is niet abnormaal…' Ook Daniël Eyland laat weten dat een verblijf in de materniteit van 12 tot 20 februari in die tijd normaal is. En hij voegt er een lijst met priesters aan toe, waarop ook een E. Evrard vermeld staat, ik plaats de lijst hieronder. Op den duur ga 'k er meer van weten dan het bisdom. Geert Barbier ziet staan: Baptivi in divina maternitate santa monica Ostendae die 20/21949. Rob Tas bevestigt: Bvi staat voor baptisavi = ik heb gedoopt. 



woensdag 20 september 2023

Dylans ophefmakende optreden tijdens Newport Folk 1965, wat vindt een collega ervan?

Bob Dylan, Suze Rotolo en Dave Van Ronk


In ‘Over de kikkerpoel waarin Bob Dylan een steen gooide'vertel ik over het beruchte optreden van Dylan in het Newport Folk Festival van 1965. Volgens Greil Marcus neemt Bob Dylan daar op spectaculaire manier afscheid van een bepaalde visie op kunst, kwalijk beïnvloed door de Amerikaanse communistische partij. Straffe uitspraak, maar is ’t ook waar? Ik ken er nog die over dat beruchte optreden schrijven, Dave Van Ronk bijvoorbeeld. (°) 

Singer-songwriter Dave Van Ronk vist ook in de vijver waarin ook de iets jongere Bob Dylan zijn lijntje uitwerpt. Dave blijft levenslang een linkse kerel en het linkse milieu in Amerika is hem dan ook goed bekend. Hoe zit dat eigenlijk met de kwalijke invloed van commies die Greil Marcus ziet? 
Van Ronk leert de communisten van de CPUSA al op jonge leeftijd kennen. ‘De jonge gasten zongen wat ze ‘volksliederen’ noemden. Hun opvattingen waren over ’t algemeen niet te onderscheiden van die van progressieve Democraten. De oudere en politiek meer bewuste CP’ers vond ik ontwijkend, oneerlijk en onwetend. Nadat ik hun catechismus aangehoord had, kwam ik tot de conclusie dat, hoe walgelijk hun vervolgers ook waren [Van Ronk heeft het over het Mccarthyisme] ze het wat dit betreft toch bij het rechte eind hadden: de CP was de Amerikaanse arm van de buitenlandse Sovjetpolitiek, noch min noch meer.’
Van Ronk over de invloed van die partij in de folkwereld: ‘Terwijl de Communistische partij een vooraanstaande rol speelde in het tot leven brengen van deze muzikale beweging — Guthrie had zelfs gedurende een tijd een regelmatige column in de Daily Worker — waren er ook wel problemen. Het grootste obstakel voor hun muzikale groei was niet een kwestie van partijdiscipline, maar een attitude. Persoonlijke expressie werd ontmoedigd. Kunst werd beschouwd als een werktuig (Of een wapen: de fameuze tekst op Woody’s gitaar, ‘This machine kills fascists’ is een goed voorbeeld.) Hoe vreemd het voor ons ook mag lijken: veel van die mensen waren gegeneerd om een liefdeslied te schrijven, omdat de Spaanse burgeroorlog bezig was of omdat de staalarbeiders aan ’t staken waren. De songwriters rond de CP hadden hun mooie momenten, maar ze waren niet bij machte het volle gamma van hun ervaringen uit te werken, hun composities bleven gefocust op één onderwerp (politiek); net zoals de commerciële muziek, die ze verafschuwden, eenzijdig focuste op een ander onderwerp (romantische liefde). Wij, of we nu revolutionaire socialisten waren of anarchisten, voelden, zoals Trotski ooit zei, dat er tussen onszelf en de stalinisten een rivier van bloed vloeide; Zelfs al hadden we een zekere bewondering voor de zangers die de rode heksenjagers weerstaan hadden, wilden we er toch weinig mee te maken hebben.’
De Jonge Dave Van Ronk is eerst anarchist en wordt later trotskist: ‘Politiek en muziek overlapten elkaar in die tijd op veel wijzen, en die werden niet altijd begrepen door degenen die de geschiedenis van de folkscene schreven. Bijvoorbeeld: sommige auteurs dachten dat degenen onder ons die liever geen politieke songs deden, apolitiek waren, maar voor velen was dat een esthetische beslissing. Zelf was ik altijd bereid om naar een demonstratie te trekken of naar of een benefiet en er mijn songs te brengen, maar ik had heel weinig politiek materiaal. Het paste niet bij mijn stijl, en ik vind dat ik het nooit overtuigend deed. Ik had dat soort stem niet of die présence. Alhoewel ik een zanger ben en sterke politieke opvattingen had, vond ik mijn politiek niet relevanter voor mijn muziek dan wat zij zou geweest zijn voor het werk van om het even welke ambachtsman. ’t Is niet omdat je een meubelmaker bent en een linkse gast dat je linkse meubelen moet maken.’ 
Over Bob Dylan zegt Van Ronk: ‘Dylan was niet intens met politiek bezig. Bij hem ging het om het delen van een gemoedstoestand, niet om een georganiseerd politiek standpunt. Bobby was erg gevoelig voor stemmingen, en hij drukte die wellicht beter uit dan om het even wie. Phil Ochs voelde aan dat Dylan de echte Zeitgeist was, de stem van een generatie.’ En, pleegde hij verraad door zijn gitaar in te pluggen? Van Ronk: ‘Een van de grote mythen van die periode is dat Bobby alleenlijk de politieke songs gebruikt had als stapsteen naar andere dingen. Ik heb dat tig keer gehoord en soms deed hij er ook alles aan om die mening aan te moedigen. Feit is dat niemand zo dom was — en zeker Bobby niet — om politieke songs als stapsteen te gebruiken, omdat het een stap naar de vergetelheid zou geweest zijn. Bobby’s model was Woody Guthrie, en Woody had een boel politieke songs geschreven maar ook liedjes over andere onderwerpen, en Bobby deed hetzelfde.’
Dit is wat er volgens Van Ronk echt gebeurde: ’Binnen enkele jaren veranderde Bobby de hele richting van de folkbeweging. De grote doorbraak was “A Hard Rain’s Gonna Fall”, omdat hij daarin folk versmolt met modernistische poëzie. (…) Ik hoorde hem dat voor het eerst zingen in de Gaslight, en ik was compleet van mijn melk. Het was met niets te vergelijken.’ Dave Van Ronk was in 1965 aanwezig op het folkfestival, toen Bob Dylan daar zijn gitaar inplugde: ‘Dat was zeker het grote nieuws van de dag, maar ik had niet de indruk dat hij alzo de folkmuziek verraadde. Sommigen onder ons hielden van wat hij aan ’t doen was en anderen hielden er niet van, maar ons oordeel was muzikaal, ’t was geen sociologisch of politiek oordeel. De kwestie was: werkt het muzikaal. Zelf vond ik dat “going electric" de logische stap voor Dylan was. En ik wist perfect dat niemand van ons echte folkartiesten waren. Wij waren professionele performers, en terwijl we van veel folkmuziek hielden, hielden we ook van een boel andere dingen. Werkende muzikanten zijn zelden puristen. De puristen waren in het publiek aan ’t kibbelen, niet op het podium. En Bobby had absoluut gelijk om die puristen te negeren.’
Flor Vandekerckhove

(°) Dave Van Ronk: The Mayor of MacDougal Street. Da Capo, 2005. Het boek werd na het overlijden van Dave afgewerkt door Elijah Wald. De Coen Brothers gebruikten deze memoires als hun voornaamste inspiratiebron bij het maken van de film Inside Liewyn Davis (2013). Iets wat de cover van het boek dan ook trots vermeldt.

dinsdag 19 september 2023

Sjostakovitsj over Stalin


’t Is iets wat me al lang bezighoudt: hoe doen ze het? Hoe slagen kunstenaars en schrijvers erin om, soms vele jaren lang, artistiek en literair stand te houden, onder een voor hen levensbedreigend bewind, in dit geval onder Stalin. Zo interesseert het me ook te weten welke vernietigende kracht het stalinisme op het denken van literatuurcriticus Georg Lukács uitoefent (alhoewel ik daar wellicht mijn hand mee overspeel.) in mijn reader zitten nogal wat boeken van Lukács, in ’t Engels, ik heb ze lang geleden op onrechtmatige manier van ’t net geplukt, ik vrees dat ik er nooit een van zal lezen. Maar de vreemde kronkels in het denken van die mens boeien me — ik heb er hier al iets over gezegd — mocht iemand me een goede biografie aanraden…
Hoe de schrijver Isaak Babel het totterdood gedaan heeft, weet ik inmiddels wel. Daarover staan tien stukjes in de blog en ik schreef er ook een langer essay over. (Dat is opgenomen in een boek waarover ik onderaan een wervende advertentie plaats.)
Aan de hand van enkele boeken concentreer ik me nu op componist Dimitri Sjostakovitsj. Symphony for the City of the Dead bespreek ik in 2016 al; Het tumult van de tijd, roman van Julian Barnes haal ik later nog wel eens uit de bib. Nu begin ik aan Sjostakovitsj en Stalin, de kunstenaar en de tsaar. En Testimony, memoires van Sjostakovitsj heb ik juist achter de kiezen. Dat laatste boek is omstreden en daarover vertel ik later nog een en ander. Laat me eerst deze verhelderende mening van de componist over Stalin citeren. U vindt dat Stalin een marxist is? Dan spreekt Sostakovitsj u toch tegen. (°)
‘En ’t is waar, hij [Stalin] werd gezien als een marxist, een communist, enzovoort, en hij was het hoofd van een atheïstische staat en zette de klem op bedienaars van de erediensten. Maar dat zijn allemaal uiterlijkheden. Wie kan nu ernstig volhouden dat Stalin een soort idee over de algemene orde van de dingen had? Of dat hij een soort ideologie had? Stalin had nooit enige ideologie of overtuigingen of ideeën of principes. Stalin hield er altijd om het even welke opinie op na, als die het hem gemakkelijker maakte anderen te tiranniseren, om ze angstig te houden en hen schuldig te laten voelen. Vandaag kan de leider en leraar het ene zeggen en morgen iets anders. Hij trok het zich nooit aan wat hij zei, als het hem maar aan de macht hield.’ (pagina 143 in Testimony, The Memoirs of Dmitri Shostakovich.)
’t Minste wat je ervan kunt zeggen is dat het een merkwaardige uitspraak is. Biograaf Solomon Volkov, die Sjostakovitsj’ woorden aanhaalt, is het er trouwens niet mee eens. Hij schrijft (°°):
‘(…) zelfs Stalin was geen geboren stalinist. Met andere woorden, hij was niet van meet af aan de meedogenloze uitvoerder van het strenge, dogmatische systeem van culturele normen dat later met zijn naam verbonden zou raken. Hij veranderde met het vorderen van de jaren en van zijn ervaring. Zijn ideeën over cultuur veranderden met hem mee. (…)’
Sjostakovitsj' mening spoort eerder met deze die Trotski in zijn Stalinbiografie (°°°), maar Volkovs mening is juister, wat ook blijkt uit de wetenschappelijke biografie die de Amerikaanse historicus Stephen Kotkin over Stalin schreef. (°°°°) Een interessante, Nederlandstalige recensie van dat werk staat hier.


(°) Solomon Volkov, Testimony. The Memoirs of Dmitri Shostakovich. 238 p. Faber & FaberLtd, London. 1981. © Solomon Volkov 1979.

(°°) Solomon Volkov. Sjostakovitsj en Stalin. De kunstenaar en de tsaar. Sovjetcultuur in de jaren ’30 en ’40. 368 p. Vertaald door Henne van der Kooi. Uitg. De Arbeiderspers A’dam/A’pen. 2005. © Solomon Volkov 2003.


Leren schrijven bevat een essay over het schrijverschap van Sovjetauteur Isaak Babel. Over zijn laatste, onafgewerkte boek: 'Zo’n boek wil Stalin niet meer gepubliceerd zien. Hij aborteert het werk door Babel te vermoorden, al zijn papieren worden verbrand. Toch laat het project een geschreven spoor achter, omdat Babel tijdens de ondervragingen even nuchter als briljant opmerkt: ‘De vorm ervan is veranderd in de verslagen van dit gerechtelijk onderzoek.’

De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

maandag 18 september 2023

Ontdopen op hoge leeftijd

Een vraag aan de Oostendenaars: waar bevond zich de materniteit Ste Monica in 1949? Zijn daar foto’s van? Links: uittreksel van het trouwboekje van mijn ouders. Rechts laat me met een vraagteken achter, zegt dat detail waar, wanneer en door wie ik gedoopt ben? Die vraag werd inmiddels ook wel beantwoord, na aandringen in Ik roep uw hulp in. Geert Barbier leest: Baptivi in divina maternitate santa monica Ostendae die 20/2/1949. Rob Tas bevestigt: Bvi staat voor baptisavi = ik heb gedoopt. 


Het is niet voor het eerst dat ik me wil laten ontdopen. Ik herinner me zo’n campagne van studentenvereniging ’t Zal Wel Gaan, daar wilde ik aan meedoen. Dat het toen niet gebeurd is, komt puur door luiheid mijnentwege. In de krant lees ik nu dat Steven Degryse (cartoonist Lectrr) zich laat ontdopen. ’t Heeft te maken met zijn almaar toenemende weerzin tegen het instituut bij het zien van de VRT-reeks Godvergeten, over kindermisbruik in de kerk. Zegt Steven: ‘Ik wil geen lid zijn van een instituut dat wereldwijd misbruik in de doofpot heeft gestopt.’ ’t Is niet dat ik hem ken, maar als Steven het doet, ik ook. En aangezien het ook per e-mail kan, is luiheid geen excuus meer. Ik verstuur de mail:


Aan bisdom Brugge
Heilige Geeststraat 4, 8000 Brugge.
Betreft: uittredingsaanvraag
Mevrouw, meneer,
Mag ik U verzoeken administratief het nodige te doen om mijn uittreding te acteren:
Vandekerckhove Flor, geboren in Oostende op 12 februari 1949 en gedoopt in de materniteit Ste Monica van die stad.
Ik beslis weloverwogen en duurzaam uit de rooms-katholieke kerk te treden, ik wens op geen enkele wijze meer bij deze kerk betrokken te zijn (bv. toediening sacramenten).

In toepassing van de GDPR verzoek ik u mijn gegevens volledig te schrappen uit het doopregister. 
Mag ik u vragen mij over de ontvangst van dit schrijven te berichten met vermelding van de datum van mijn uittreding. 
Als bijlage stuur ik u uittreksels uit het trouwboekje van mijn ouders, die het opzoekingswerk voor u misschien vergemakkelijken.


Misschien denkt u: op uw leeftijd! Is dat nog de moeite waard? Daar hebt u een punt, maar ik doe het toch. ’t Staat in mijn bucket list. Daarin staan nog wel dingen, maar welke? Waar heb ik dat verlanglijstje alweer gelegd? Ik weet het niet en aan het bisdom kan ik het nu ook niet meer vragen.

De kwestie die ik in hoofding stel, werd intussen uitvoerig behandeld. Het moederhuis St. Monica in de Oostendse Kaaistraat was niet ver van het Hotel Allemagne van Stracké. Na de overstroming van februari 1953 was er enorme schade en werden de baby’s met bootjes naar het ziekenhuis H. Hart gebracht. De huizen in de Kaaistraat werden gekocht door de nonnen in 1860 en 76 en verkocht in 1956. Er waren ook dagelijkse consultaties voor minderbedeelden. Nadien was er een meisjesschool. (Met dank aan Dirk Vandekerkhove, naamgenoot van me, maar zonder c in de kerk.) Maar de kwestie van de doop blijft een probleem: Dirk vist uit dat 20 februari 1949 een zondag is, is dat geen merkwaardige dag om gedoopt te worden? Hebben priesters daar op die dag de tijd voor? En ligt er niet erg veel tijd tussen 12 (mijn geboorte) en 20 februari?


zondag 17 september 2023

Singer, maar niet Van Ostaijens naaimachien

Isaac Bashevis Singers memorial bench in Bilgoraj, Polen. (foto Wikimedia Commons)


Aan het begin van de jaren dertig was ik dermate in mezelf teleurgesteld dat ik alle hoop had verloren. Eerlijk gezegd had ik weinig hoop te verliezen. Hitler stond op het punt om in Duitsland de macht te grijpen. De Poolse fascisten verkondigden dat ze voor wat betreft de joden dezelfde plannen koesterden als de nazi’s. Gina was gestorven, en nu pas besefte ik wat een schat aan liefde, toewijding en geloof in God en in menselijke waarden ik verloren had. Stefa was getrouwd met de rijke Leon Treitler. Mijn broer Joshua was met zijn vrouw Genua en hun jongste zoon Yosele vertrokken naar Amerika, waar hij ging werken voor The Jewish Daily Forward. Hun oudste zoon, Yasha, een knaap van veertien, was aan longontsteking overleden. De dood van de jongen stortte me in een depressie waar ik tot op heden nog last van heb. Het was mijn eerste directe confrontatie met de dood.
Twee citaten uit Reddeloos verloren in Amerika, boek van Isaak Bashevis Singer↗︎. Bovenaan de openingszinnen (in Polen) en hieronder het slot (in de Verenigde Staten). Dat ik me in die Singer verdiep, komt door een boek van Koenraad Tinel, waarover ik al eerder verteld heb. Die Singer wil ik, tijdens mijn laatste levensjaren, beter leren kennen. Voor ik de pijp aan Maarten geef, wil ik Singers Op zoek lezen en ook Het hof van mijn vader, beide over zijn jeugd in Warschau, en natuurlijk ook Reddeloos verloren in Amerika, waaruit ik nu citeer. Die goede voornemens worden aangezwengeld door een lezer zich verschrikkelijk kwaad op me maakt omdat ik nauwelijks iets van Singer gelezen heb. Hierbij verzeker ik hem plechtig: niets zal me in de weg staan en ik begin eraan op de dag dat ik 80 word, in de nabije toekomst dus.
Ik had de neiging om te lachen, wilde roestig water uit de kraan drinken en moest plassen. Een poosje stond ik bij de wasbak voor me uit te staren, als probeerde ik te bedenken hoe ik drie behoeften tegelijkertijd kon bevredigen. Toen liep ik naar het raam, deed het open en keek naar de natte straat, de donkere ramen, de vuurrode hemel zonder maan of sterren, ondoorzichtig en roerloos als een rond omhulsel. Ik leunde zo ver mogelijk naar buiten, zoog de dampen van de stad diep naar binnen en sprak tot mezelf en de nachtelijke machten: ik ben reddeloos verloren in Amerika, voorgoed verloren.


Isaak Bashevis Singer. Reddeloos verloren in Amerika. Vertaald door Bartho Kriek. A’dam. Uitg. De Arbeiderspers. 1984. 175 pp. 

Koenraad Tinel. Tinel tekent Babel en Singer. Uitg. Oogachtend, Ikiru bvba. 2022. 182 pp.

vrijdag 15 september 2023

Herinneringen aan de ‘fanzines’ van De Lachende Visch

Schiereiland’ en ‘Write It Again Sam’, twee tijdschrifttitels waarvan u wellicht nooit eerder iets vernomen hebt. Hun bestaan was weliswaar kort, maar toch wel reëel. Ze werden geproduceerd door de nog steeds bestaande uitgeverij De Lachende Visch. 
‘Write It Again Sam’ was eerst. In mijn slecht bijgehouden archief vind ik alleen nog het eerste nummer van de tweede jaargang, 1 april 1993. Ondertitel: ‘Het minst verkochte tijdschrift ter wereld.’ Van ‘Schiereiland’ vind ik twee nummers, het eerste van 31 maart 1994, het tweede van 30 juni van datzelfde jaar. Daar luidt de ondertitel: ‘Blad dat samen met het nieuwe Oostendse casino in zee — en dus de mist in — gaat’. Ondertitel en titel alluderen op toenmalige intenties om het Oostendse casino te vervangen door een nieuw gebouw dat zich in zee bevindt, op een schiereiland als ’t ware. (Dat project werd door de Oostendenaars weggehoond.)
Die tijdschriftjes stonden niet op zichzelf. ‘t waren blaadjes waarin De Lachende Visch nieuwe publicaties aankondigde. Via die tijdschriftjes organiseerde de uitgeverij ook de voorverkoop, ze hadden dus een mercantiel doel. Bovendien was het posttarief van tijdschriften merkelijk goedkoper dan dat van brieven, wat maakte dat het interessant was om aankondigingen als tijdschrift te posten. Naast aankondigingen stond er telkens ook wel een verhaal in of een essay, wat er een echt tijdschriftje van maakte. In de exemplaren die ik weervind worden voorintekeningen georganiseerd voor De Oostendse kapers van Walter Debrock en voor een dagboek dat ik schreef bij de staking op een Oostendse scheepswerf. Er wordt ook gewag gemaakt van andere publicaties: een dichtbundel van Peter Ampe, novelle De Trein en het pamflet ‘Zout op je huid’.
Ik was in die tijd erg bezig met de overlevingskansen van Het Visserijblad, tijdschrift dat al sinds 1933 in de vissersgemeenschap bestond. Niet dat wij punkers waren, maar ik besefte wel dat de DIY-filosofie van punk ons kon helpen. Bij punk hoorden ook fanzines. Waarna ik leerde dat het verschijnsel ouder was en ruimer dan punk, en inderdaad erg nuttig voor wat ik beoogde. Vandaar dus Schiereiland en Write It Again Sam, twee ‘fanzines’ (of misschien wel semi-prozines, ook die term bestaat) van uitgeverij De Lachende Visch. Dat soort tijdschriftjes geraakte algemeen in onbruik met de ontwikkelingen van ’t internet — er bestaan wel nog e-varianten, webzines.  

P.S. Je mag bovenvermelde fanzines niet verwarren met tijdschrift Vivaldidat van 1988 tot 1990 verscheen, dat ook wel DIY uitstraalde, maar dat wel een literair, cultureel tijdschrift was, waarin ik mijn eerste verhalen publiceerde. 

donderdag 14 september 2023

Drie lange, samengestelde zinnen waarover gediscussieerd kan worden

Ik schrijf zo’n driezinnenverhalen om de stiel goed in de vingers te houden, vergelijk het met piano-oefeningen van de pianist, kleiwerkjes van de beeldhouwer en schetsen van de tekenaar. Soms zijn ’t drie korte zinnen, vandaag zijn ’t lange, samengestelde zinnen. De gif in onderstaand filmpje, waarbij je Zegher en mijn overgrootmoeder samen op de stoep ziet zitten, is van Bill Domonkos, de muziek is een instrumental die ik van YouTube leende, pianoversie van I am Saling van Rod Stewart.



[147]


Absurd — Terwijl ze met hun snek naar onbestemde bestemmingen aan ’t varen waren, passeerden onze helden de Santa Maria die naar Amerika aan ’t zeilen, was alhoewel ze dachten dat ’t naar India was en Zegher zei tegen mijn overgrootmoeder dat ze dat ook eens moesten doen een nieuw land ontdekken en wel dringend. Nadat zij vier dagen later vanuit het kraaiennest land in zicht geroepen had, vroeg mijn overgrootmoeder aan Zeger Janszone: wat denkt ge kapitein is dat land daar de moeite van het ontdekken waard? Zeger Janszone twijfelde niet, dat deed hij nooit, en zo komt het dat mijn overgrootmoeder en Zegher Janszone in een roeiboot ‘t schip verlieten en daarna door de branding heen naar het strand waadden alwaar Pier de garde hen stond op te wachten om hen veilig over de toen ook al drukke Koninklijke Baan te loodsen, met als doorslaggevend argument dat het drama van de geschiedenis zich alleen als klucht herhalen mag. (Flor Vandekerckhove)