dinsdag 12 november 2024

Mannen weten waarom


EERST had ik het in ’t radionieuws gehoord en daarna las ik het in de weekendkrant: de held van de Limburgse mijnwerkers ging er met hun geld vandoor, 2,4 miljoen euro. Dat besteedde hij onder meer aan escortdames van de Scarlet Club. Op een van hen werd hij verliefd, hij nam haar mee uit eten, trok ermee op citytrip en gaf haar een auto cadeau. Mannen!
Mij doet het weer denken aan Mimi van Kasteeltje ’t Waailand, bordeel in West-Vlaanderen. Ik probeer de plek te googelen, maar vang bot, misschien bestaat het etablissement niet meer. Vorige eeuw was dat wel anders, ik herinner me de advertenties op de frontpagina van Tips, een makker van me was er klant, laat ons hem Luc noemen.
Luc is een rasverkoper, hij verdient zakken vol geld. Dat geld heeft hij ook nodig, wegens zijn liederlijke lifestyle. Soms maakt hij het wel erg bont en zo komt het dat hij op een en dezelfde dag twee keer hetzelfde stuk grond verkoopt en al het geld binnen de kortste keren vergooit, wat hem uiteindelijk voor de rechter brengt en daarna in de gevangenis. Wanneer hij weer vrijkomt heeft Luc echt geen nagel meer om aan zijn gat te scharten, hij woont in een onverwarmde kelderkamer en verplaatst zich te voet omdat hij ’t geld voor de bus niet kan missen. Dagelijks loopt hij alzo kilometers ver naar zijn therapeut. In ’t passeren geef ik hem een boterham met choco. Op een dag stopt een Mercedes-Benz Cabriolet naast Luc. Klasbak, open dak, leren zetels, luide stereomuziek. Achter ’t stuur herkent hij Mimi, hoerenmadam van Kasteeltje ’t Waailand. Ze vraagt of hij een lift behoeft. Zegt Luc: ‘Amaai Mimi, ferme auto heb je daar.’ Ze antwoordt lachend: ‘Ja, die heb jij betaald.’

Honderd titelloze eenparagraafverhalen is een e-boek van Flor Vandekerckhove en wordt ingeleid door Flors oud-leraar Nederlands Alfons Vandenbussche.

De e-boeken van De Lachende Visch zijn gratis voor wie erom vraagt. Het boek wordt u per e-mail toegestuurd door De Weggeefwinkel. Vraag erom via liefkemores@telenet.be

zondag 10 november 2024

Over Myriam (†) en Nick Cave

Links, het graf van Myriam Vandekerckhove op het oude kerkhof van Bredene Dorp (het graf bestaat niet meer). Rechts: krantenbericht dat de dood meldt van Arthur, zoon van Nick Cave.

VANDAAG, 10 november, is het 67 jaar geleden dat mijn zusje, Myriam, geboren werd. Ze leefde kort, werd niet eens vier maand. Daardoor komt het wellicht dat haar verjaardag me minder aan haar leven herinnert, dan wel aan haar dood. Ik was acht en ik heb vroeger al over de quasi mystieke ervaring verteld die ik toen heb meegemaakt.
Mijn makker Gilbert Huysmans en ik zaten op straat tegen een muurtje naar onze zwarte knieën te kijken. Opeens voelde ik, met een intensiteit die me in paniek bracht, dat ik er dringend vandoor moest, ik voorvoelde echt dat er iets ernstigs gebeurd was. Ik liet de verbouwereerde Gilbert achter en liep als de weerlicht naar huis. Daar stond de pastoor. Hij had mijn ouders de nare mare gebracht, mijn zusje was overleden.  
Nooit heb ik nadien nog zo'n bevestigd voorgevoel ervaren, maar die ene keer leert me wel iets: tussen mensen bestaan intense, spirituele banden die tot religie uitnodigen. Daar moest ik weer aan denken toen ik Nick Cave zag in 'We create ways of dealing with suffering’, interview over de manier waarop hij met de dood van zijn zoon Arthur omgaat. In de verwerking van dat verlies is zijn Red Hand Files belangrijk, vertelt hij. Cave ontvangt via die site honderden brieven, ook van mensen die hun leed met hem delen, hij beantwoordt die brieven ook, gedeelde smart is inderdaad halve smart. Ook deze correspondentie tussen het idool en zijn fans wijst naar die intense, spirituele mensenband die ik op die tragische dag in mijn kindertijd ervaren heb, iets wat, zoals gezegd, tot religie uitnodigt.
Nick Cave gaat op die uitnodiging in, hij wordt weer kerkganger. Waarmee hij het woord van Goethe weerlegt: ‘Wer Wissenschaft und Kunst besitzt, hat auch Religion; wer jene beiden nicht besitzt, der habe Religion.’ (‘Wie wetenschap en kunst bezit, heeft ook religie; wie deze beide niet bezit, moet zich maar religie aanschaffen.’) 
Voor wat het waard is: ik sta in deze achter Goethe. De gang naar de zondagsmis van Nick Cave ergert me, zijn aanwezigheid op de begrafenis van de Britse queen ergert me nog meer. Waar is de brutale kunstenaar gebleven — ‘As a young musician, I felt it was my sacred duty to offend (…)’ Het ergert me des te meer omdat ik ervaren heb dat noch religie noch de tralala van het koningshuis hem soelaas zal brengen. Ook mijn moeder voelde zich erg betrokken bij evenementen van het koningshuis, ze ging trouw en enthousiast ter kerke en was druk in de weer met paternosters en wijwater, wat geenszins kon beletten dat de dood van haar dochtertje een doffe zwaarte over ons gezin gelegd heeft, zwaarte die nooit meer weggenomen werd. Voor de rest is ’t uiteraard niet aan mij om Nick Cave — of wie dan ook — een weg te wijzen, maar dat is die van mij:
‘Daarin bestaat nu de verzwegen vreugde van Sisyphus. Zijn noodlot hoort hem toe. Zijn rots is zijn zaak. (…) Dit universum, dat voortaan geen meester meer heeft, lijkt hem noch onvruchtbaar noch waardeloos. Ieder korreltje van deze steen, ieder splintertje erts van deze nachtdonkere berg, betekent, alleen voor hem, een ganse wereld. De strijd op zichzelf tegen de top is voldoende om het hart van een mens te vullen. We moeten ons Sisyphus als een gelukkig mens voorstellen.’ (°)

Myriam leefde van 10 november 1956 tot 5 maart 1957. Ik ben geen religieuze mens, mij ga je niet in kerkdiensten aantreffen en zelf zal ik verdwijnen zonder dat je ’t weet, maar ik herdenk mijn zusje wel. In 2012 deed ik dat in Myriam, in 2020 in een langer kwatrijnengedicht, Voor immer en altijd, daar bestaat ook een gesproken opname van, en dit jaar publiceerde ik op 5 maart, haar sterfdag, al een in memoriam. [gearceerde woorden kun je aanklikken, het systeem leidt je naar het stuk in kwestie.]
(°) Albert Camus. De mythe van Sisyphus. Een essay over het absurde. 206 pp. Uitgeverij IJzer. Nieuwe vertaling van Hannie Vermeer-Pardoen. 2019. “Het absurde ontstaat uit de confrontatie van de mens die vraagt, en de wereld die op een onredelijke wijze zwijgt.” Hoe moet ik leven, als ik mij nergens op kan beroepen? Dat is de vraag die Albert Camus (1913-1960) ons voorlegt in De mythe van Sisyphus. Een vraag die ook nu nog even indringend is als in 1942 toen Camus dat boek publiceerde.

zaterdag 9 november 2024

De ontdekking van de wereld eindigde die dag in Brugge


Norbert en ik hadden ’t fietsen al goed onder de knie, hij op zo’n klein kinderfietsje en ik op een iets groter, oud, hier door toeristen achtergelaten kraam. Op den duur waren we ’t beu om daarmee alleen maar rond de kerk te fietsen, ’t werd tijd, vonden we, om de wereld te verkennen. We waren tien, hoogstens elf. Omdat zij het ons toch maar zouden verbieden, zeiden we niets aan onze ouders, er was wel meer wat we niet zeiden. 
Het verkennen van de wereld startte kort na de middag. In Bredene lieten we de Duinenstraat achter ons, we fietsten via de Sluizenstraat naar de Blauwe Sluis waar het de Brugse Baan op ging, over Klemskerke en voorbij Vlissegem. 
langs Vijfwege waar de naam veranderde in Oostendse Steenweg. We passeerden Houthave, Meetkerke, tot we een bordje Brugge-Sint-Pieters zagen. Daardoor aangemoedigd hielden we niet op met trappen voor we de Grote Markt in Brugge bereikten en onze fietsjes vlak naast het standbeeld van Breydel & De Coninck konden parkeren, om daar eens goed rond te kijken. 
Daar stootten we onverwachts op onderwijzer Bernard Warlop die nauwelijks kon geloven dat we op die kleine fietsjes zover geraakt waren. Aan alles haakte in die tijd een straf, waardoor we het als bedreigend ervoeren dat Warlop ons daar gezien had, en dus haastten we ons meteen weer naar huis, waar we net op tijd voor het avondeten aankwamen. We hadden twee keer vijfentwintig kilometer achter de kuiten. We zwegen wijselijk over onze ontdekkingstocht en dat deed gelukkig ook Bernard Warlop.
Flor Vandekerckhove

vrijdag 8 november 2024

Het zal je kind maar wezen



SINDS 1 SEPTEMBER is Mathilde Steenbergen grote baas van de gevangenissen in België. Hoe gaat het in ons gevangeniswezen? In een interview zegt ze: ‘We moeten bij elke begrotingscontrole vechten om genoeg geld voor eten te krijgen. Dat is hoe diep we zitten.’ (DS, 6 november 2024)
De Brusselse fotograaf Sébastien Van Malleghem ging kijken hoe het er in de gevangenissen concreet aan toegaat. Van 2011 tot 2014 dwaalde hij door Belgische penitentiaire instellingen, waarvan hij een tiental bezocht, verspreid over heel het land en van alle soorten: vrouwengevangenissen, lange straffen, preventieve detentie, geestelijk gehandicapte gevangenen. Hij fotografeerde gevangenen die op acht vierkante meter leven, in cellen met vervallen muren en verstopte toiletten. Sommigen hebben alleen een emmer, heel de ruimte baadt in een doordringende stank. ‘Hoe kun je je waardigheid behouden onder deze omstandigheden?’ vraagt Van Malleghem zich af. ‘Als je een dwaasheid begaat, moet de straf vrijheidsberoving zijn, maar niet verlies van menselijkheid.’ Resultaat is een boek waarin de beelden onbehagen oproepen en dat in Time ‘Best Photography book of the year’ genoemd werd.
Niet uit het fotoboek, maar wel iets om dit stukje mee af te ronden, een citaat van Angela Davis — in Amerika ervaringsdeskundige: ‘Gevangenissen zijn ontworpen om mensen te breken, om de bevolking te veranderen in exemplaren van een dierentuin – gehoorzaam aan onze verzorgers, maar gevaarlijk voor elkaar.’ Krasse taal, vind ik, maar ja, wat weet ik ervan?

Teksten en foto’s van Sébastien Van Malleghem. Prisons, 2015. Paris, André Frère Éditions, 2015, Teksten in ’t Frans en 't Engels. 208 pp. 

donderdag 7 november 2024

Robbedoes, woke en de cancel culture

Links. De vrouw die op TikTok de controverse op gang trok. Rechts: wat vindt u zelf? Is hier sprake van racisme?


OP 4 NOVEMBER meldt de krant: Robbedoes-strip uit handel na klachten over racisme. Ik vat samen: Dupuis, Belgische stripuitgever, heeft de recente Robbedoes-strip uit de winkels gehaald, na online beschuldigingen van racisme en seksisme. Het album ‘Robbedoes en de Blue Gorgon’ (2023), ligt onder vuur op sociale media waar TikTok-gebruikers kritiek uiten op de weergave van enkele personages. 
De strip is van tekenaar Dany (Daniel Henrotin) en scenarist Yann. Dany excuseert zich. In 2023 had hij al kritiek gekregen voor zijn weergave van zwarte vrouwen, met te dikke lippen. ‘Om controverse te vermijden, heb ik hen toen hertekend.’ ’t Minste wat je kunt zeggen is dat hij de controverse deze keer niet heeft kunnen mijden
. Wie er meer over wil weten, raad ik het altijd interessante Mediapart aan.
In het woke-debat sta ik op mijn strepen. Eén: kunst leert ons iets over de maatschappij waarin ze gemaakt wordt — hoe dat in zijn werk gaat, vertelde ik eerder al in Knausgård ontmoet Anna Karenina in het schildersatelier. Tekenaar Dany moet zijn strip in alle vrijheid kunnen tekenen, alleen dan overstijgt de striptekenaar het niveau van de ambachtsman, wordt hij kunstenaar en in die functie relevant. Twee: kunst is voer voor debat. De jonge vrouw die als eerste de strip in kwestie publiekelijk als racistisch en seksistisch beoordeelt, heeft het volle recht om dat te doen, meer zelfs: haar actie valt toe te juichen. Dat ze dat op TikTok doet en daarmee massaal veel bijval opwekt, toont het belang van de nieuwe media en ook dat van een nieuw beroep: de influencer. Of haar kritiek terecht is, maakt deel uit van het debat. Drie: cancel culture is geenszins een linkse strategie, cultuur schrappen is altijd rechts, ook hier is dat weer het geval, het is niet de kritiek uitende vrouw die de strip uit de winkelrekken weghaalt hé, het is uitgever Dupuis, een kapitalist die zijn belangen alzo veilig stelt. 
Dit gezegd zijnde: dat zo'n nobody op TikTok meent dat zij een oude striptekenaar (81!) 'goede manieren' moet leren, heeft een tragisch aspect, maar ’t is niet anders. Oude mannen hebben blijkbaar nog veel te leren. En een van hen ben ik.
De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

woensdag 6 november 2024

Roker en drinker, honderd woorden

Honoré Daumier (1808–1879). Fumeur et buveur d’absinthe. c. 1856–1860. Olieverf op hout. 27 x 34.5 cm. Foundation E.G. Bührle Collection, Zürich. Het werk is publiek domein en mag vrijelijk door mij gebruikt worden. Ik laat me erdoor inspireren in Daumier, een drabble, verhaal in exact honderd woorden.


Daumier — Gisteren rondde ik de wandeling af in olieverf. Daar zag ik Daumier weer. ’t Was lang geleden en dat zeiden we ook, ‘Lang geleden.’ Hij stak een pijpje op. ‘Ja, ik rook weer,’ zei hij, 'ik was ermee gestopt, maar we hadden thuis zo’n grote ruzie dat ik meteen naar hier gekomen ben.’ Ik lachte hard. ‘Maar Honoré toch,’ zei ik, ‘zo wordt het toch alleen maar erger.’ Hij zweeg. Toen keek ik naar zijn maat die naast hem aan de tafel zat, helemaal weg van de wereld, nog een bodempje drank in ’t glas. Absint en opium, in olieverf. (Flor Vandekerckhove)
De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel)liefkemores@telenet.be.



dinsdag 5 november 2024

Vandekerckhove en histories van de kerkhoven

Tekst op de beschutte afscheidsruimte van de begraafplaats Priorij in Bredene: ’Heeft de dorpsklok al geluid over dit Bredense dodenveld? Werd de toorts hier doorgegeven? Zij die blijven en zij die verdergaan, een wijle hier verenigd. Er valt nog iets te zeggen, misschien ook niet. Dan volgt een dag, een week, een jaar, een tijd… Maar ooit komt gij hier weer, want zo vergaat het leven.’

LANG, zeer lang geleden — ik woonde nog in Gent — las ik een boek van Cioran en vandaag, terwijl de nacht nog volop gaande is, stoot ik, zoekend naar iets anders, op dat boek. Weer blader ik door ’s mans verzameling korte, gitzwarte bedenkingen. Op die manier passeert de slapeloze nacht wel vlugger, moet ik zeggen, en terwijl de dag het stilaan van de nacht overneemt, valt mij in dat boek iets op wat ik lang, zeer lang geleden onderstreept heb.
In de tijd dat ik maandenlang met de fiets door Frankrijk trok, was het mijn grootste genoegen om bij plattelandskerkhoven halt te houden, languit tussen twee graven te gaan liggen en urenlang te roken. Ik denk eraan terug als aan de actiefste periode uit mijn leven. (°)
Dat ik dat aforisme destijds onderstreept heb, brengt me vandaag ietwat van mijn melk. Opdat je zou begrijpen hoe dat komt, moet ik je een geheim vertellen. 
Later, veel veel later — ik woonde alweer in Bredene — werd ik een trouwe bezoeker van de begraafplaats van mijn ouders. Dat had minder met ouderlijke verering te maken dan wel met een werelds ritueel: terwijl ik alom rondbazuinde dat ik ’t roken opgegeven had, rolde ik daar, in de beschutting van de strooiweide, stiekem een sigaretje. Doordat niemand ’t zag, maakte ik mezelf wijs dat ik er inderdaad mee gestopt was. ‘k Weet het, ’t is belachelijk, maar daarom niet minder waar. In 2017 schreef ik er een gedicht over, een liedtekst eigenlijk: Schrijver zoekt toondichter en die liedtekst werd in 2022 ook op muziek gezet, luister maar naar De laatste roker. En nu het geheim. De plek waar de as van mijn ouders verstrooid werd — eerst die van vader en veel jaren later ook die van moeder — ligt ietwat verschanst, vandaar dat ik er ongezien een kon opsteken. En ja, op een hete zomermiddag heb ik me daar, à la Cioran, plat op ’t gras gelegd, uitgestrekt, tussen mijn ouders in als ’t ware, kijkend naar de sigarettenrook die onzeker kronkelend zijn weg naar 't hemelgewelf zocht. Ik denk niet dat ik daarbij aan Cioran dacht, maar je weet natuurlijk nooit hoe 't on(der)bewuste zo'n dingen mee bepaalt.
Ik heb er nooit eerder iets over verteld, maar nu mag ik het wel zeggen, vind ik, ’t is toch lang geleden, 't is verjaard en ik zou dat nu, op mijn leeftijd, ook niet meer doen, al is het maar omdat ik vrees dat ik niet op tijd recht geraak als iemand de strooiweide nadert.
Flor Vandekerckhove

E.M. Cioran. De l'inconvénient d'être né, Gallimard, Parijs, Coll. Folio essais nr. 80, 1973. Geboren zijn is ongemak. Arbeiderspers, Amsterdam. 1984. 101 pp. Nederlandse vertaling Edu Borger, onder eindredactie van F. Backus. Er staat hier in dbnl een lange en interessante bespreking van de ideeënwereld van deze Cioran.

maandag 4 november 2024

Marc Deconinck stelt elke dag tentoon



EERST iets over schrijvers. Je hebt er die niets met ’t internet te maken (willen) hebben en er zijn er die ’t internet omarmen, zelf ben ik van die laatste. Meer zelfs, ik ben een extremist, mijn boeken passeren niet langer langs de winkelkassa, wel publiceer ik dagelijks op ’t internet en ik doe het met graagte. 
Bij beeldend kunstenaars zie je ’t ook. Sommigen willen niets met ’t internet te maken hebben, anderen omarmen de digitale wereld. Bennie Simoens plaatst elke dag een tekening/schilderij op Facebook, hij heeft me daar ook al geïnspireerd, zoals in Drie dromen waaruit ik weet te ontsnappen. Exposeert hij ook nog buiten 't internet? Ik zou 't niet weten en da's veelzeggend. Ook van Marc Deconinck (°1957) vind ik elke dag een tekening op FB: ‘Ik teken inderdaad bijna elke dag, meestal in schetsboekjes die ik altijd bij me heb. Zodra er eentje volgetekend is, haal ik een nieuw uit de kast, ik heb nogal wat voorraad, in velerlei formaten & vormen. Verder gebruik ik zowat alles wat binnen handbereik ligt: viltstift, potloden, krijt, oliepastel, waterverf… Soms teken ik wat ik om me heen zie, soms bedenk ik iets, soms gebruik ik foto's…’
Deconinck laat zijn tekeningen op FB veelal vergezellen van een lijntje tekst dat deel
uitmaakt van het kunstwerkje, Engels, Frans, soms Nederlands: ‘Meestal is er eerst de tekening. De tekst kan van overal komen: flarden van wat ik op straat hoor, in de trein, in de supermarkt… Iets wat ik lees, iets uit een song (Dylan, Zappa, Nick Drake, Wyatt, Harper, ook operalibretto's). Ik ben een spons hé, ik slorp op.’
Marc is geen extremist. Hij tekent ook present in fysieke ruimtes waar hij olieverfschilderijen toont. Dat begrijp ik wel, het materiële aspect van olieverf is indrukwekkend: verflagen, afmetingen van het doek, lichtinval, zelfs geur… En ook dit is waar: boven alles en iedereen torent altijd de realiteit van het kapitalisme, waardoor de waarde van kunst zich op de markt manifesteert, in casu in de galerie, de plek waar kopers hun portefeuille bovenhalen. ('t Is in de schrijverij uiteraard niet anders: de waarde van een tekst uit zich in de boekhandel, plek waar kopers de portefeuille bovenhalen, je moet al een extremist als ik zijn om dat feit doelbewust te negeren.)
Wat betekent het internet voor Marc Deconinck? ‘Digitale tentoonstellingen op Facebook en Instagram doen voor mij absoluut geen afbreuk aan mijn kunstenaarschap, integendeel. Op ’t internet bereik ik een groter publiek, contacten die ik anders misloop. Het contact met jou is daarvan een goed voorbeeld, zonder Facebook en Instagram hadden we elkaar nooit leren kennen.’

e-mail: deconinckmarc0@gmail.com. Hier op FaceBook. Daar op Instagram:  Tentoonstellingen waren er in Bredene Vicognehoeve 1990; Oostende Art Gallery Labyrint 1994; Kortrijk St Michielskerk 1997; Osdorp (NL) 1997; Kortrijk VZW Wit.h 2012; Zierikzee (NL) 2012; Kortrijk 2016; Oostende bib 2017; Kortrijk 2018; Zandvoort (NL) 2020; Kortrijk Rodenburg 2020; Waregem 2022; Kortrijk 2024.

zondag 3 november 2024

‘Wij lezen nooit boeken.’

VANDAAG verjaart Rosie (°2013), een van mijn kleindochters, meer bepaald de jongste, ze wordt elf. Ze behoort tot de eerste generatie die vanaf de geboorte in een digitale wereld geworpen werd, een erg door ’t internet bepaalde wereld, zeer verschillend van deze waarin haar grootvader tot wasdom kwam. 
Doordat die grootvader is wie hij is, vraagt hij zich af hoe de literatuur eruit zal zien eens Rosie die ten volle zal smaken. Feit: wie schrijft zal op zijn tellen moeten passen! Dat leerde ik uit een gesprekje dat ik had met Rosie en haar zuster Lou, waarbij die twee het me trots meedeelden: ‘Wij lezen nooit boeken.’ 
’t Is een uitspraak die bij de meeste literatoren weerzin oproept, zij zien een wereld vol barbaren opdoemen. Zelf bevind ik me in het kamp van degenen die ermee leren omgaan: hoe bereik je een publiek dat over ’t internet surft, over het touchscreen swipet en over de tablet scrolt, hoe vangen we die generatie in de vlucht? De vraag is te groot voor het antwoord dat ik kan bedenken, maar ik oefen me toch al, experimenterend met handpalmverhalen, drabbels, eenparagraafverhalen, provovers, prozagedichten, mini-essays, driezinnenverhalen en oneliners.… Want dit is wat ik denk: de literatuur zal ten gronde veranderen of… verdwijnen.  



op haar rood fietsje rijdt rosie rond de ronde rand van ‘t rozenland

zaterdag 2 november 2024

Het internet revolutioneert de literatuur


De blog versteent niet, wat papier uiteraard wel doet, de blog revolutioneert daarmee het schrijven als zijnde een bewegend iets, leidend naar resultaten die vloeiend zijn als water.


DE BLOG is een revolutionaire uitvinding, 't is iets heel anders dan een blad papier, ’t is zeker niet gewoon de elektronische versie van zo'n blad. De blog versteent niet, wat papier uiteraard wel doet, de blog revolutioneert daarmee het schrijven als zijnde een bewegend iets, leidend naar resultaten die vloeiend zijn als water. Als schrijver moet je dat leren, bloggen, je moet het medium ten volle leren benutten, iets wat veel te weinig schrijvers doen, wat maakt dat ze niet klaar zijn voor de toekomst die het internet opent, niet klaar voor de toekomst van de literatuur.
Lezers lezen ook anders op ’t internet, ze surfen, ze scrollen, ze swipen, ze hebben naar verluidt een korte spanningsboog. Nog voor je goed en wel hun aandacht trekt… zijn ze alweer weg. Schrijven voor zo’n lezers moet je leren en je leert dat al doende, in mijn geval is dat experimenterend met handpalmverhalen, drabbels, eenparagraafverhalen, provovers, prozagedichten, mini-essays, driezinnenverhalen en oneliners.… Net als de eenzame fietser die dag na dag z’n kilometers maalt, word ik er al doende beter in.
Mijn autofictieve Gauw! had vijf edities nodig om eindelijk de revolutionaire vorm te krijgen die het e-boekje nodig heeft, met luisterfragmenten en helemaal in provovers geschreven. Zo ziet het eerste hoofdstuk van Gauw! er nu uit, 100 woorden, waar ik er vroeger meer dan 700 voor nodig had.

schreeuwend

als een loeiende sirene

kom ik ter wereld

het is 1949 

’t is winter en ’t is donker

de katholieke kerk heerst over de dingen

de verpleegster knispert van het Remy-stijfsel

en zegt dat het een jongen is 

de dokter heet  

hoe verzin ik het 

debeul

en samen met debeul komt papa binnen 

debeul en papa vertellen elkaar mannelijke dingen 

het weer

de koning

het ijzeren gordijn

het vrouwenstemrecht 

debeul presenteert een sigaret 

papa aanvaardt

mama bedankt 

mij wordt niets gevraagd

papa steekt me omhoog en zegt

met vaderlijk gezag

dat hij van mij een beenhouwer maken zal

Flor Vandekerckhove

De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

vrijdag 1 november 2024

November dodenmaand

Bob Vandersteen, zoon van Willy, tekende een grafsteen voor zijn overleden vader. (© Bob Vandersteen.) Volgens stripkenner Jan Swerts is dat het mooiste graf uit de Belgische stripgeschiedenis.

ELK JAAR geef ik aandacht aan november dodenmaand, deze keer al met een voorafname 
in oktober, Meer moet dat niet zijn, waarin ik een grafsteen van het Gentse ‘geuzenkerkhof’ prominent in hoofding plaats. Mooie tombe is dat, maar de mooiste aller graftomben is een gedicht van Edgar Allen Poe, door mij vertaald als Annabel Verlee. (Je vindt het origineel naast mijn vertaling in De ontdekking van mijn eigen basement tapes.)
Vandaag heb ik het over een vroege-bijna-doodervaring van Willy Vadersteen. Ik schrijf het af van Jan Swerts, ’t is te mooi om het te laten passeren en beter kan deze dodenmaand niet van start gaan, vind ik. (°) Aan het woord is striptekenaar Willy Vandersteen in een televisieprogramma, 23 januari 1987:
“Ik ben niet in een wiegje, maar in een kistje geboren. Het is 1913. We bevinden ons op het Stuivenbergplein te Antwerpen. Een volksbuurt. En moeder moet bevallen van wat ge hier nu voor u ziet. Bibi werd geboren ‘met de oude man’. Dat werd gezegd tegen een baby met een gerimpeld gelaat. (…) Ik was slechts zeven maanden en ik had ‘een helm’. Het vlies nog rond mijn hoofd. Moeder heeft dat met de tanden eraf getrokken, want de vroedvrouw was te laat. Ik was klein, zwak, onderontwikkeld dat het geen naam had. De tweede dag kwam de dokter en die verklaarde het kind dood. Wat natuurlijk een tranenvloed van vader en moede meebracht. Maar da mormel, dat moest in elk geval begraven worden. In die tijd was het de gewoonte een dooddrager te engageren die voor 20 frank het lijkje van de baby naar Schoonselhof bracht. 20 frank in die tijd moet een hele som geweest zijn, want vader besloot het zelf te doen. Hij ging in de rommelkast zoeken en vond nog een leeg sigarenkistje van Karel I. En daar paste die zevenmaander perfect in. Daar een bruin papier rond en vader ging naar ’t Schoonselhof. Maar hij was geen drie straten verder of hij hoorde iets in ’t kistje. Papier eraf. Kistje open. En… hij leeft! Hij terug naar huis. Moeder gelukkig, vader gelukkig en hier zit ik.”

(°) Over strips. Willy Vandersteen en zoon. in DS 26 oktober 2024. Reveil #3. Verhalen over leven en dood, met bijdragen van Ward Bogaert ▪ Kristien Bonneure ▪ Brihang ▪ Joris Brys ▪ Niels Destadsbader ▪ Wim Distelmans ▪ Frank Heinen ▪ Jan Hertoghs ▪ Filip Joos ▪ Naima Joris ▪ Sofie Mulders  ▪ Bart Stouten ▪ Jan Swerts ▪ Lara Taveirne ▪ Dennis Tyfus ▪ Lieve Van De Velde ▪ Rik Van Puymbroeck ▪ Jan Vanriet ▪ en vele, vele anderen. Meer erover: klik hier.