donderdag 30 november 2023

Hoe ik via Isaak Babel Patricia Blake ontdekte

Patricia Blake als fotomodel voor Richard Avedon.


 ‘Isaac Babel is the despair of the biographer.’ (Patricia Blake)

’T IS IETS WAT ik ieder jaar doe: in oktober trek ik naar de Pyreneeën en terwijl Tania dat gebergte afwandelt, werk ik daar aan een essay. In oktober 2024 buig ik me misschien wel over Isaak Babel. Zeker is dat nog niet, maar ik begin toch al 1 & ander te verzamelen.

Ik publiceerde eerder al tal van stukjes over hem. Babel is mijn lievelingsschrijver, ik lees en herlees al zijn verhalen, veelal in close reading; ik erken hem als een van mijn leermeesters; ken z’n biografie, brieven ook. Ik weet wat er in de maanden van zijn gevangenschap gebeurd is, heb mooie beelden die Koenraad Tinel bij zijn verhalen tekent… Ge ziet: ik heb wel een en ander. Dit gezegd zijnde: er is ook veel wat ik niet weet. Daarom haal ik The Enigma of Isaac Babel in huis, veel te duur boek waarvan ik hoop dat het me wijzer maakt. (°)
De Laatste Vuurtorenwachter is zo nu en dan ook een kladboek, plek waar ik notities omtrent work in progress bijhoud; bijvoorbeeld leesnotities die dat Babel-essay voorbereiden. Zo’n kladboek is voor lezers niet erg interessant, daarom probeer ik er al eens een extratoets aan te geven.
Die extratoets wordt me deze keer geleverd door Patricia Blake, een van de medewerkers aan The Enigma of Isaac Babel. Zij opent dat boek met Researching Babel’s Biography. Adventures and Misadventures (‘Onderzoek naar de biografie van Babel. Avonturen en tegenslagen’) Op Wikipedia zoek ik naar die Patricia, en dat gaat moeizaam. Uiteindelijk kom ik op een Russische pagina terecht. Ik laat Google een en ander vertalen: ‘Amerikaanse schrijfster, journalist, uitgever, correspondent voor de tijdschriften Time en Life, modemodel, intellectuele, minnares en biografe van schrijver Albert Camus.’ Wel wel, als extratoets kan dat tellen!
In The Enigma vertelt ze dat ze al sinds 1962, af en aan, met Babels biografie bezig is: ‘Toen ik in juli 1962 in Moskou van start ging, was ik al een behoorlijk ervaren journalist. Ik sprak vreselijk klinkend, maar nuttig Russisch en was al eerder in de Sovjet-Unie geweest voor Life en Time.’ In 1962 ontmoet ze Gorki’s weduwe, verder ook Ilya Eherenburg, Antonina Nikolaevna Piroskova die daar de laatste jaren met Babel gedeeld heeft. Ze bezoekt in Zagreb Isaac Livshits, Babels oudste vriend. Ze hoort de geruchten over Babels vermeende liaison met Eugenia, echtgenote van Stalins opperbeul Jezjov (in ’t Engels Ezhov). Patricia Blake gelooft die geruchten niet, wel denkt ze ‘that Babel had come under Ezhova’s protection, with all the advantages — and perils — that that involved.’ (°°) Dat Babel inderdaad slachtoffer werd van zijn langdurige vriendschap met Eugenia Jezjova is ook de mening van Vitali Schentalinski die tijdens de Perestrojka als eerste de gevangenisprotocollen kan inkijken: Babel is, schrijft hij, slachtoffer geworden van een valse getuigenis. Wanneer Nikolaj Jezjov, hoofd van de NKVD zelf wordt weggezuiverd, sleept hij de entourage van zijn echtgenote daarin mee en bijgevolg ook Babel die een vriend van haar is. (°°°) In die visie wordt Babel niet omwille van zijn geschriften vermoord, maar door een achterbakse echtgenoot. ’t Is en blijft een gissing, net zoals de andere mening die Babels Franse biograaf erop nahoudt: ‘‘Stalin wilde de auteur van De rode ruiterij laten verdwijnen en met hem zijn boek.’ (°°°°) Misschien heeft Anna Akhmatova wel gelijk wanneer ze op soortgelijke vragen antwoordt: ‘Wat bedoel je met waarom? Het wordt tijd dat je begrijpt dat mensen voor niets worden gearresteerd.’
Wat Blake in het boek schrijft is ook interessant voor de brute tegenkanting die ze in 1962 in Moskou van overheidswege ondervindt, anekdotes die ons eraan herinneren welke politiestaat dat daar was. Omdat dit stukje nu al langer dan gewenst is, hou ik dit voor een volgende post. Ik onthoud ook dat Babel in 1932-33 in Parijs antistalinist Boris Souvarine ontmoet. Patricia Blake spreekt met hem, zoals ze dat in Parijs ook doet met André Malraux en Isaaks zuster.
Wat ik nu wil weten is of Patricia Blake die Babel-biografie uiteindelijk ook schrijft. Op ’t einde van haar stuk staat: ‘I still despair that a biography of this great writer can ever be rendered in the amplitude it reserves.’ Op ’t net vind ik een verwijzing naar ‘The Unfinished Life and Work of Isaac Babel’ waaronder haar naam staat, maar dat boek uit 2007 (uitgeverij Farrar, Straus & Giroux) is nergens te vinden, niet in de handel, niet in een bib, niet tweedehands, niet als vermelding in de uitgeverij. De afwezigheid ervan is zo opvallend dat ik vermoed dat het bij goede bedoelingen gebleven is. In bibliotheken zit van haar nog wel een en ander, maar die biografie? Neen, die is, denk ik, er niet gekomen. En dat zal nu ook niet meer gebeuren, ik zie dat Patricia Blake op 14 oktober 2010, op 85-jarige leeftijd, gestorven is. Ook vind ik dit nog: ‘Patricia Blake was een 19-jarige Amerikaanse studente toen ze Albert Camus ontmoette. Ze was in de leer bij het tijdschrift Vogue in 1946, toen hij arriveerde voor een lezingentournee voorafgaand aan de publicatie van zijn eerste Engelse vertaling. Hoewel Blake ook model stond voor een foto van Richard Avedon, staat ze beter bekend als een van de minnaressen van Camus met wie hij correspondeerde tot aan zijn dood in 1960.’ Boeiende vrouw toch. Iemand moet haar biografie eens schrijven.
Flor Vandekerckhove


(°) The Enigma of Isaac Babel: Biography, History, Context; redactie Gregory Freidin. 288 pp. Stanford University Press. 2009. Met bijdragen van Patricia Blake, Gregory Freidin, Carol Avins, Michael S. Gorham, Marietta Chudakova, Alexander Zholkovsky, Robert Alter, Zsuzsa Hetényi, Elif Batuman, Efraim Sicher en Carl Weber. Het papieren boek kost bij Amazon 66 €. Ik haal het e-boek in huis voor 44 €. Schandalig duur, vind ik.

(°°) Jezjova sterft onder duistere omstandigheden in een sanatorium, wellicht zelfmoord, enkele maanden (november 1938) voor Babel. Opperbeul Jezjov wordt enkele dagen na Babels dood door Stalin ter dood gezuiverd. 

(°°°) Vitali Chentalinski. La Parole Ressuscitée. Dans les archives littéraires du K.G.B. Uit het Russisch in het Frans vertaald door Galia Ackerman en Pierre Lorrain. Editions Robert Laffont, Paris 1993. 462 pp.

(°°°°) Adrien Le Bihan. Isaac Babel, L’écrivain condamné par Staline. 2015. Paris, ed. Perrin. 343 pp. 


De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 

Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.


woensdag 29 november 2023

Geen Engelsman

'GEEN ENGELSMAN' IS een van de 200 driezinnenverhalen die ik dit jaar wil schrijven. Intussen ben ik de tel kwijt, ik zie wel dat ik er enkele liggen heb die nog gepubliceerd moeten worden. Ook in ‘Geen Engelsman' begeleid ik mezelf bij 't declameren op de strumstick, waarbij de drummer van GarageBand me vergeefs probeert in de maat te houden. De gif in het filmpje is, zoals dat wel meer het geval is in deze reeks, van Bill Domonkos. Ge moet maar eens kijken. (Flor Vandekerckhove)

www.youtube.com/watch?v=GG-wtm5-pqo

[125]

Geen Engelsman — Nadat ze me de weg gewezen had, bedankte ik haar. It’s nothing, zei ze, it’s five frank. Ze was gewis geen Engelsman.

maandag 27 november 2023

Een jeugd in de bossen van Neerpelt


’T IS IETS WAT ik met Gideon Kiefer (°1970) deel: de fascinatie voor het geheugen, de onbetrouwbaarheid ervan en hoe die onbetrouwbaarheid onze (jeugd)herinneringen kleurt, vervormt, vervalst en er een apart verhaal van maakt. Voor Gideon Kiefer speelt dat verhaal zich af in bossen en ook dat begrijp ik meteen: bij hem zijn ’t bossen, bij mij zijn dat duinen, strand, zee.
Zo’n onbetrouwbaar verhaal toont de kunstenaar ons nu in Kortrijk. De titel, I’m Lost in a Forest, ontleent hij aan een song van The Cure, lied dat de tienerjaren van de schilder verblijdt. De schilderijen zijn uiteraard van Gideon Kiefer, maar de scenografie is van Patrick Lefebure en de soundscape van Kris Ercken, niet toevalling Peltenaar, net als de schilder. Die drie nemen ons mee in een totaalinstallatie die een facet van Gideon Kiefers jeugd verhaalt. Dat gebeurt op erg hedendaagse wijze, via muurgrote uitvergrotingen van stills uit Google Street View, meer bepaald langs de Tisselrietweg in Pelt, waar het grootouderlijke huis van de schilder staat. Die beelden bevragen je meteen, ze tonen niet de in bovenhoek vermelde straat, wel beelden van bossen. Hoezo? Bestaan er Google Street View-beelden van bossen? Terug thuis probeer ik het meteen: links en rechts van die Tisselrietweg in Pelt staan vooral indrukwekkende villa’s, weliswaar in bosrijke omgeving, maar je moet hard zoeken om er het soort foto’s te vinden die de tentoonstelling toont, wat me leert dat de aldaar getoonde Street Views al deel uitmaken van de uit het geheugen opgeroepen onbetrouwbaarheid. (°) Dat bevragen gaat in overtreffende trap wanneer Google er blijkbaar in slaagt in het grootouderlijk huis van de kunstenaar binnen te dringen, om ons daar onder meer de tegelvloer te tonen en de bokaal met Chokotoff.
Aan die muurgrote foto’s hangt kunstenaars werk in twee soorten. Enerzijds zijn het de kleine staaltjes meesterschap die kenners al van de als graficus opgeleide Gideon Kiefer in huis hebben, werk uit privécollecties, anderzijds zijn dat zes nieuwe, grote schilderijen op canvas, waarin hij jeugdherinneringen oproept, ondermeer met een hommage aan Filip, overleden buurjongen. Zo is er ook The Canopy Watcher, geïnspireerd door een concrete ervaring, waarbij de schilder als kind hoog in een boom placht te klimmen om van daaruit majestueus over de wereld uit te kijken; ‘canopy’ heb ik moeten opzoeken, het betekent ‘dak', ‘gehemelte’, ‘troonhemel’. 
Wat ik ook opzoek is de naam van de schilder die in de burgerlijke stand niet als Gideon Kiefer genoteerd staat, maar als Ief Claessen, waarbij ik even met de gedachte speel om mijn boeken voortaan met Ernest Bukowski te signeren of met Charles Hemingway.


(°) Mocht ik evenwel de indruk geven dat zo’n Google Street View Beelden van de bossen naast die Tisselrietweg niet bestaan, dan doe ik de werkelijkheid onrecht aan. Uit nieuwsgierigheid onderzoek ik of ik via Google Street View beelden van de duinen in Bredene kan tonen, duinen die in mijn kindertijd soortgelijke rol vervullen. Jawel, vanaf de Koninklijke Baan toont Google u de duinen, als ware u er zelf als kind in aan ’t spelen.

zaterdag 25 november 2023

55 jaar geleden in dezelfde klas, vandaag voor ’t eerst in gesprek

Jozef Passchyn draagt rechts het nummer 36, zelf ben ik daar nummer 3. 
De volle klasfoto vind je onder De jongens van het hoger middelbaar


IN DE BIB van Oostende, waar we afspreken, vraag ik aan wel vier mannen of zij Jozef heten; blijkt dat Passchyn de vijfde is, man aan wie ik ’t niet gevraagd had, omdat ik hem er geenszins in herkende. Begrijpelijk, we zagen elkaar voor ’t laatst… 55 jaar geleden.
Jozef — Jef — Passchyn is een oud-klasgenoot van me, medeleerling uit het laatste jaar van de Wetenschappelijke A-afdeling van ’t college in Oostende. Hebben we daar ooit tegen elkaar gesproken? Jef: ‘Neen, dat denk ik niet. Ik zat vooraan in de klas, op de eerste bank, en jij helemaal achteraan, in een clubje: Jean-Pierre Casier, Freddy Buffel, Jacky Hoogenboom, jij.’  Waarna hij uitlegt wie exact waar zat. Dat hij dat nog weet! Maar ’t klopt wel, ’t waren kameraadschappen die zich op weg naar school, op de tram, gevormd hadden. Jef: ’Ik weet ook nog dat je een jaar primus van de klas geweest bent en dat je altijd wel ’t vak Nederlands als eerste aanvoerde.’ 
Jozef Passchyn (°1950) is een boerenzoon uit Slijpe. Ook die van Slijpe vormden trouwens zo’n kliekje: Daniël Jonckheere (†), Guido De Ruyter (†), Roger Ameloot, Jozef Passchyn… Dagelijks verlieten ze gelijktijdig de studiezalen om de bus naar huis te nemen, onderweg ontstond soortement sociaal leven, waarvoor tijdens de lesuren plaats noch tijd was.
Na ’t middelbaar gaat Jozef Passchyn voor burgerlijk Ingenieur studeren. Dat blijkt te hoog gegrepen, wat hij al vlug inziet, en hij studeert uiteindelijk af als technisch ingenieur. Volgt legerdienst in Duitsland, huwelijk in 1974, een zoon, een paar jaar als technisch ingenieur in dienstverband, tot hij in Oostende een zelfstandige zaak start, als installateur, gespecialiseerd in brandertechnieken. In 1980 verhuist die zaak naar een nieuwbouw op het industriepark op de Oostendse Konterdam, waar Passchyn z’n Sanicenter uitbouwt, met toonzaal en vier man die voor plaatsing en onderhoud zorgen. Later maakt hij er een doe-het-zelfzaak van en zijn beroepsloopbaan rondt mooi af wanneer Sax Sanitair z’n onderneming overneemt. Die bestaat vandaag trouwens nog steeds. Jozef Passchyn woont nu in Torhout, met zijn echtgenote: ‘Ze bloeit helemaal open nu ze met kleinkinderen in de weer is.’
Dat ik ’s mans leven al te vluchtig in zo’n korte alinea samenpers, komt doordat ik nog iets anders wil zeggen. Dat Jef en ik dit gesprek nu voeren heeft met een oproep mijnentwege te maken. Die luidde ongeveer als volgt: ‘Oude oud-makkers, misschien hebt u op zolder wel een documentje uit 1968 liggen waarop wij, laatstejaars, aangeven welke hogere studierichting we willen aanvangen.’ Jozef bezorgt me kort daarop die lijst; misschien is hij wel de enige die het documentje een halve eeuw lang heeft bijgehouden. In de voorbereiding op ons gesprek doet hij nog meer. Hij zet het internet in om info over elk van die klasmakkers te verzamelen: Infobel, online telefoonboek; hij speurt op Facebook; passeert sites die aan stamboomonderzoek doen; komt op pagina’s van plaatselijke politieke partijen terecht; stoot op sites van wielertoeristen; passeert lijsten van bestuurders, zaakvoerders en commissarissen; kijkt met aandacht naar rouwadressen op doodsbrieven… Waardoor ik nu onverwachts, en helemaal dank zij Jef, over coördinaten beschik van omzeggens al de jongens uit die afstudeerklas, ook van degenen die ik nooit meer dacht te kunnen traceren. ‘Misschien,’ zeg ik tegen Jef, ‘moeten we samen deze of gene eens opzoeken. En de vragen van Paul Jambers stellen: Wie zijn ze, wat doen ze, wat drijft hen.’ Ik zie Jef denken dat ik die vragen dan toch beter in de voltooid verleden tijd stel.



NADAT HET LEVEN me van stad naar stad gevoerd had, van werk naar werk en van vrouw naar vrouw, streek ik moegestreden in Bredene neer, waar ik ook mijn jeugd had doorgebracht. Daar startte ik een schrijfproject dat onderzocht hoe het er bij anderen aan toegegaan was. Ik delfde sporen op van speelmaatjes en schoolmakkers. Soms was dat een doodlopend spoor, mijn zoektocht naar Patrick Van Molle liep bijvoorbeeld dood vlak voor zijn deur in ’t Brusselse, maar ik hield er wel een goed verhaal aan over. Meestal leidde het naar een leuk gesprek, zoals dat hierboven, of dat met Jean-Pierre Casier , Caroline Slabbinck en Marc Van Middelem. Of met Hubert Derdeyn aka Huub OnziaRob(ert) TasWilfried Laforce, Freddy Versluys en Ivan Steen, Ivan Schamp, Marc Cromphout, René Deweert, Jean-Pierre BoentgesHugo Pauwels , Marc Loy, Noël Denys, Daniël Gunst. en Roger Passchyn. Al schrijvend nam ik u hier mee naar herinneringen aan Marie-José Smets, Of naar trieste verhalen, omdat de protagonisten overleden waren, zoals dat het geval is bij Marcel Van Paemel, Jacques ChandlerKoen LeveckeJan Vandenbussche en Roland Bogaert. Soms leidde het naar nevenverhalen, zoals dat na het overlijden van Jean-Paul Dellaert(†), of over de vader van Bernard Vanneuville en deze van Werner Verbiest. En een enkele keer gebeurt ook het omgekeerde: iemand volgt een spoor dat bij mij uitkomt, dat is wat Gerdje Noels gedaan heeft, en ook dat heeft een mooi stukje opgeleverd. [Wie zich afvraagt waarom hzij niet op die lijst staat, laat me iets weten: wat niet is, kan komen: florvandekerckhove@telenet.be.] 
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

vrijdag 24 november 2023

Oneliner van de pleinvrees

DIT IS EEN van de 100 poëtische oneliners die ik aan ’t schrijven ben. Vergelijk het met piano-oefeningen van de pianist, kleiwerkjes van de beeldhouwer, 't schetsboek van de tekenaar; we doen het om de stiel goed in de vingers te houden. Deze poëtische oneliners zijn altijd één lijn, 17 lettergrepen, geen leestekens, geen kapitalen. De oneliner komt uit het niets en verdwijnt daar ook weer in. Het inspirerende/illustrerende beeld komt uit de film Girl Shy van 1924. We zien Harold Lloyd in een overvolle trein. (Flor Vandekerckhove


  • een plaag van pleinvrees fnuikt op het funest kleine pleintje het festijn

 www.youtube.com/watch?v=DgYwQEX9a8k

[214]

woensdag 22 november 2023

Op de vlucht voor het ongewisse

 www.youtube.com/watch?v=JQfDfdfuHeE

[233]

PROBEERT U NOOIT aan het ongewisse te ontsnappen, goed wetend dat er geen ontkomen aan is? Wie durft te zeggen dat hij ’t nooit probeert? Zoals ik, die op de vlucht voor ’t ongewisse in een kerk terechtkom. Daar verschuil ik me achter de luikjes van een biechtstoel, hopend dat het ongewisse mij alzo onoplettend voorbijgaat. Dat lukt eerst aardig en ik ondervind dat zo’n luikje een goede uitkijk op het ongewisse biedt, en ook op de vijf lijken die, in diverse staat van ontbinding, geknield hun te lang uitgestelde biechtbeurt afwachten. In de kerk zijn werken aan de gang. Vanuit de biechtstoel kijk ik naar bouwvakkers die een kerkmuur afkappen. Een harde dreun! Even weet ik niet wat er gebeurt. Dan voel ik een zware steen in mijn schoot, echt een heel zware steen. Is die steen het ongewisse, heeft het ongewisse me te klisse? Ik wil opstaan, maar kan niet bewegen. Dus roep ik naar de bouwvakkers: ‘Wat doet die steen hier in mijn biechtstoel?’ De meestergast zegt dat het een gewijde kerksteen is, die ik niet mag aanraken. Wat rest me dan te doen? Uit de jaszak van zo’n lijk puilt een halfvol pakje Gauloises. Vanuit de biechtstoel fluister ik hem toe dat ik hem al zijn zonden vergeef, in ruil voor de sigaretten. ‘DEAL’, roept het lijk. Waardoor ik — na tien jaar abstinentie — op de vlucht voor ’t ongewisse weer begin te roken. In een biechtstoel. Het ongewisse laat zich nimmer gisse. (Flor Vandekerckhove)



De digitale publicaties (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

maandag 20 november 2023

Neen, ik vergeet hem niet

DRIE JAAR GELEDEN haalt een flik me van de weg. Hij beweert dat ik achter ’t stuur aan ’t telefoneren ben. Onzin! Ik wil dat aantonen door hem in mijn telefoon te laten kijken, daarin kan hij zien wanneer ik voor ’t laatst gebeld heb, wanneer iemand mij voor ’t laatst gebeld heeft, wanneer ik voor ’t laatst een sms verstuurd/ontvangen heb, ik wil alles tonen. Dat vindt hij onnodig, zegt hij, zijn vaststelling volstaat. Hij begint te schrijven. De pretentie van de man met een wapen!
Er volgt een gepeperde rekening. Eerst denk ik eraan die voor de rechtbank aan te vechten, maar wat doe je als ‘zijn vaststelling volstaat’? Ik kan mijn belgegevens opvragen, met een advocaat naar de rechtbank trekken en daar in ’t beste geval opschorting van straf verwerven. Ik maak de som — aangetekend schrijven, verplaatsing naar Brugge, advocaat…— en zie dat het mij minstens evenveel kost als de mij gepresenteerde rekening (gesteld dat ik dat daar gelijk krijg, uiteraard, wat zelfs niet zeker is.)
Dus doe ik iets anders. Ik neem de narrenstok ter hand en publiceer Grinderman ontwapend↗︎, gedicht in kwatrijnen, waarin ik luid verkondig wat die flik me aan inzicht geschonken heeft. Bijvoorbeeld dit:


Voortaan hecht ik geloof aan elkeen die zegt dat hij door zo’n Grinderman
Racistisch werd behandeld en ik geloof elkeen die zegt dat hij zonder 
Reden door zo’n aapmens in elkaar geslagen werd en ik geloof hen 
Vanaf heden onvoorwaardelijk want ’t zijn waarlijk apen met een wapen


En ik neem me voor om jaarlijks, zo lang ik leef, rond deze tijd aan die kwestie te herinneren. Twee jaar geleden deed ik dat in Poëzie en rock 'n roll↗︎, waarin ik vertel welke rol Nick Cave in het ontstaan van het gedicht speelt. Verleden jaar deed ik het in ’t gezelschap van Germaine, tof vrouwmens hoor, je moet hiermaar eens kijken. En dit jaar doe het ik het met bovenstaand koppel punkers op leeftijd.

De digitale publicaties (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

zondag 19 november 2023

Dit merkwaardige verhaal heet Verhaal en gaat daar ook over

'Verhaal' is een driezinnenverhaal. Ik had me voorgenomen om er dit jaar 200 te schrijven, maar intussen ben ik de tel kwijt. Ik zie wel dat ik er nog enkele liggen heb. In dit 'Verhaal' begeleid ik mezelf bij 't declameren op de strumstick, de drummer van GarageBand probeert me — vergeefs! — in de maat te houden, de gif is, niet voor 't eerst in deze reeks, van Bill Domonkos. Ge moet maar eens kijken. (Flor Vandekerckhove⇲)
[130]

De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

zaterdag 18 november 2023

Vijf anti-oorlogsgedichten


1. ’Zelfmoord in de loopgraven’ is mijn vertaling van een gedicht van de Brit Siegfried Sassoon↗︎. In 1917 protesteerde hij met zijn Soldier’s Declaration tegen het verderzetten van de oorlog. Waarop men hem naar de psychiatrie afvoerde. De tekeningen in het filmpje zijn van Jacques Tardi. Bij ’t declameren begeleid ik mezelf op de strumstick: Zelfmoord in de loopgraven
[243]

2. Anti-oorlogtanka: Time to Bury Heroes is een tweetalig gedicht dat de Ierse dichter Gabriel Rosenstock↗︎ in ’t Iers en ’t Engels schreef, ’t is een tanka. Ik maakte er een Nederlandse vertaling van en behield de tankastructuur: Tijd om helden te begraven.

3. ’Ik zag het legervisioen’ is mijn vertaling van I Saw The Vision of Armies van Walt Whitman↗︎. In dit Youtubefilmpje hoor je me de vertaling declameren, afwisselend met Joan Baez die het oorspronkelijke gedicht leest: Ik zag het legervisioen.
[193]


4. Momenteel werk ik aan een project waarbij ik 100 poëtische oneliners te produceer. Een ervan is een anti-oorlogsgedicht van één lijn: Oneliner van de loopgraven.
[283]



5. In The Old Man laat de Schotse folksinger Ian Campbell. een mens aan het woord die het allemaal meegemaakt heeft. Zijn vader trekt ten strijde tegen de Boeren in Zuid-Afrika, zelf gaat hij de Groote Oorlog in en uiteindelijk moet hij het nog meemaken dat zijn kleinzoon naar Vietnam trekt. Ik vertaalde Campbells tekst in De oude man.

vrijdag 17 november 2023

De theorie van de familiale voorsprong



IK KOESTER EEN zelfontworpen theorie ter grootte van een ingestampte open deur, die theorie luidt als volgt: het kind dat zich in de voetstappen van zijn ouders plaatst, start met een voorsprong op kinderen die hun eigen weg gaan. Dat komt doordat ze in ’t eerste geval van jongs af baden in de cultuur die anderen nog op latere leeftijd met veel moeite moeten zien te verwerven.
Mijn ouders waren winkeliers, mijn vader was poelier. Mocht ik zijn droom beantwoord hebben, en beenhouwer geworden zijn, was ik met voorsprong gestart. Iets soortgelijks geldt voor het nageslacht van kunstenaars, wielrenners, onderwijzers, intellectuelen, boeren… Omgekeerd: het kind dat zijn eigen weg gaat, weg die verschilt deze van zijn ouders, weet niet alleen niet goed waarheen, maar heeft op latere leeftijd massaal veel achterstand in te halen.
Ik pas mijn theorie toe op Haruki Murakami, schrijver van beroep. (°)
Haruki is net als ik, enig kind, hij wordt in ’t zelfde jaar geboren, ik zie veel gemeenschappelijke karaktertrekken. Maar… Vader komt uit een familie van Boeddhistische priesters: ‘Zoals ik al zei was mijn vader een van zes broers. (…) Voor zover ik wist hadden al Benshiki’s zonen een of andere kwalificatie als priester. Ze hadden alle zes zo’n soort opleiding genoten. Zo had mijn vader de rang van ‘junior priester’. In de priesterorde is dat iets onder het midden; in legertermen een tweede luitenant. (…).’
Haruki’s vader is geen praktiserende priester, zoals diens vader wel was, hij is leraar Japans. Ook zijn moeder is leraar Japans, betrekking die ze opgeeft wanneer ze trouwt. ‘Studie lag mijn vader. Studeren gaf hem misschien ook een levensdoel. Hij hield van literatuur, en nadat hij leraar was geworden las hij vaak. Ons huis lag altijd vol boeken. Dat ik rond mijn tiende een gretige lezer ben geworden, is daar misschien ook op terug te voeren.’ Vader is ook een fervent liefhebber van haiku’s: ‘Op zijn bureau lag altijd een oude leren bundel met seizoenswoorden, en als hij tijd had bladerde hij er voorzichtig door. Misschien was zijn bundel met seizoenswoorden voor hem net zo dierbaar als een Bijbel voor een christen. Hij publiceerde een paar verzamelingen met gedichten, maar die zijn niet meer te vinden. Waar zouden die boeken zijn gebleven? Op school organiseerde hij een soort haikubijeenkomsten voor zijn leerlingen. Leerlingen die er belangstelling voor hadden begeleidde hij, en ook hield hij dichtsessies.’
In ‘Een kat achterlaten’ lees ik ook wel dat het niet altijd botert tussen vader en zoon, dat er een langdurige breuk ontstaat en dat Haruki de Japanse traditie verlaat en de blik naar het Westen richt. Wellicht spreekt hij me zelfs tegen wanneer ik stel dat hij door zijn afkomst (taalleraren, haikudichter, lezende ouders…) als schrijver met een voorsprong vertrekt, maar de voorsprong vertaalt zich in de feiten: hij publiceert zijn eerste boek als dertiger, ik als veertiger; hij wordt een major en ik een minor writer. Haruki Murakami bevestigt wel degelijk mijn theorie van de ‘familiale voorsprong’.


(°) Haruki Murakami. Een kat achterlaten. Herinneringen aan mijn vader. 2020. Uitg. Atlas Contact A’dam/A’pen. 53 pp. Vertaald uit het Japans door Elbrich Fennema. Met illustraties van Marion Vrijburg.

De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 

Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

woensdag 15 november 2023

Joseph Dumon, wielrenner van Bredene in Frankrijk

Joseph Dumon wint op 1 mei 1949 een wielerwedstrijd in Seclin (Frankrijk). Rechts vertellen zijn dochter Nadine en haar echtgenoot André Helsmoortel over ’s mans wielercarrière.


In De Laatste Vuurtorenwachter kwamen al wat plaatselijke, Bredense wielrenners aan bod: Camiel Schallier; Eddy Ronquetti, Oscar Goethalsen Marcel Seynaeve⇲. Vandaag brei ik er nog een stukje aan. Ik bevind me ten huize van Nadine Dumon en André Helsmoortel en we hebben het over Joseph Dumon, Nadines vader. Voor ik van start ga, wil ik u er nog aan herinneren dat ook André (°1948) gekoerst heeft, daarover schreef ik eerder al André en Henri, twee jongens van de Opex.

WANNEER JOSEPH DUMON (°Oostende 27.09.1921 - †Oostende 25.06.2005) amper twee is, wijkt het gezin om den brode uit naar Noord-Frankrijk. Welk werk ze daar doen zit in de nevelen des tijds gehuld, wel weten we dat Joseph, roepnaam José, er later als jongeman in de mijnbouw terechtkomt. Nadine: ‘Hij werkt bovengronds en krijgt vrij om te kunnen oefenen.’ Joseph is, zoals wel meer jongens in de familie, door de wielersport gebeten. Nadine: ‘Karel Dumon, destijds bekend fietsenmaker in Oostende, zat ooit in de selectie om aan de Ronde van Frankrijk deel te nemen. Door een ongeval is dat niet doorgegaan.’  
Of Joseph Dumon er ooit zijn beroep van gemaakt heeft is onzeker. Hij had er wel het talent voor, getuigen tal van foto’s in het familiearchief, waarop we hem de palm of de beker zien torsen. Ik selecteer er drie waarvan de achterkant enige info oplevert: de foto in hoofding (1 mei 1949, Seclin); Onderaan dit stukje, links: 18 april 1949 in Billy-Monigny (Frankrijk); onderaan rechts: Lens, Frankrijk (geen datum).
Ik wil weten of José ook in België gekoerst heeft. André: ‘Wel ja, minstens één keer. Hij komt ervoor met de fiets uit Frankrijk, rijdt hier een koers en trekt daarna, nog altijd fietsend, weer naar huis. Onderweg drinkt hij een koude frisdrank, fietst verder en wanneer hij thuiskomt, houdt hij daar een dubbele longontsteking aan over.’ 
In 1950 komt Joseph Dumon weer in Bredene wonen, hij brengt z’n echtgenote Marie Matyasi mee, zij is zwanger van Nadine: ‘Mijn grootmoeder keert al eerder weer en ziet dat hier werk genoeg voor handen is.’ André voegt eraan toe: ‘Wat ook meespeelt is dat Frankrijk buitenlandse wielrenners opeens verbiedt om nog langer merken te vertegenwoordigen, ze moeten met een witte trui rijden. Joseph speelt zijn ploegnaam kwijt.' Dat en de longontsteking maken een einde aan zijn carrière.’ Henri Christiaen vist uit dat StarNord op een Franse wielersite als Belgische ploeg bekend staat, StarNord is nochtans een Frans fietsmerk. Hier roep ik de hulp in van wielersites, -fanaten en -specialisten. Ergens op dit wereldwijde web is er ongetwijfeld iemand die iets meer over die toch wel merkwaardige Franse maatregel kan vertellen… 
 Laat het me desgevallend weten, dan voeg ik dat toe aan dit stuk. Ik heb overigens nog enkele vragen bij onderstaande foto's. Mail naar liefkemores@telenet.be.

Foto links: Joseph Dumon overwint op 18 april 1949 in Billy-Monigny (Frankrijk). Foto rechts: Joseph Dumon overwint in Lens, Frankrijk (geen datum). rond hem staan, vermeldt de achterkant, leidinggevenden van de U.S.O.A. (op ’t internet vind ik niet onmiddellijk een logische betekenis voor die USOA, evenmin voor La Ruche, paneel op de achtergrond.) Ik vind wel StarNord, een fietsmerk: ‘StarNord est une marque française ayant stoppé sa production vers la fin des années 90’. Via Henri Christiaen kom ik te weten dat StarNord-Wolber (Wolber is een merknaam van tuben en staat op de rennerstruien onder StarNord) wel degelijk een ploeg van professionele wielrenners was. In 1950 zou de in de inleiding vermelde Oscar Goethals voor StarNord-Wolber gereden hebben. in het archief van 'Le Miroir du Cyclisme' wordt StarNord aangestipt als een Belgische ploeg.

dinsdag 14 november 2023

De Oneliner van het huis

Dit is een van de 100 poëtische oneliners die ik aan ’t schrijven ben. Vergelijk het met piano-oefeningen van de pianist, kleiwerkjes van de beeldhouwer, 't schetsboek van de tekenaar; we doen het om de stiel goed in de vingers te houden. Deze poëtische oneliners zijn altijd één lijn, 17 lettergrepen, geen leestekens, geen kapitalen. De oneliner komt uit het niets en verdwijnt daar ook weer in. 
Het inspirerende/illustrerende schilderij heet Robert Junkins’ Garrison House, York, Main en dateert van 1875. Het is een werk van de Amerikaanse schilder Winslow Homer. Olieverf op doek, 39,8 cm hoog x 57,3 cm breed.

* er ligt heugenis aan de voorkant van het huis en ook erachter

maandag 13 november 2023

Een imperium stort in elkaar, the Fall of the House of Usher


Onder het lemma gothic verzamelt De Laatste al meer dan twintig stukjes, ik mag mezelf zelfs auteur van de kortste Vlaamse gothic ooit noemen. ’t Is vanuit die oude interesse dat ik op Netflix naar een goeie — wat in het genre zeldzaam is — gothic zoek en bij The Fall of the House of Usher terechtkom, miniserie, acht afleveringen.
Deze regendagen zijn uitermate geschikt om te bingewatchen en dat is ook wat ik in mijn luie zetel onnadenkend begin te doen. Tot ’t me opvalt dat de jonge echtgenote uit het verhaal Annabel Lee heet en dat d’r echtgenoot het gelijknamige gedicht voor haar reciteert. Ik ken dat gedicht van Edgar Allen Poe, ik heb het vertaald als Annabel Verlee, je hoort me de vertaling hier reciteren, naast Bob Dylan die het oorspronkelijke gedicht voordraagt. 
Daarmee is mijn aandacht uiteraard gewekt en vanaf nu kijk ik met een wakker oog. Meteen valt het me op dat de huisadvocaat Arthur Gordon Pym heet; ook die ken ik, da’s de held uit een van de griezelverhalen van Poe, ik heb het erover in Woeste golven, trillende pennen.
Omdat ik intussen vrees sommige links over ’t hoofd te zien, zoek ik ’t op en zo leer ik dat de titel gelijk is aan die van een kort verhaal uit 1840: The Fall of the House of Usher; openbaar aanklager Auguste Dupin komt uit ‘The Murders in the Rue Morgue’; en dat gaat maar door, je vindt een volledige lijst in de Engelstalige Wikipedia: verwijzingen naar verhalen, gedichten, een toneelstuk, zelfs familie van Poe. En ik had inderdaad al een en ander over ’t hoofd gezien: Verga is een anagram van Raven; de titel van de eerste episode ‘A Midnight Dreary’ komt van de eerste zin uit The Raven: Once upon a midnight dreary, while I pondered, week and weary … Wat een prettig weerzien zeg met het gedicht, waarover ik lang geleden een stukje schreef in Edgar Allan Poe blijft inspireren.
Hoed af voor Mike Flanagan, maker van de reeks. Ik zie dat Netflix nog werk van hem heeft: The Haunting, Midnight Mass, The Midnight Club… Maar eerst de slotaflevering van Usher!

De digitale publicaties (pdf en/of EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 

Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

zaterdag 11 november 2023

Herinneringen aan Guido Walters

0p 11 november 2010 overleed Guido Walters (° Gent, 25 januari 1947). Tijdens de begrafenisplechtigheid sprak ik onderstaande woorden uit. Dertien jaar later wil ik ze hier herhalen, Guido Walters is niet vergeten. (Foto Katrien Vervaele†)


Guido Walters was een journalist. In 1971 begon hij zijn journalistieke carrière in Oostende als correspondent voor Het Nieuwsblad. Hij zou zijn loopbaan afronden bij dezelfde krant, als eindredacteur van de sportbladzijden. Al die tijd bleef hij ook met regionale berichtgeving in de weer. Speciale aandacht besteedde hij aan de visserij waarover hij gaandeweg een immense knowhow wist op te bouwen en waarover hij in diverse media berichtte.
Toen we in 1988 de publicatie van Het Visserijblad (HVB) in handen namen, bood hij ons meteen zijn medewerking aan. Onmiddellijk werd hij een van de steunpilaren. Hij bleef dat volhouden tot enkele maanden voor zijn overlijden.
Guido Walters was een rasreporter. Afstand, kosten en tijd vormden nauwelijks een belemmering om over de visserij te rapporteren. In elk van de vissershavens had hij een voet in huis en zijn lijst van informanten mag zonder meer indrukwekkend genoemd worden. Voor HVB ondernam hij verschillende reizen, veelal naar Nederland, maar ook naar Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, zelfs IJsland.
Al zijn stukken getuigden van no-nonsens. Zijn bijdragen waren pareltjes van vakmanschap. Hij loste journalistieke vragen op: wie, wat, waar, wanneer? Hij controleerde feiten en cijfers: check en dubbelcheck. Hij controleerde beweringen en had respect voor woord en wederwoord.
Zijn inzet was mateloos. Maand na maand leverde hij het gros van de artikels en foto’s die in het blad verschenen. Hij is die inzet al die jaren blijven volhouden, ook nadat de ziekte al toegeslagen had.
Guido was niet echt een teamspeler. Hij had niet graag dat iemand ‘zijn’ terrein betrad en als dat toch gebeurde kon hij daar erg pissig over doen. Dat ook anderen een plaats in het blad moesten krijgen, daar had hij geen oren naar. Zelfs wanneer het al volgestouwd was, bleef hij stukken aanleveren. Liefst vlak voor de deadline, toen het blad al opgemaakt was. Talloze keren hebben we in extremis de lay out moeten veranderen omdat Guido nog met een stuk aankwam dat weer razend interessant was.
Walters was een conservatief. Andere fotografen waren al lang met digitale camera’s in de weer toen Guido nog zijn eigen analoge zwart-witfoto’s ontwikkelde. Het internet was al gemeengoed toen hij z’n foto’s nog persoonlijk naar de redactie bracht. Hij begreep niet dat andere journalisten zo gauw in al die vernieuwingen meegingen, omdat ze, zei hij, daarmee hun eigen beroep ondermijnden. Hij mocht gelijk hebben, tegen te houden was het natuurlijk niet. Ook Walters maakte uiteindelijk de sprong naar het digitale tijdperk.
Guido waakte angstvallig over zijn privacy en emotionele ontboezemingen waren aan hem niet besteed. Over zijn zorgen, twijfels, hoop… wist je niets. Zelfs een eenvoudige vraag naar zijn leeftijd beantwoordde hij met: ‘Dat doet er toch niet toe.’ Dat was voor mij zelfs aanleiding om in 1993 een absurdistisch stripverhaal in HVB te publiceren met als titel: ‘Het geheim van Geewee’(waarbij Geewee stond voor de initialen gw waarmee hij zijn stukken in HVB altijd ondertekende, en het geheim dat van zijn leeftijd was).
Ook in mijn roman De poldergeesten van Bredene werd een personage naar Guido Walters geboetseerd. Over zijn alter ego in dat boek schrijf ik: ‘Gust Wouters raaskalt niet. Hij constateert. Hij publiceert cijfers, statistieken en feiten. Zonder commentaar.’
Zo ging het inderdaad met Guido. De commentaar liet hij aan mij over. Dat ik daarbij een maatschappelijke visie ventileerde die hij wellicht niet deelde, deerde hem niet. ‘Elk zijn taak’, zei hij, ‘als het maar stevig onderbouwd is.’ Onderbouwd was het inderdaad, veelal dank zij Guido.



De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.