maandag 21 oktober 2024

Herinneringen aan Aïnhoa

Links: het plein waarop ook vandaag nog pelota gespeeld wordt. Op de achtergrond de kerk. Rechts: Chicuito, kampioen van Frankrijk, met in zijn hand de cesta.



NU ZIJN we weer thuis, maar enkele dagen geleden zaten we nog op een caféterras in Aïnhoa. We aten een ijsje en keken, zoals het toeristen betaamd, onderzoekend uit op plein en kerk. Over beide heb ik iets te vertellen maar het caféterras komt eerst. Wie daar plaatsneemt, doet dat op Franse bodem, maar die bodem ligt daar zo dicht tegen de grens dat Proximus je — biep biep — welkom in Spanje heet. Ga je pissen, dan denkt Proximus dat je de grens weer oversteekt, biep biep, welkom in Frankrijk. Is dat niet straf? Op ’t net vind ik een oude postkaart die het illustreert, de foto toont ons Aïnhoa ’Village basque à 2 km. d’Espagne’: langs deze kant van de grens gekocht, aan gene kant gepost, alzo bewijst de postzegel.
Nu iets over het plein dat er vandaag nog altijd op dezelfde manier bijligt. Dat dient uitsluitend voor ’t spelen van Pelota, typisch Baskisch balspel waarvan wij, onwetenden, zeggen dat het ietwat op squash lijkt. Je speelt het met de blote hand, met een palet of met een cesta, soort korf waarmee je de bal… Wie meer wil weten wend de steven naar Wikipediadie het uitlegt. Terwijl wij daar op het terras zitten, treedt het plaatselijke schooltje aan, allemaal pelotaspelers in de dop, die er een oefenpartijtje van maken, sommigen met de blote hand, anderen met de pelata en de kampioenen in spe met zo’n rare cesta. Wat ons leert dat pelota niet alleen maar folklore is, pelota leeft!
Waarna we ons naar de kerk begeven. Tania vindt dat maar een donker hol, zegt ze, maar ze verandert van gedacht wanneer een oude seut een euro in de gleuf van soortement juke box steekt, waarna zich in die kerk een waar klank- en lichtspel ontplooit, waarbij het retabel in volle glorie oplicht en een koor van wel tien sœurs sourires er een walsje bij zingt. Mijn dag kan niet meer stuk, ook omdat we bij ’t verlaten van Aïnhoa op een muur stoten waarop INDEPENDENTZIA SOZIALISMOA gekalkt staat. Rare jongens toch die Basken.
Flor Vandekerckhove

zondag 6 oktober 2024

Songs uit de kelder van het collectieve geheugen ophalen

Bob Dylan in een montage voor de Big Pink, huis waarin hij zich met The Band terugtrok om er, ongezien door de wereld, vrij te kunnen creëren. Ik zie dat je het nu nog altijd als vakantiehuis kunt huren.


Rick Danko huurt de ‘Big Pink' in 1967, hij gaat er wonen met Garth Hudson en Richard Manuel⇲. Dylan herstelt in de buurt van een motoaccident èn van de tumultueuze wereldtournee van 1965-66. Hij vat het goed samen in zijn Chronicles: ‘Ik had een motorongeluk gehad en raakte gewond, maar ik herstelde. De waarheid was dat ik uit de ratrace wilde stappen.’ Tijd voor herbronning en dat is ook wat in die inmiddels legendarische kelder van de Big Pink gebeurt. 
Bob Dylan bereidt daar de jaren zeventig voor, jaren die 
Marshall Berman in zijn magistrale boek over de moderniteit titelt als Bringing It All Home, ook naam van een album uit de sixties van Dylan. Berman: ‘Dit briljante album, misschien wel Dylans beste, zit vol surrealistisch radicalisme van eind jaren 60. Tegelijkertijd drukken de titel en de titels van sommige nummers (…) een intense band uit met het verleden, ouders, thuis, die bijna volledig ontbrak in de cultuur van de jaren zestig, maar een decennium later centraal aanwezig is. Dit album kan vandaag de dag opnieuw worden ervaren als een dialoog tussen de jaren 60 en de jaren 70. (…)’ Wat Dylan en zijn muzikanten daar doen is het oude Amerika ophalen om het in het modernisme te integreren. Want ook dat zegt Berman: ’Hedendaagse modernisten dringen er niet langer op aan, zoals de modernisten van vroeger zo vaak deden, dat we moeten ophouden Joods, zwart, Italiaans of wat dan ook te zijn om modern te zijn.’ (°)
In 1967 worden in The Pink House meer dan honderd nummers opgenomen, waarvan vele door Dylan zelf geschreven. Dylan en C° maken bandopnames, audioschetsboekjes. Die bandjes worden op grote schaal uit de kelder gesmokkeld en er zijn al vlug bootlegs beschikbaar. Officieel worden de opnames voor het eerst in 1975 uitgebracht, The Basement Tapes, en vervolgens in 2014 in hun geheel, The Basement Tapes Complete, nadat het overgrote deel van het materiaal al in de jaren 1967-1975 op bootlegs publiek gemaakt werd … De platenmaatschappij moest iets doen om ten minste een deel van haar royalty's 'veilig te stellen' zoals dat heet.
In The Old Weird America (°°) vertelt Greil Marcus hoe Robbie Robertson het Pink House beleeft: ‘We gingen binnen met gevoel voor humor. Het was allemaal een gok. We speelden in absolute vrijheid, we deden niets waarvan we dachten dat ook maar iemand het zou horen zolang we leefden. Maar wat begon in die kelder, wat eruit kwam – en The Band kwam eruit, folksongs, mensen die elkaars hand vasthielden en over de hele wereld heen en weer wiegden terwijl ze ‘I Shall be Released’ zongen, de afstand die dit allemaal aflegde – vertrok van deze kleine samenzwering, waarbij we onszelf amuseerden. Tijd doodden.’ 
Wat er uit die kelder tevoorschijn kwam, wordt nog ’t best verwoord in een citaat uit 1944: ‘… een van ’s werelds fascinerendste verhalen [is] dat van het geheime, of niet-officiële, muzikale leven van dit land. Het lijkt erop dat het allemaal verband houdt met afwijkende religieuze meningen. Het omvat evenveel afwijkende meningen van het officiële Amerika als van het officiële Europa. Het is gebaseerd op het voorrecht van elke mens om God te loven, maar even goed om een ​​juffrouw het hof te maken, met zelfgekozen songs. Tweehonderd jaar lang heeft het institutionele bemiddeling in de cultuur geweigerd, net zoals het ook de noodzaak van institutionele bemiddeling voor zieleheil heeft ontkend. Als gevolg hiervan hebben we een verzameling Britse songs die de pogingen van kerken, staten en scholen heeft overleefd – want alle hebben ze geprobeerd – om het te doden.’ (°°°)
Flor Vandekerckhove

(°) Marshall Berman. All That Is Solid Melts Into Air. The Experience Of Modernity. 1983. Uitg. Verso, London - New York. 384 pp. Dat is de enige keer dat Bob Dylan in het boek te sprake komt, een voetnoot op p. 332.
(°°) Greil Marcus. The Old Weird America. The World of Bob Dylan’s Basement Tapes. Updated Edition. 2011. Uitg. Picador. Henry Holt & C°. New York. 296 pp.
(°°°) Virgil Thomson, in America’s Musical Autonomy, 1944. Geciteerd in Greil Marcus. ‘… one of the most fascinatiing stories in the world [is] that of the secret, or nonofficial, musical life of this country. It would seem that it is all bound up with religious dissent. It includes as much dissent from official America as from official Europe. It is based on the privilege of every man to praise God, as well as to court a damsel, with songs of his own choosing. For two hundred years it has refused institutional mediation in culture, as it has denied the necessity of institutional mediation of salvation. Als a result, we have a body of British song that has survived the efforts of churches, of states, and of schools—for all have tried—to kill it.’ 

zaterdag 5 oktober 2024

Honger en dorst

Foto facebookpagina Frituur Elga.

Het was de beste der tijden, het was de slechtste der tijden,
het was de eeuw van wijsheid, het was de eeuw van dwaasheid,
het was het tijdvak van het geloof, het was het tijdvak van ongeloof,
het was het jaargetijde van het licht, het was het jaargetijde van duisternis,
het was de lente van de hoop, het was de winter van de wanhoop.

Uit A Tale of Two Cities. Charles Dickens


IEDEREEN mag in ’t leven een periode meemaken, vind ik, waarin je je tijd verdoet, waarin je niets leert, niet presteert, niet rendeert, een tijd zonder verantwoordelijkheid en zonder plannen om daar iets aan te doen. Ik heb het niet over vakantie, da’s rusten met het oog op de toekomst, evenmin heb ik het over ‘t pensioen, da’s uitrusten van ’t verleden. De periode die ik in de openingszin iedereen gun, is iets heel anders, ’t is een tijd zonder verleden of toekomst, iets wat eindeloos voortduurt, althans… zolang als 't duurt.
Eileen Myles beschrijft die tijd in Chelsea Girls: ‘Alleen dronken worden en verliefd zijn vond ik leuk. Als ik geen van beide was, had ik alleen geld nodig voor mijn huur, sigaretten en koffie, makkelijk zat.’ (°) George Brassens bezingt die periode in Les copains d’abord. En er bestaat ook een prachtig Vlaams lied over: De fanfare van honger en dorst, meesterlijke song van Lieven Tavernier, even meesterlijk vertolkt door Jan de Wilde.
Aan die song moest ik weer denken toen ik al scrollend op de Gentse persblog van Frank Depreitere stootte. Deze keer had hij het daar over Elga, ‘oer-moeder van de Gentse frietenbak’: 
We hadden geen geld om eten te kopen 
maar wisten voor alles het beste adres. 
Mosselen bij Leentje en frieten bij Elga 
en Annie bewaarde voor ons wel een fles.
En iedere nacht, nog net voor het slapen, 
de laatste vijf frank in Eddies jukebox.
A hard rain's gonna fall zong’n we samen 
Met de fanfare van honger en dorst 
Minstens twee van die adressen waren ook de mijne: frituur Elga in de Zuidstationstraat en ’t Keetje, café van Eddy, naast de drukkerij van Vooruit. Over ’t Keetje schreef ik eerder al: 
Aan de wand schilderijen, realistische stijl. In de jukebox Je ne regrette rien. Duvel. Waard Eddy wordt geassisteerd door iemand die we Kleine Eddy noemen. Alle mannen hebben baarden, alle vrouwen dragen rolkraagtruien. Wie me hebben wil, komt me daar opzoeken. Dat doet ook JP. Eddy speelt rechtopstaand kaart aan de toog, hij ziet JP rondkijken en wil weten wie hij zoekt. Zegt JP: ‘Ik zoek iemand met een baard.’ Twintig vingers gaan de lucht in.
Frank Depreitere leert me in z'n persblog dat niet alleen Lieven Tavernier Elga bezingt. Dat doet ook dichter Akim A.J. Willems:
wij waren jong
nog onbezonnen
& gij waart toen al oud
verdiende al jaren ’t zout op uw patatten
met zatten
die nog rap een hongerke wilden stillen
voor ze thuis toch maar naar hun kloten kregen

wij bakten het bruin 
& gij bouletten, satés & frieten 
met stoverij & mayonaise 
om vier uur ’s nachts 
& doe daar maar een pintje bij!

wat ouweventenblues & een goestingske
nooit nog echt honger & nooit nog echt dorst
is wat er overblijft nu gij er niet meer zijt
& een stuk van mijn jeugd moogt inpakken
om mee te nemen


(°) Eileen Myles. Chelsea Girls. 253 pp. Lebowski Publishers, A’dam. 2017. Vertaald uit het Amerikaans door Evi Hoste en Anniek Kool.

vrijdag 4 oktober 2024

Mijn herinneringen aan het lunapark

De foto komt van het profiel van de FB-groep Bredene Retro, de herinneringen zijn van mij. Links op de foto: toegang tot dancing Wig Wam. Rechts: openstaand portaal van het lunapark.



WILLY Brys was de uitbater, een jongere jeugdvriend van mijn vader. Achteraan was er soortement mini-bowling, nog daarachter kwam later dancing Wig Wam en helemaal vooraan stond rechts een rij voetbaltafels. In het middenstuk presenteerde 't lunapark een verzameling vernuftige elektronica ter vertier, kijkkasten die tegen geringe betaling opflitsten: geweerschieten, autoracen, flipperen, een grijpkraantje dat je (net niet) kon hanteren,… Soms, heel soms, had je prijs, meestal was je eraan voor de moeite.
Jonge Vlaamse tieners, als ik, leerden er hoe je indruk op Waalse meisjes kon maken. Je keek dat af van oudere tienerjongens die in het openstaande portaal plaatsnamen, waar ze nonchalant tegen de deurpost leunden, rechtopstaande kraag à la James Dean, duimen achter de broeksriem, zoals cowboys, brillantine was een plus, kauwgom een must. Als ze succes boekten en met een meisje in de diepten van dat speelhol-voor-beginners verdwenen, nam je hun plaats tegen de deurpost in, rechtopstaande kraag, duimen achter de broeksriem. Als je geen brillantine voor handen had, dan toch kauwgom. Soms, heel soms, had je prijs, meestal was je eraan voor de moeite.
Flor Vandekerckhove

GAUW! is het eerste boekje dat ik schreef nadat ik eind 2013 besliste alleen nog digitaal te publiceren. Het verhaal, waarin ik over mijn kindertijd vertel, verscheen als e-boekje in 2014. Gaandeweg leerde ik meer over elektronisch schrijven. Het verhaal werd daardoor in opeenvolgende edities korter, de vierde editie voegde er links aan toe, waardoor lezers voortaan ook naar liedjes uit die tijd kunnen luisteren. In deze vijfde editie behoud ik de liedjes en herschrijf het verhaal helemaal in provoverzen, een door mijzelf bepaalde vorm met strenge regels die ervoor zorgen dat het verhaal tegemoet komt aan de verwachtingen van internetlezers: kort, vernuftig in zijn eenvoud, erg geschikt voor wie, zoals ik, een korte spanningsboog heeft… De e-boeken (pdf en ePub naar keuze) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

donderdag 3 oktober 2024

Droom, honderd woorden


DE AVOND valt, wind giert door de bomen, we moeten weg, er is haast bij, we zijn nu al te laat. In ’t nieuws getuigen tal van chauffeurs over moeilijkheden op de weg. Ik wil starten, autosleutel valt uit mijn hand, recht in de rooster van een afvoerputje. Plat neerliggend haal ik modder uit het putje weg, modder modder, zonder resultaat. Ik schep op den duur heel dat putje leeg, modder alom, geen sleutel. Gevolg: ik geraak niet weg. Een reporter komt ter plaatse, modder voor de krant, mijn getuigenis wordt toegevoegd aan het radioprogramma over moeilijkheden op de weg. (Flor Vandekerckhove)
Sinds mijn beslissing om alleen nog digitaal te publiceren, experimenteer ik met verhaalvormen die erg geschikt zijn voor internetlezers waarvan men zegt dat ze een korte spanningsboog hebben. Zo’n lezers surfen van ’t een naar ’t ander over het net, ze scrollen en swipen, blijven nergens lang hangen. Drabbles zijn erg geschikt voor zo’n lezers: het verhaal is extreem kort, de eis van beperking tot 100 woorden verplicht de schrijver om to the point te blijven, je leest het verhaal in een oogopslag. Meer van dat? De e-boeken (pdf) van uitgeverij De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel)liefkemores@telenet.be.

woensdag 2 oktober 2024

Met Graham Greene naar Havana


VANDAAG, 2 oktober, is ’t exact 120 jaar geleden dat Graham Greene (1904-1991) geboren werd. In 2013 postte ik al een mini-essay over deze Britse auteur, onder de wervende titel Neuken achter ’t altaar met Graham Greene en zelf liet ik me ook al door hem inspireren: De kaartclub van het Marc Aurel Café (2017), Hinderlaag (2021) en De vierde man (2024), drie sterk met elkaar verwante handpalmverhalen waarin je gemakkelijk The Third Man van Greene herkent, en nog gemakkelijker de film (Carol Reed, 1949) die op dat boek gebaseerd is, een van mijn favorieten. Vandaag, ter gelegenheid van schrijvers 120ste verjaardag, voeg ik aan mijn vuurtorentuintje een schep Graham Greene toe. 
In mijn herinnering is Our man in Havana/ Onze man in Havana (1958) de laatste roman die ik puur voor mijn plezier, van voor naar achter, uitgelezen heb, puur amusement! ’t Is lang geleden, ik woonde nog in Gent en ik weet niet meer of ik dat boek in ’t Engels dan wel in ’t Nederlands tot mij nam, ik denk dat ik het uit de indrukwekkend grote bibliotheek van mijn toenmalige vriendin haalde. Ik kan ’t haar niet meer vragen, we zijn niet langer on speaking terms.
Ik heb ernaar gezocht, maar ‘k vind geen gratis Nederlandstalige e-versie die ik je had kunnen doorsluizen, spijtig, maar je kunt de tekst hier wel in ’t Engels downloaden. Voor wie dat te hoog gegrepen vindt, heb ik ook iets. Dezelfde Carol Reed die de door mij bezongen The Third Man gemaakt heeft, doet het in 1959 ook met Our Man in Havana. Die film staat in zijn geheel op YouTube, om hem te bekijken moet je alleen maar hier drukken. ’t Is iets om regenachtige herfstdagen op te fleuren, ’t is om te lachen en ’t is in CinemaScope!
Flor Vandekerckhove

Onze Man in Havana is als nieuw exemplaar niet langer in de handel beschikbaar. Je kunt het boek op ’t net nog tweedehands kopen, maar daar wordt wel teveel geld voor gevraagd. Voor deze uitgave waarvan de kaft duidelijk € 10,- vermeldt, vraagt men nu € 25.-. Misschien is dit wel een goede gelegenheid om weer eens de openbare bibliotheek op te zoeken, waar men het boek graag (of ongaarne, dat kan ook) voor je uit het magazijn ophaalt.

dinsdag 1 oktober 2024

Henri Rochefort of hoe je op papier driftig tekeergaat tegen ‘de elite’

Jan van Beers. Portret van Henri Rochefort. 1850.
Schilderij in het bezit van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen.

HIER in The Public Domain Review lees ik een essay (°) van Vlad Salomon. Die weet veel over Henri Rochefort (1831-1913), Franse journalist-populist, waarover ik nu voor ’t eerst iets verneem. Die Rochefort liet destijds in Parijs meer dan wat stof opwaaien, ’t was een kerel hoor, iemand die ’t stoken van onrust tot kunst verhief. Hij begon dan ook als schrijver van vaudevilles, hij wist hoe je met het woord een publiek aan ’t lachen brengt. Wat hij deed was niet zonder gevaar, in die tijd kon je ervoor in de bak vliegen, iets wat Rochefort meer dan eens overkwam en ook verbanning werd zijn deel. Wie ’t Engels machtig is, moet dat essay zeker lezen, ’t is lang, maar ge zult u niet vervelen. Wie daarentegen in de gauwte meer wil weten, klikt hier. Ge ziet, De Laatste Vuurtorenwachter heeft weer voor elk wat wils.
Joseph Conrad schreef een ironisch verhaal waarvoor Henri Rochefort model stond: The Informer. Ik vind niet meteen een Nederlandse vertaling en dus laat ik Google een paragraaf vertalen die je die figuur doet begrijpen: een onvervaarde demagoog met een scherpte pen. In Conrads verhaal staat X voor Henri Rochefort: 
“Wat ik heb verworven, heb ik verkregen via mijn geschriften; niet door de miljoenen pamfletten die gratis verspreid werden onder de hongerigen en de onderdrukten, maar door honderdduizenden exemplaren die verkocht werden aan de weldoorvoede burgerij. . . . Weet je dan nog niet,” zei X, “dat een luie en egoïstische klasse graag ziet dat onheil wordt aangericht, zelfs als dat op haar kosten gebeurt? Omdat haar eigen leven uit pose en gebaar bestaat, beseft ze de kracht en het gevaar niet van een echte beweging en van woorden die geen schijnbetekenis hebben. Het is allemaal plezier en sentiment. (…) De demagoog neemt de liefhebbers van emotie met zich mee. Amateurisme in dit, dat en nog wat anders is een heerlijk gemakkelijke manier om de tijd te doden en je eigen ijdelheid te voeden – de dwaze ijdelheid om op de hoogte te zijn van de ideeën van overmorgen.”
Hiernaast: kaft van de uitgave van juli 1868 van La Lanterne, krantje van Henri Rochefort, met een oplage die al eens de honderdduizend overschreed.
 
(°) Vlad Solomon. Talking Lightly About Serious Things. Henri Rochefort and the Origins of French Populism. Hier in The Public Domain Review.