zaterdag 13 december 2025

Herinneringen aan ’t Voske

 Links: ’t Voske. Rechts: 'de kiekenwinkel’ van mijn ouders. Nu staat daar een flatgebouwtje.


MIJN OUDERS baatten in Bredene ‘de kiekenwinkel’ uit en van kleins af werd ik bij de werkzaamheden betrokken. Veel vakantie was er voor mij nooit bij, er moest vooral gewerkt worden. Tijdens de week pluimden we kiekens en op zondagmorgen — kip was in die tijd zondagskost — had ik een ronde, waarbij ik in alle vroegte hotels, pensions en restaurants bevoorraadde. Die ronde concentreerde zich vooral in Bredene-Duinen, maar er waren uitschieters: een restaurant op de Oostendse Visserskaai en ten oosten was er ’t Vosken, aan de Vosseslag, De Haan. Die uitschieters deed ik graag, de afstand hield me weg van ’t thuiswerk.
Ik herinner me de patron van ’t Vosken, wiens accent binnenlandse afkomst verraadde, iets wat door een fijn snorretje en een smetteloos wit hemd beklemtoond werd. Kanjers van manchetknopen. Neen hij stamde niet af van Mong De Vos. Ook herinner ik me een slonzig wijf dat als kokkin bazig over de keuken heerste. Ze had altijd wel iets aan te merken: de waar was te groot of te klein en ik was te laat of te vroeg. Mening die ze luid over de keuken verkondigde. Alsof ik er iets aan kon doen, ik was pakweg twaalf. Het daaropvolgende jaar was er een andere kok, ik was blij dat ze weg was.
Later, veel later, passeerde ik regelmatig met de auto aan ’t Voske en telkens dacht ik: binnenwippen, koffie nippen. Uiteindelijk heb ik dat eens gedaan en ja, ik herkende de patron meteen. Ik vroeg hem of hij zich mij herinnerde. Dat deed hij niet. Mijn vader daarentegen herinnerde hij zich goed als iemand die zich graag aan drank te buiten ging. Dat was wel waar, maar dat hij dat zo vrijmoedig zei, daar was ik toch niet van gediend.


GAUW! is het eerste boekje dat ik schreef nadat ik eind 2013 besloot alleen nog digitaal te publiceren. Het verhaal, waarin ik over mijn kindertijd vertel, verscheen als e-boekje in 2014. Gaandeweg leerde ik meer over elektronisch schrijven. Het verhaal werd daardoor in opeenvolgende edities korter, ik voegde links toe, waardoor lezers nu ook naar liedjes uit die tijd kunnen luisteren en herschreef het verhaal helemaal in een door mijzelf bepaalde vorm met strenge regels die ervoor zorgen dat het verhaal tegemoet komt aan de verwachtingen van internetlezers: kort, eenvoudig, erg geschikt voor wie, zoals ik, een korte spanningsboog heeft… Zoals alle e-boeken van Uitgeverij De Lachende Visch is ook deze vijfde editie van GAUW! gratis voor wie erom vraagt. Doe het via liefkemores@telenet.be en de meiden van De Weggeefwinkel zorgen ervoor dat het boekje meteen in je mailbox valt.

vrijdag 12 december 2025

Circuselegantie

Mr. Crockett, de leeuwentemmer, optredend met zijn leeuw in Astley's Theatre, Londen. English School. Privécollectie.

MIJN INTERVIEW met de circusdirecteur loopt uit, zijn drankgebruik eveneens — dat loopt zelfs uit de hand. ’s Mans dochter loopt met mijn gevoelens weg. Korter kan ik de situatie niet samenvatten. Dan draait de directeur van zijn sus, een drama, want ’t is zijn beurt
 om op te treden. De dochter bedenkt een oplossing die er als volgt uitziet: ik neem zijn plaats in. Doordat ze halfnaakt is, stem ik toe. In de piste leidt de dochter me met circuselegantie naar de leeuwenkooi. De leeuw wacht me brullend op, het volk moedigt me joelend aan, applaus neemt de bovenhand. Ik neem de zweep ter hand. Al wat ik moet doen is knallen. De leeuw weet wat hem te doen staat, voor hem is het routine. Het volk jubelt & juicht. Ik knal, knal, knal. De leeuw brult, brult, brult. Dan heeft hij er genoeg van en gaat zitten. Het volk uit luid zijn ongenoegen, het wil bloed. De dochter haalt me met circuselegantie uit de kooi weg. Een clown jaagt me met circusdrang uit het circus weg. Ik vervolg mijn weg. De dochter pinkt een circustraan weg en zweeft met circuselegantie van trapeze naar trapeze. Een regenzone trekt van west naar oost over het land. De fastchecker trekt strepen door de tekst, de hoofdredacteur trekt zijn neus op, hij ruikt leeuwenmest. De eindredacteur heeft problemen met de lengte van mijn tekst, de werkster heeft problemen met haar jongste.

Circuselegantie is een prozagedicht. Zo’n prozagedicht ziet eruit als proza, maar er is plaats voor ongeloofwaardigheid en ontregeling, prozagedichten mogen inconsequent en onbegrijpelijk zijn. Bij uitgeverij De Lachende Visch verscheen in 2023  Gesprekken met Polleke, verzameling soortgelijke prozagedichten. Zoals alle e-boeken van De Lachende Visch is ook Gesprekken met Polleke gratis. Mail erom (vermeld de titel en zeg of je ’t in pdf of epub wilt hebben): liefkemores@telenet.be.

donderdag 11 december 2025

Wie herinnert zich Het stenen bruidsbed?

Harry Mulisch en schaakkampioen Jan Hein Donner protesterend tegen de oorlog in Vietnam. Rechts: de schrijver als pijproker.


IN DIE TIJD waren schrijvers pijprokers: George Simenon, Godfried Bomans, Ernest Hemingway, Stijn Streuvels, Felix Timmermans, Gerard Walschap… Zelfs als die schrijver een vrouw was, George Sand, lag de pijp binnen handbereik. Er waren ook schrijvers die geen pijproker waren, maar die tellen nu even niet mee. Pijproker was ook Harry Mulisch (°1927 - 2010†).
Het stenen bruidsbed is een roman uit 1959 van Mulisch. In 1968 was dat boek voor ons verplicht leesvoer. Ons, dat zijn de leerlingen die in Oostende met mij een wiskundeklas in het college deelden. Ik doe een poging om het momentum weer op te halen.
Het internet leert me dat Mulisch de roman in opdracht van het Nederlandse Ministerie van Onderwijs schreef. Bepaalde dat mee de keuze van Noël Berquin, toen onze leraar Nederlands? Bespraken wij het boek in de klas? Moesten wij er elk een stuk uit voorlezen? Schreven we er een essay over? Ik herinner het me niet. 
Wikipedia vertelt hier veel over het boek en dit lange stuk doet het nog meer. Terwijl ik dat overloop, vermoed ik dat veel ervan mij destijds ontgaan is. Wat ik me wel goed herinner is dat ik er met mijn vader over sprak; ‘stenen bruidsbed’ slaat immers op het platgebombardeerde Dresden, waarvan vader op afstand getuige was. Daar schreef ik eerder al over in 'De reuzen bleven maar lopen en lopen.' Ook herinner ik me dat we met dat boek als lezer ernstig genomen werden. Eindelijk weg van pijproker Ernest Claes en consorten. 
 Ik zoek nog een en ander op over Harry Mulisch, schrijver die blijkbaar scherp in ’t oog gehouden werd door de Nederlandse Staatsveiligheid. Een bloemlezing uit de intussen publiek gemaakte dossiers. In 1954: ‘(…) Persoon moet worden gezien als een sterk links geëngageerd schrijver. Hij zou een hekel hebben aan werken. Is een bekwaam schrijver. Intelligent.’ In 1966: ‘Harry Mulisch heeft uitgelaten van mening te zijn dat provo op zijn eind loopt, o.a. omdat prominente provo’s zich in grote, kwalijke dampen uitstotende auto’s laten vervoeren. (…)’. (Zijn echtgenote zat voor Provo in de gemeenteraad van Amsterdam.) November 1968: ‘Volgens mededeling (…) is hij een echte levensgenieter. Hij maakt graag reisjes op kosten van anderen. Vrouwenliefhebber. IJdel (de bestgepakte schrijver van Nederland). Staat bij demonstraties op grote afstand toe te kijken, zodat hij, als er gevaar dreigt, snel weg kan komen.’ ‘Hij is belust op eigen pleziertjes, zoals het “versieren” van een mooie Cubaanse.’  Was Noël Berquin op de hoogte van de strapatsen van deze schrijver? Betekende de keuze voor Mulisch dat de geest van Mei ’68 ook door ’t college waaide?
Flor Vandekerckhove

Harry Mulisch. Het stenen bruidsbed. Verschillende uitgaven, ook nog een in 2005. De Bezige Bij, A’dam. 173 p. 

woensdag 10 december 2025

Drie dingen in drie zinnen, maar niet in Tucson, Arizona

Links: platenhoes van Get Back (rooftopversie). Midden: Linda Lee Beighle, weduwe van Charles Bukowski (de foto komt van een interview in Humo). Rechts: hoes van Paperback Writer.


JOJO trok niet naar Tucson, Arizona waarvan The Beatles ten onrechte dachten dat hij er thuishoorde. De loner, die hij wel degelijk was, verdroeg geen Tucsonans aan zijn zij, geen Beatles, geen Loretta, geen Rosetta, alleen Linda Lee Beighle, vrouw van onbekende leeftijd. ’t Was niet in Tucson, maar in San Pedro (Los Angeles) dat deze paperback writer op hoog niveau — Frère Jacques op de achtergrond — zijn indrukwekkend oeuvre voltooide. (Flor Vandekerckhove)

DRIEZINNENVERHALEN ZIJN experimenten in het maken van extreem korte verhalen, uitgaand van 't vermoeden dat internetlezers scrollen, surfen & swipen en dat ik bijgevolg maar korte tijd heb om hen mijn literair werk te tonen. In plaats van daar meewarig over te doen, neem ik die realiteit ter harte. 
In het e-boekje 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS verzamel ik er 200. Het boekje heeft als bijkomende plus dat je elke titel kunt aanklikken, de hyperlink leidt je dan naar een video waarin het verhaal geïllustreerd wordt en te horen/zien valt, 200 YouTube-producties in totaal. EN DAT ALLES IN 1 BOEKJE ! Zoals alle digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch is ook 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS gratis. Mail erom en je bestelling wordt meteen ingepakt door de juffrouwen van De Weggeefwinkel. (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

maandag 8 december 2025

Roksemberg, geboorteplaats van mijn vader

Links. Historische foto van Roksemberg, met links estaminet Den Ouden Gaffel. Rechts. Augustus 1950. Brugsesteenweg in Roksem, op de plaats waar de voormalige herberg Den Ouden Gaffel stond, gefotografeerd richting Westkerke. ‘De lichte helling op de foto is de Roksemberg.' De foto werd gemaakt door het Nationaal Geografisch Instituut (NGI). (Bron: FB-pagina van Erfgoedkring Oudenburg.) Inzet: Marcel Vandekerckhove, geboren op Roksemberg.


GERMAIN TRATSAERT traceert mijn genealogie tot diep in de middeleeuwen. Ik schrijf erover in Eigenlijk ben ik meer van Aartrijke. (°) Mijn voorouders, de Inghelbrechts, blijven daarna nog 474 jaar in Aartrijke wonen. De eerste die het dorp verlaat is Anna Maria (°1762) die met een boer uit Zerkegem huwt. Een van haar kleinkinderen, roepnaam Maranne (°1820), trouwt er op 23 oktober 1844 met Joannes (Vande)kerckhove (°1798), werkman uit Roksem. Voor ’t eerst lees ik in die genealogie mijn eigen naam. Daar, in Roksem, zet het geslacht zich voort.
’t Is ook in Roksem dat mijn vader op 22 juni 1922 geboren wordt. Ik schreef daar in 2013 al over: ‘Vader zei gekscherend dat hij op Roksemberg geboren was. Roksemberg! Dat was, zo herinner ik me, altijd een voltreffer op familiefeesten.’ Dat was geestig, dacht ik, doordat Roksem echt wel het platteland is: ‘Ik kan me voorstellen dat je daar in 1922 tot aan de einder kon kijken, niets dan beemden en akkers, een eindeloos uitzicht dat niet echt belemmerd werd door een veldkapel. Roksemberg? Over zo’n berg vind ik niets op het internet (…)’
Als er iets is wat niet stilstaat dan is ’t wel ‘t internet. Roksemberg, lees ik daar nu, bestaat wel degelijk. Op een FB-pagina van Erfgoedkring Oudenburg staat een foto met in het onderschrift ‘De lichte helling op de foto is de Roksemberg.’ Hier werd vader, Onze Marcel, geboren, misschien wel in estaminet Den Ouden Gaffel, een café, wat veel kan verklaren.
Flor Vandekerckhove

(°) Over de methode die stamboomonderzoeker Germain Tratsaert toepast om zover te geraken, plan ik een aparte post.

zondag 7 december 2025

Isaak Babel: angstaanjagende, brute eenzaamheid

[Afbeelding: Kozakken op mars, print van John Evan Hodgson.] Isaak Babel ‘heeft dat ene perverse moment in de Revolutie vastgelegd, waarop de wetteloze dans van de Kozakken buiten de ideologie stond, puur ritueel was, en hun “moedige paarden” noch aan de Russen noch aan de Polen toebehoorden, maar aan die lange klaagzang van de taal, de droefheid van het lied.’


HET BESTE verhaal van Isaak Babel? Ik zoek ernaar in zijn Rode Ruiterij en blijf hangen aan Pristsjepa. Meer dan een bladzijde lang is het niet, wat Isaak Babel daar over zijn reisgezel vertelt. 
Tussen de krijgsverrichtingen in keert Kozak Pristsjepa terug naar het dorp waar de Witten zijn ouders vermoord hebben. Daar trekt hij van de ene buur naar de andere, ‘een spoor trekkend van bloedige voetafdrukken.’ Hij neemt manu militari terug wat de buren eerder uit het leegstaande ouderlijk huis ontvreemd hebben. ‘In de hutten waar de Kozak spullen van zijn moeder of een pijpensteel van zijn vader aantrof, liet hij neergestoken oude vrouwen achter, boven de put opgehangen honden, iconen besmeurd met mest.’  Het dorp ondergaat de vergelding: ‘De dorpsbewoners rookten hun pijp en sloegen zijn weg grimmig gade.’ Daarna sluit Pristsjepa zich, drinkend, drie dagen op in de hut. Tijdens de derde nacht steekt hij het huisje in de fik. ‘De gloed van de brand was als een herrijzenis. Pristsjepa maakte zijn paard los, sprong in het zadel, gooide een pluk van zijn haar in de vlammen en verdween.’ (°) In heel dat wrede verhaal van verschroeiende wraak staat geen woord teveel. Nergens wordt gemoraliseerd, nergens gereflecteerd.
‘Er was een Franse criticus, Roland Barthes, nodig om Babel voor ons te lezen. “Stijl is onverschillig tegenover de maatschappij,” zegt Barthes in Writing Degree Zero; het is schrijvers “glorie en zijn gevangenis, het is zijn eenzaamheid”. Groots schrijven is een soort agrafie, [‘onvermogen om te schrijven’, mijn noot] “het is anticommunicatie, het is intimiderend” – het verlangt ernaar te zeggen wat niet gezegd kan worden. “Modernisme begint met de zoektocht naar een literatuur die niet langer mogelijk is.” Het is als een tekst die explodeert, die zichzelf vernietigt, diep de nacht inkruipt. Babel neemt ons mee naar de buik van het beest en houdt onze hand vast. Zijn boek [Rode Ruiterij, mijn noot.] gaat over een angstaanjagende, brute eenzaamheid, maar we zijn niet eenzaam terwijl we het lezen. Hij heeft dat ene perverse moment in de Revolutie vastgelegd, waarop de wetteloze dans van de Kozakken buiten de ideologie stond, puur ritueel was, en hun “moedige paarden” noch aan de Russen noch aan de Polen toebehoorden, maar aan die lange klaagzang van de taal, de droefheid van het lied.’ (°°)
(°) Isaak Babel, Verhalen. Vertaald uit het Russisch in het Nederlands door Froukje Slofstra. Uitg. Meulenhoff, A'dam. 2001. 573 ps. Wie Babel nog niet kent, maar een mondje Engels beheerst kan ’t ook anders doen. Je kunt Babel gratis van het net halen. The Complete Works of Isaac Babel. Opgemaakt door Isaaks dochter Nathalia. Met een voorwoord van Cynthia Ozick. 1072 pp. Uitg. WW Norton & C°. 2002. Ik zie dat het boek in ’t Engels in verschillende formaten en edities te koop is, niet als e-boek. Maar de pdf van het boek kan wel op verschillende plekken van ’t internet gratis gedownload worden. Ikzelf deed het hier.
(°°) Jerome Charyn. Savage Shorthand. The Life and Death of Isaac Babel. 2005. Random House. 224 p. De vertaling van het citaat is van Google Translation. 
Ik googel ‘Roland Barthes - Isaak Babel’ en vind iets wat nog maar onlangs op ’t net gepubliceerd werd: ‘Reading Babel through Barthes’. Daar staat nog meer over Isaak Babel: https://medium.com/@annabelh1. Van Roland Barthes staan verschillende vertaalde teksten op dbnl, o.a. De dood van de auteur (vertaald door J.F. Vogelaar.), verder ook interpretaties, zoals Wat noemt Roland Barthes ‘Le degré zéro de l’Ecriture’? van Siegfried Theissen.

zaterdag 6 december 2025

Op de foto, met mijn wielerheld Marcel Seynaeve

Bij een foto uit 1974 (?) van persfotograaf Herman Defurne (Het Nieuwsblad). Oud-beroepsrenner Marcel Seynaeve en ondergetekende herkennen we. Ik twijfel aan het vermelde jaar. We zoeken nog namen en de plaats is onzeker, ik denk Opex.


IN DE JAREN zeventig verdiende ik een bete broods in de reclame. In 1975 leidde die bezigheid me naar het wielerpeloton. Ik was erbij in Kuurne-Brussel-Kuurne en in Gent-Wevelgem; in Meerbeke heb ik Eddy Merckx zien winnen… 
’t Liefste deed ik kermiskoersen, dat weet ik nog. Ik hield van het milieu van bookmakers, pillendraaiers, masseurs, liefjes, meelopers & oudgedienden, familieleden & supporters, incrowd die zich volgens de eisen van de wielerkalender over ’t land verplaatste. Wanneer het in mijn publicitaire kraam paste, pikte ik ook wel een liefhebberskoers mee, ik denk dat men nu ‘beloften’ zegt. 
Ivan Schamp stuurt me de foto van zo’n koers. Hij zegt dat de foto van 1974 dateert, wat me voor een raadsel plaatst. Feit: de bebaarde jongeman, rechts, ben ik. Ge ziet dat ik zelfs het eigen lijf inzet: op mijn borst tors ik het ‘Speurder'-logo, firma waarom het me publicitair te doen is. Dat logo repeteert zich achter me, op panelen aan de nadarhekken, en verder ook op lucifer-doosjes, ballonnen, stylo's en op overvloedig veel wervend papier dat ik ter plekke achterlaat. Naast me op de foto staat Marcel Seynaeve, wielerheld van mijn jeugd. 
Waar werd het beeld gemaakt? Ik herinner me de foto niet. 1974? Ik twijfel. Heb ik twéé jaar in de koers doorgebracht? Wel herinner ik me — meen ik me te herinneren — dat ik in 1975 present tekende op de Opex, op de Eduard Moreauxlaan, tijdens een koers die Eddy Ronquetti daar gewonnen heeft. Nog steeds zie ik hem triomfantelijk de hand omhoogsteken, wat ook klopt met zijn palmares. Of val ik weer ten prooi aan herinneringsvervalsing
De jonge winnaar die op de foto centraal staat is Eddy niet, dat zie ik ook wel. Wellicht is ’t de winnaar van een voorafgaandelijke wedstrijd: (onder)beginnelingen, nieuwelingen, junioren, whatever. Zijn meisje is terecht trots op hem. Misschien weet zij nog waar en in welk jaar dat was.
Flor Vandekerckhove

vrijdag 5 december 2025

Sigmund Freud: de Verenigde Staten zijn een ‘Misgeburt’

Midden Sigmund Freud, rechts Max Eastman.


OVER DE Amerikaanse publicist Max Eastman (°1883 - 1969†) valt zoveel te zeggen dat ik het in zijn geheel aan Wikipedia overlaat. Zelfs over een van zijn boeken, Great Companions: Critical Memoirs of Some Famous Friends, valt zoveel te vertellen dat ik aan één keer niet genoeg heb. In dat boek: gesprekken met / herinneringen aan Pablo Casals, Albert Einstein, Sigmund Freud, Ernest Hemingway, E. W. Scripps, Edna St. Vincent Millay, Leon Trotski, Bertrand Russell, George Santayana, Charlie Chaplin en John Dewey. Eerder postte ik er al iets over. Ge moet dat eens aanklikken, het zal u plezieren: De dialectiek van Trotski en het borsthaar van Hemingway.
Nu Sigmund Freud. Eastman interviewt hem in 1927. Freuds naam valt ook eerder al, in een gesprek met Einstein, waar die over de psychiater zegt: ‘Ik denk dat hij een aantal fantastische ideeën heeft bedacht, maar of ze waar zijn of niet, zullen we in ons leven waarschijnlijk nooit weten. Het probleem is dat verificatie in de psychiatrie onmogelijk is. De fout ligt, denk ik, meer bij het onderwerp dan bij Freud.’ Vandaag hoor je die kritiek nog altijd: meer dan van wetenschap is Freuds psychoanalyse een kwestie van geloof.
Max Eastman interviewt Freud onder een veelzeggende titel: Differing with Sigmund Freud, van mening verschillen dus. Ik beperk me tot een leuke passage waarin Freud zijn mening over de Verenigde Staten uit. De vertaling is van Google.
"Wat ga je doen als je terug bent in dat Amerika van je?" vroeg hij. 
"Wat maakt dat je Amerika zo haat?" vroeg ik. 
"Amerika haten?" zei hij. "Ik haat Amerika niet, ik heb er spijt van!” 
Hij gooide zijn hoofd weer in zijn nek en lachte hilarisch. "Het spijt me dat Columbus het ooit heeft ontdekt!” 
Ik lachte met hem mee en spoorde hem ongetwijfeld aan, want ik ben niet gevoelig voor onze nationale tekortkomingen.
(…)
"Je hebt mijn vraag niet beantwoord; wat ga je doen als je thuiskomt? Heb je al concrete plannen?" 
"Geen, behalve dat ik ga schrijven."
"Ik zal je vertellen wat ik wil dat je doet. Ik wil dat je naar huis gaat en een boek over Amerika schrijft, en ik zal je vertellen hoe je het moet noemen. Misgeburt Wat is dat woord in het Engels?"
"Abortus?"
"Nee, geen abortus."
"Monster?"
"Nou, dat is voldoende. Schrijf een boek over het monsterlijke ding dat Amerika is geworden..." Hij zweeg even. [Het woord is 'miskraam'.] De Miskraam van de Amerikaanse Beschaving, dat wordt de titel van je boek. Je zult de oorzaken achterhalen en de waarheid vertellen over de hele vreselijke catastrofe.”
Max Eastman. Great Companions: Critical Memoirs of Some Famous Friends. Eerste druk 1959. Ambassador Books Ltd., Toronto. Uitg. Farrar, Straus & Cudahy New York. 312 p. Er is ook een nieuwe uitgave. 2007. Uitg. Chandra Chakravarti Press. 

donderdag 4 december 2025

3 december 2008 - 3 december 2025



ER IS maar één feestdag waaraan ik volgaarne participeer en dat is het Feest van 3 december. Normaliter zijn alle dagen mij gelijk en prefereer ik een eenvoudig, rustig bestaan, maar op 3 december maak ik altijd zeer goede sier. De bezem steekt ten venster uit, ik dans er en speel er al op de fluit, op potten en pannen, op glazen en kannen, op allerhande geluid, op messen, op shup en op zoutvat, op hangel op tangel, op dit en op dat, op trommeltje rom, dom domme dom dom, op keteltje, lepeltje, tikke tik, tang, en dat gaat zo de hele dag lang. 
We vieren dat feest nu al voor de zeventiende keer, Tania en ik, en van mij mogen daar nog eens zeventien jaar bijkomen. Deze keer leverde een onbekende dichter uit de 17de eeuw de tekst. Wie er de oude muziek bij wil horen, klikt hier. (Flor Vandekerckhove)

woensdag 3 december 2025

Ik weet waarlijk niets meer

De Oostendse Sint-Petrus-en-Pauluskerk werd gebouwd in neogotische stijl, tussen 1899 en 1905, naar de plannen van de Brugse stadsarchitect Louis Delacenserie (1838-1909). (De foto heb ik lang geleden van 't internet gehaald, ik denk uit deze FB-groep. Ik weet niet meer wie hem daar geplaatst heeft, sorry.)


HEBT U dat ook? Hoe ouder ik word, hoe minder ik weet. Toen ik jong was, wist ik omzeggens alles - dat heeft naar verluidt met het dunning-krugereffect te maken - nu weet ik niets meer. Tot gisteren dacht ik: 'de grote kerk' in Oostende is een kopie van de Dom van Keulen. Vandaag zie ik in Wikipedia dat die Oostendse Sint-Petrus-en-Pauluskerk de vrucht is van plannen van architect Louis Delacenserie (1838-1909). De stijl is ‘gespiegeld’ aan de gotische stijl van de Dom van Keulen, maar ook aan die van de neogotische Votivkirche in Wenen. Het verschil tussen ‘gespiegeld’ en kopie? Geen idee. Terwijl ik nu toch op Wikipedia zit, kijk ik wat in/aan die kerk zoal te zien is: ondermeer een penant, een timpaan in de archivolt en er is maaswerk. Er is een pinakel, ge moogt ook fiaal zeggen. Geen van die namen ken ik, ik weet waarlijk niets. Ik zie ook dat het kerkorgel daar verschillende keren ‘de orgel’ genoemd wordt. Ook de mens die deze Wikipediabladzijde verzorgt, heeft nog wat te leren.
Flor Vandekerckhove

dinsdag 2 december 2025

Leven na de vis

Een oudere versie op www.youtube.com/watch?v=_WTNTgLC6Wo


IN DE TIJD dat ik een vis was en in ’t aquarium van mijn zoon Bert woonde, wilde ik alleen maar van dat viszijn af. Op een dag, terwijl hij het aquarium aan ’t kuisen was, zag ik mijn kans schoon en ontsnapte. Daarna moest ik alles leren: inhaleren in plaats van happen, stappen in plaats van zwemmen, spreken in plaats van zwijgen, rechtdoor trekken in plaats van rondjes draaien, slapen met mijn ogen dicht, met lawaai omgaan in plaats van met stilte, en ’t moeilijkste van al: schrijven in plaats van toekijken. (Flor Vandekerckhove)

DRIEZINNENVERHALEN ZIJN experimenten in het maken van extreem korte verhalen, uitgaand van 't vermoeden dat internetlezers scrollen, surfen & swipen en dat ik bijgevolg maar korte tijd heb om mijn werk te tonen. In plaats van daar meewarig over te doen, neem ik die realiteit ter harte. 
In het e-boekje 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS verzamel ik er 200. Het boekje heeft als bijkomende plus dat je elke titel kunt aanklikken, de hyperlink leidt je dan naar een video waarin het verhaal geïllustreerd wordt en te horen/zien valt, 200 YouTube-producties in totaal. EN DAT ALLES IN 1 BOEKJE ! Zoals alle digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch is ook 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS gratis. Mail erom en je bestelling wordt meteen aangepakt door de juffrouwen van De Weggeefwinkel. (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

maandag 1 december 2025

Eigenlijk ben ik meer van Aartrijke (dan van wat anders)

Aartrijke in een mij onbekend jaar. Inzet F.R. Boschvogel. 


ER ZIJN van die mensen. Ze zijn genealoog en gaan zich te buiten aan stambomen. Ze zoeken naar voorvaderen en waar het spoor doodloopt proberen ze ter plekke met een voormoeder toch nog weg te geraken en vandaar naar haar vader enzovoort. Zodoende strandt mijn afkomst in Aartrijke waar Stevin Ygghebrechts omstreeks 1370 ter wereld komt. (°) Hij en zijn Magritte zijn mijn edelouders. In die tijden neemt men het met de spelling niet zo nauw, Ygghebrechts, Inghelbrechts, Inghelbrecht, Enghelbrecht, Engelbrecht… Ik bespaar u de details - een kat vindt er haar jongen niet in weer - maar weet dat mijn geslacht vierhonderd jaar na grondlegger Stevin nog steeds in Aartrijke woont. Ook daarna is er nauwelijks sprake van mobiliteit, zo weinig zelfs dat ik me nog met Aartrijke verbonden voel: zijn beemden, zijn akkers, zijn schrijvers.
Zo’n Aartrijkse auteur is F.R. Boschvogel (°1902 - 1994). In 1948 verschijnt zijn roman Niet wanhopen Maria-Christina, waarin de Aartrijkse Andries Engelbrecht (!) een hoofdrol speelt. Meteen vraag ik me af: voel ik verwantschap met die Andries? In het eerste hoofdstuk ontdek ik al een mij bekende familietrek: De blik van molenaar Andries ‘boort naar de grote tuin achter het huis. Daar loopt Johanna-Franciska in haar bleekblauw onderkleed met de wasmand rond. Om de tuin staat een zware beukenhaag. De vrouw kan zich veilig wanen achter de beslotenheid dezer muurdikke omheining. Maar hoog boven haar loert het geboeid oog van hoofdman Andries Engelbrecht naar de blote armen, die zo zwierig de was uithangen, naar 't welgedane lijf vol speelse weister. Iets van 't gonzen der molenstenen vaart door zijn bloed en een wellustige glimlach bloeit op de mond.’ Nu wil ik ook weten hoe het afloopt. Geoefend als ik ben in het diagonaallezen, zoek ik het in een rotvaart uit. Dacht ik het niet, Andries gaat aan wellust en drank ten onder. En aan noeste arbeid, alsof dat alles goedmaakt. Geen twijfel mogelijk: familie!
Flor Vandekerckhove

(°) Over de methode die genealoog Germain Tratsaert toepast om zover te geraken plan ik een aparte post.

F.R. Boschvogel. Niet wanhopen, Maria-Christina (historische roman) 1948. Uitgeverij Lannoo, Tielt. 390 pp. Met een tekening van Jozef Speybrouck bij het begin van elk hoofdstuk. 1957: 2de druk Arbeiderspers Reinaert romanreeks nr 96. Omslagontwerp: Harry Lindy. (1951:  Vertaald in het Duits door Hans Heinrich Reykers als  Nicht verzweifeln, Maria-Christina. Uitgever: Pattloch, Aschaffenburg.)

zaterdag 29 november 2025

Vechten om meisjes

De foto vond ik in een oude FB-groep van Glenn Vermoortel. We zien de Dorpstraat in Bredene, meer weet ik er niet over. Werd daar ooit om die meisjes gevochten?

VAN STRAATGEWELD zegt men nu veelal dat het zinloos is. Het internet toont me een lange lijst van plaatsen waar het voorkomt. Er bestaat zelfs een stoeptegel die je kunt aanbrengen om ertegen te protesteren. Niet dat straatgeweld vroeger onbestaand was, maar het was niet zinloos, dat ging om… de meisjes. 
Dorpsjongens namen het niet dat Kamiel zijn oog op een hunner meisjes had laten vallen. Om die reden werd hij tussen Gistel en Snaaskerke van de brug gesmeten. De jongeman verdronk. ’t Is te lang geleden om de feiten nog juist geplaatst te krijgen, er rest ook niemand aan wie ‘k het kan vragen. Wel kan ik nog de familiebanden ontrafelen, Kamiel was een oudere kozijn van mijn vader. Wat dat straatgeweld toch wel heel dichtbij brengt. Nog zo’n verhaal: Simonnes schoonmoeder had een broer die in een messengevecht gedood werd. Dat ging tussen een jongensbende van ’t Sas en een van de Opex. Zegt Simonne: ‘Ze hebben nooit geweten wie de dader was.’ Omerta!
Niet zo heel erg lang geleden bestond die concurrentie tussen wijken nog altijd. Dat weet ik van oud-klasgenoot Daniël Vandenbussche. Hij vertelt me over die van de Opex die op ’t Sas wielspaken van jongensfietsen instampten, een territoriumstrijd: de Spuikom was betwist gebied. Ging het daarbij ook om meisjes? In onze jongensjaren? 
Neen toch?! Maar dan zegt Daniël: ‘Ook jullie van de Duinen zagen ons, van ’t Sas, niet graag afkomen. Toch niet als we met jullie meisjes probeerden aan te pappen.’ 
Nu breekt mijn klomp! Ik wist wel dat die van ’t Sas een reputatie hadden, maar dat ook wij, jongens van de Duinen, zo’n kwalijke reputatie torsten, daar was ik me geenszins van bewust. Wat een haast filosofische kwestie ontbloot: een mens ziet zichzelf altijd als behorend tot 'de goeden', 'slecht' zijn altijd die van elders. (Misschien kan ik het op hoge leeftijd nog goedmaken, Daniël, met dit meisje van ’t Sas.)
Flor Vandekerckhove

vrijdag 28 november 2025

Joop Waasdorp vertelt waarlijk àlles

Foto inzet: Joop Waasdorp (°1917 - 1988†)


Joop Waasdorp (°1917 - 1988†) wordt me aangeraden door A.L. Snijders die in 2015 twee ZKV’s aan hem wijdt: ‘(…) zo’n schrijver mag toch niet vergeten worden.’ Ik haal de verzamelde verhalen in huis (°) en leer vooral dat Waasdorp in zijn vertellingen àlles vertelt, echt àlles.
Dat àlles vertellen valt me, eerlijk gezegd, ietwat tegen, en dat gebeurt meteen al in het openingsverhaal, St. Helena, waarin hij vijf hoofdstukjes nodig heeft om werkelijk àlles over elk van de bewoners te vertellen. Soms levert dat wel goede zinnen op: ‘Zondags kwam er weleens een schoongewassen toerist in een slecht huurbootje aan de punt van het eiland om tussen die grafstenen rond te scharrelen op zoek naar de laatste rustplaats van een, wel, het zal een grootvader zijn geweest.’  Dat de toerist ‘schoongewassen’ is en het huurbootje ‘slecht’ bakent hem af van de bewoner die weet dat het belangrijker is een goed bootje te hebben dan je schoon te wassen. En ‘wel, het zal een grootvader zijn geweest’ vat het dedain samen waarmee zo’n toeristische bezigheid er bekeken wordt. Het àlles vertellen gaat door in het tweede verhaal, Het naakte leven, waar Waasdorp het eerste hoofdstukje afsluit met het mooie ‘De avond neemt mij in vredige zachte armen, te zamen met het lege bonenblikje in de hoek.’ Voor de betere keuken moet je daar niet zijn. Da’s wel een mooie zin, maar heb je dan ook 19 hoofdstukjes nodig? Komt het hierdoor? ‘Ik ben uitsluitend gaan schrijven om geld te verdienen,’ Meer woorden, meer centen? Dan ben ik toch meer voor Hemingways ijsbergtheorie, zoals ik die demonstreer in Bij elke blaffer past een Marlies Dekkers-schouderholster
Ik ga bij Waasdorp op zoek naar iets wat korter is: De revolutie zonder aanhang. Waasdorp beschrijft op licht surrealistische wijze zijn kindertijd: ‘Het oude huis was een krakend buffet, waarin mijn broer en ik wetteloos leefden.’ Zelfopvoeding: ‘Wij kenden het leven terdege. Met het onderwijs hadden wij geen grote strubbelingen gehad. Zes jaar lang hadden wij rustig in een oud dik boek over het leven van Puccini zitten lezen en niemand in de klas had last van ons gehad.’ De revolutie waarover de titel spreekt, wil maar niet komen: ‘Mijn broer was somber. Hij zat dagenlang in een groene crapaud en staarde naar buiten, waar nog een vaalbruine schemer hing. "Alles gaat op de oude toer verder," zei hij neerslachtig."Men leeft met vreugde."’ Prachtig! En kort ook.
Flor Vandekerckhove

(°) Joop Waasdorp. De Verhalen. 2013. Uitg. J.M.Meulenhoff. In dbnl staan twee lange, goedgeschreven besprekingen van het werk van Waasdorp, beide van Eddy Mielen: De kunst van Joop Waasdorp en Een verkenning van het werk van Joop Waasdorp. Ook in dbnl: een bespreking van Bert Beene: Joop Waasdorp. Wie een lange levensbeschrijving zoekt van Joop Waasdorp, schrijver en avonturier: ‘Ik ben een little loner, die ook door het leven moet’ (Thijs Wierema). Zelf heb ik eerder ook al over het werk van Joop Waasdorp geschreven in Ooit had ik een boot .

donderdag 27 november 2025

Buitenparlementair verzet tierde weer welig

Links: jaren tachtig. Stakingspiket met participatie van ondergetekende, aan Volvo Cars, autofabriek in de Gentse Kanaalzone. Rechts: dinsdag 25 november. Dirk Cosyns (met nieuwe heup) aan het piket.


DRIE STAKINGSDAGEN heeft dit land achter de rug, drie dagen van buitenparlementair verzet. Drie dagen ook die me herinneren aan stakingsacties waaraan ik destijds volop participeerde.
In de schoendoos stoot ik op een foto uit de jaren tachtig. Stakingspiket aan Volvo, in de Gentse Kanaalzone. Vooraan een ferm behaarde kerel die onbeschroomd in de lens kijkt. Dat ben ik. De foto liegt niet, ik was waarlijk vroeg te been (en ’t was ook telkens weer laat voor ik me te slapen legde.)
Dat zie je me vandaag niet meer doen, ik heb de energie niet meer. Alles heeft immers zijn tijd, zoals Prediker hier zo schone zeide. Aan dat ‘alles heeft zijn tijd’ heb ook ik trouwens een gedicht gewijd, poëem met een sterk stokvers. Ik citeer twee strofes (het hele gedicht hoor je hier.)
De nacht die kwam had ik niet zien komen en toen ik oud en moe
Aan ’t einde was gekomen en daar op het strand ging zitten kijken hoe
De zee in ’t ruisen van de golven aan weer nieuwe jongelingen vroeg
Schaamteloos de schots en scheve schaarse rangen te vervoegen 
Werd ik Lamme Goedzak die toekeek hoe Tijl via schaars verlichte
Paden ging waar men hem hebben wou en die me in ’t passeren mijn
Stokpaard afnam en mijn marot me zeggend dat het zijn beurt was om
Schaamteloos de schots en scheve schaarse rangen te vervoegen
Schoon toch. Al zijn er die dat defaitisme noemen, zoals mijn oude maat Dirk Cosyns die zich zelfs naar een nieuwe heup toe haastte, zodat hij, in zijn eigen woorden, goed op tijd ‘ten volle mijn verantwoordelijkheden kan opnemen.’ En ja, daar zag ik hem waarlijk met zijn splinternieuwe heup aan het piket opdagen.
Tussen al het nieuws over geblokkeerde entrepots en afgeblokte busdepots, tussen al dat geklaag uit VOKA-hoek, tussen al die meninkjes van bourgeois die alleen maar hun spiegelbeeld napraten
, meldde Facebook op dinsdag 25 november ook dit: ‘In solidariteit met de vakbondsacties tegen de regeringsmaatregelen post De Laatste Vuurtorenwachter vandaag GEEN nieuw verhaal.’

woensdag 26 november 2025

Schrijven in ‘t literaire ongewisse

‘Wandelend keer ik terug via de duinbossen van De Haan.’ 


ME DE DEUR wijzend, verbreekt Pennynck mijn enige connectie met het literaire veld. Een ander' mens zou zeggen: ‘Eigen schuld, dikke bult. Je had maar je mond moeten houden', maar ik ben geen ander' mens, ik ben the one & only en verstoken van elk gevoel voor sociabiliteit. Sindsdien schrijf ik in het literaire ongewisse. Daaraan denk ik, terwijl ik op de tram naar een vrouw kijk die rechtstaand Zadie Smith leest, The Fraud. Aan halte Wenduine Molen stap ik af, de vrouw tramt lezend verder. Wandelend keer ik terug via de duinbossen van De Haan. Herfstkeuren, wandelaars, alles wijst op zondag. ’Jij bent toch Flor?’ vraagt iemand - Gentse tongval - me in ’t passeren. Ik bevestig noch ontken. ‘Wij lezen De Laatste Vuurtorenwachter’, zegt ze. Haar gezellin beaamt, beiden lezen De Laatste. Waarna we onze weg vervolgen, zij richting Wenduine, ik Zwarte Kiezel. Daar voert de tram me terug naar ’t literaire ongewisse. ‘Kijk’, zeg ik thuis tegen Polleke, terwijl ik hem mijn tekst voorlees, ’puur realisme! Dat is lang geleden.’
Velerlei maquis is een essay waarin ik een periode uit het het werk van Charles Baudelare, Paul van Ostaijen, Charles Reznikoff en Bob Dylan belicht, meer bepaald de tijd waarin ze hun werk in het verborgene produceerden. 
Zoals al de e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook dit essay gratis voor wie erom vraagt. Er is een PDF-versie en het is ook beschikbaar in EPUB. Je kunt bestellen via liefkemores@telenet.be. De Weggeefwinkel zorgt ervoor dat het meteen in je mailbox valt. (Vermeld ‘Maquis’ en zeg wat je verkiest, pdf of epub.)

maandag 24 november 2025

Köln 75, geslaagde inleiding tot de jazz

Michael Chernus in de rol van de Amerikaanse muziekjournalist Michael ‘Mick’ Watts.
Rechts: Mala Emde als 
Vera Brandes, achttienjarige Duitse concertorganisator.


OOIT HAD IK een geschoolde jazzdrummer als schoonzoon. Jazzdrummer is hij nog altijd, schoonzoon is hij maar kort geweest. Anders had ik ongetwijfeld, daarin door hem aangestuurd, enige jazzkennis opgedaan, jazzconcerten bijgewoond, jazzmuziek beluisterd, biografieën gelezen, smaak ontwikkeld… Ik voel het aan als een gemis. Minder van de schoonzoon dan van de jazzintroductie die ik had kunnen krijgen. Dat ik nu niet van het genre kan genieten, wijt ik aan mijn totale onwetendheid. 
Jazz is in de muziek, vind ik, wat nouvelle vague in de film is: ge kunt daar niet van houden als ge geen tientallen films per jaar ziet, enige scholing terzake hebt, inzicht in de filmtechnieken ook, biografieën leest en door dat alles kwaliteiten opmerkt die gewone filmliefhebbers als ik ontgaan. Waardoor die hele nouvelle vague voor mij toch maar een vervelende boel is, net als het jazzgebeuren. Maar zoals gezegd: ik ervaar het als gemis.
Vooral daarom wilde ik Köln 75 zien, film over de coming of age van concertorganisator, later ook muziekproducente, Vera Brandes. Als achttienjarige slaagt zij erin een mijlpaal in de jazzgeschiedenis neer te poten: het soloconcert van pianist Keith Jarreth in de winter van 75 in Köln.
Ik geniet van de filmmuziek, verre van alleen maar jazz; van het verhaal; van het oproepen van een tijd die ik me goed herinner; van het naturalistisch beschreven, ontluisterende on the road-gebeuren van een armlastige muzikant, waarin elke cent wordt omgedraaid; van de confrontatie tussen de vurig enthousiaste Vera Brandes en de door rugpijnen gekwelde, moegestreden Keith Jarreth en ook van de jazzinleiding die deze film voor mij geworden is.  
Hieronder vertaal ik wat de Amerikaanse muziekjournalist Michael ‘Mick’ Watts ons in de film meegeeft. Je zult ver moeten zoeken om iets te vinden wat deze monoloog als inleiding tot de jazzgeschiedenis evenaart: 
‘Men kan de ontwikkeling van jazz als een eliminatieproces beschouwen. In het begin zijn er composities en bigbands die ze spelen. De bandleider arrangeert en dirigeert de band. Solo's staan ​​vast. De muziek wordt levendiger, de solist speelt in een vaste toonsoort en improviseert over een onderwerp. Hij mag maar een bepaald aantal maten spelen. Dan worden de bands kleiner. Kwintet, kwartet, trio’s. Ze improviseren met een vaste akkoordvolgorde. Dit brengt ons bij de volgende stap. Live Jazzmuziek. De bandleider is afgeschaft, iedereen is gelijk. Ze volgen een sjabloon, die heten standards. Deze muzikanten variëren op een stabiele basis. Maar dat is niet alles. Want dan… besluit iemand de basis af te schaffen. Free jazz, compleet geïmproviseerde vrijheid. De bas begint. Niemand weet waar het toe zal leiden. Het is vrij en toch vereist het een nauwe band tussen de muzikanten. Virtuositeit. Eerlijk gezegd: Sommige dingen klinken kut. [MAAR NIET ALLES] De uiteindelijke eliminatie lost alles op. Keith Jarrett heeft niemand om mee te improviseren, ideeën uit te wisselen en hij heeft geen uitgewerkt idee betreffende wat hij zal spelen. Hij is alleen. Zijn hoofd is leeg. Probeer dat maar.’
Köln 75. 2025. Duitsland. Taal Duits, Engels. 110 minuten. Regie: Ido Fuck. Hoofdrollen Mala Emde, John Magaro, Michael Chernus, Alexander Scheer.