zondag 23 november 2014

Een showproces uit 1938


De grootvader van de Rus Vadim Z. Rogovin (°1937-†1998) was een van Stalins vele slachtoffers. De kleinzoon kon geen geloof hechten aan de officiële versie waarin zijn grootvader een verrader genoemd werd, maar doordat hij geen inzage kreeg in de dossiers, kon het alleen maar een vermoeden van onschuld zijn. In 1956 trad er in de Sovjet-Unie, met Nikita Chroestjov, een korte periode van politieke dooi aan, zodat Rogovin zijn zoektocht naar de waarheid eindelijk kon aanvatten. Tegen de tijd dat het, onder Brezhnev, alweer begon te vriezen, had Vadim een verband ontdekt tussen het showproces van 1938 en de toenemende ongelijkheid die in de USSR al langer aan de gang was. Rogovin was daarmee op iets gestoten dat hem niet meer los zou laten. De daaropvolgende periode van openheid, die Gorbatsjov belichaamde, gebruikte hij om de stalinistische terreur verder te onderzoeken. Het leverde enkele boeken op, waarvan ik er zojuist een dichtgeklapt heb. (*) Daarin concentreert Rogovin zich op het Derde Proces van Moskou dat in maart 1938 plaatsgreep, het zgn. Proces tegen de eenentwintig; het laatste van een aantal open processen tegen vooraanstaande figuren uit de Communistische Partij en het Sovjetregime. Deze keer betrof het vermeende samenzweerders die zich verenigd hadden in een ‘Rechts-Trotskistisch Blok’. Op de beklaagdenbank zaten Nikolai Bukharin en Alexei Rykov, bekende figuren die zich ter rechterzijde van de partij ophielden, naast eertijds linkse opposanten (Nikolai Krestinsky, Arkady Rozengolts en Khristian Rakovsky) en een aantal artsen die er gewoon van beschuldigd werden mensen vermoord te hebben.
Dat proces ging verder dan de twee vorige. De start van de Rechts-Trotskistische samenzwering was volgens de openbare aanklager al in 1918 te situeren. Daar trek je als lezer toch de wenkbrauwen van op, want dat betekent dat de Russische communisten al van in den beginne geïnfiltreerd, ja zelfs geleid werden door aanhangers van het kapitalisme, huurlingen van het Westen, trawanten van de tsaar, saboteurs en andere provocateurs die door de aanklager zelfs vergeleken werden met de… Ku Klux Klan. Maar die ongeloofwaardige prietpraat paste wel in de stalinistische logica, want op die manier konden de mislukkingen van de stalinistische economie in de schoenen van de samenzweerders geschoven worden. Al de beklaagden werden bijgevolg schuldig bevonden en meteen afgemaakt, met uitzondering van drie die veroordeeld werden tot tientallen jaren opsluiting. Die moesten ze echter niet uitzitten, want ze werden al in 1941 geëxecuteerd.
De processen van 1937-38 hadden meer op ’t oog dan de liquidatie van de eenentwintig beklaagden. De purge strekte zich uit tot alle lagen van de partij: ‘Van de 1.996 afgevaardigden op het 17de Partijcongres… werden er 1.108 gearresteerd, waarvan er 848 neergeschoten werden.’ Rogovin geeft nog cijfers. In de archieven vindt hij elf boekdelen met lijsten van veroordeelde communisten: 5.449 werden naar kampen en gevangenissen gestuurd. 38.848 werden neergeschoten. Ze werden vervangen door nieuwelingen die het denken wijselijk aan vadertje Stalin overlieten.
In een jaar tijd maakte de terreur onder de bevolking 400.000 dodelijke slachtoffers. Volgens Rogovin had deze massale staatsterreur ook langdurige gevolgen. Zo wijst hij er ons fijntjes op dat de kapitalistische omwenteling die de Sovjet-Unie op ’t einde van de jaren tachtig op zijn kop zette het bestaande staatsapparaat grotendeels in stand kon houden omdat de communisten er al vele tientallen jaren eerder door Stalin uit verwijderd waren.
Flor Vandekerckhove

(*) Vadim Z. Rogovin. Stalin’s Terror of 1937-1938: Political Genocide in the USSR. Mehring Books. 513  ps. ISBN 978-1-893638-04-4.

Geen opmerkingen: