donderdag 2 oktober 2014

Hoe gaat het inmiddels met Christine Keeler?

— In Femme Fatale (2000) verwerkte ik
een stukje over Christine Keeler. —
Vreemd gaan doen ze allemaal, maar ze gaan er niet op dezelfde manier mee om. In Frankrijk doet de president het, gewoon over en weer, op de scooter. En Mitterand zei destijds het enige wat erover te zeggen valt: Et alors? In de Verenigde Staten wordt het staalhard ontkend: I did not have sexual encounters with that woman. Waarmee Bill Clinton bedoelt dat hij alleen maar haar jurkje ondergespoten heeft. In het Verenigd Koninkrijk vallen ze erover: Minister treedt af na seksschandaal. De krant is deze van 29 september, de minister is Brooks Newmark die een reeks expliciete foto’s naar een tabloidjournalist heeft gestuurd die zich valselijk uitgaf voor een jong meisje. Het ontslag past in een lange traditie en we weten allemaal hoe de Britten aan hun tradities gehecht zijn. De echtgenote van minister van Verkeer Malcolm Sinclair schiet zich in 1994 een kogel door het hoofd als de buitenechtelijke verhouding van haar man uitlekt. Parlementslid David Ashby neemt in 1994 ontslag nadat zijn echtgenote de tabloids vertelt dat hij met mannen slaapt. Milieuminister Tim Yeo moet in 1994 ontslag nemen als bekend wordt dat hij een buitenechtelijk kind heeft. Michael Brown neemt ontslag nadat er foto’s gepubliceerd worden waarop hij hand in hand met zijn vriendje wandelt. Een andere parlementair wordt dood aangetroffen in nylonkousen, jarretels en een plastic zak over het hoofd (merkwaardig detail: deze parlementair is van het mannelijk geslacht.) Parlementslid Hartley Booth moet opstappen nadat hij een affaire met een 22-jarige studente opgebiecht heeft.
Maar de moeder van alle Britse seksschandalen is ongetwijfeld de Profumo Affaire die de kranten in 1963 teistert. Een van de hoofdrolspelers, Stephen Ward, pleegt zelfmoord op het einde van het proces waarin hij een pooier genoemd wordt. Daar is niets van aan, net zomin als de betrokken meisjes, Christine Keeler en Mandy Rice-Davies, hoeren zijn. Niemand heeft, zoals wel beweerd werd, informatie doorgespeeld aan de Russen, en drugs zijn er alleen maar te vinden in de krantenkolommen die over de affaire berichten. Much ado about nothing, maar dan vergeten we uit welke tijd we komen. 1960 is het jaar waarin in Engeland nog een proces gevoerd kan worden rond Lady Chatterley’s Lover, een literaire klassieker die D.H. Lawrence in 1928 schrijft. Pas na dat proces is het boek niet langer verboden.
Ik weet dat allemaal doordat ik me ooit in dat Profumoschandaal verdiept heb. En dat komt dan weer doordat de Oostendse Christine Pire me in 2000 vraagt een toneelstuk te schrijven, Femme fatale, een monoloog waarin ik een stukje over Christine Keeler verwerk.
Die Christine Keeler (°1942) is een working class girl die in 1961 een korte affaire heeft met John Profumo (°1915 - †2006), een conservatief politicus, telg uit de opperklasse. Een en ander speelt zich af op de sofa van Stephen Ward die ook bevriend is met een Rus die ten huize van Ward thee komt drinken. Dank zij de stepping stone theorie kun je raden hoe het er daar verder gaat. Wat begint met een kopje thee — onschuldig, maar desalniettemin een drug — gaat van kwaad naar erger. En hopla, op de sofa van Stephen Ward zit opeens alles om er een lekker schandaal van te brouwen: ouwe mannen & jonge vrouwen, high society & working class poor, politiek & seks, thee & poesters (*), drugs & spionage! Een mix waarvan journalisten likkebaarden, een zootje dat de politieke oppositie niet links kan laten liggen, een item dat ons, gewone burgers, afleidt van de dingen die er werkelijk toe doen. Bingo!
Maar, zo vraag ik me gisteren af: hoe is het inmiddels met Christine Keeler? Dat het slecht afloopt met Stephen Ward, zei ik al. De aristocraat Astor, ook betrokken bij het schandaal, sterft in 1966 als een sociaal verstotene. Rice-Davies gaat in zaken, woont in Israël en heeft zich daar tot jood bekeerd. De laatste gegevens die ik over Christine Keeler vind, dateren van 2013. Ze is dan 71 en ze leeft, zo lees ik, 'in a London shelter’. Ik weet niet goed wat ik van dat ‘shelter’ moet denken: tehuis, onderdak, doorgangshuis, asiel… Bij geen van die vertalingen krijg ik een goed gevoel.
Flor Vandekerckhove

(*) Een poester staat in de Vlaamse vissersgemeenschap voor een koffie met een scheut cognac.

Geen opmerkingen: