donderdag 28 maart 2019

Freddy Buffel en het fenomeen van de herinneringsvervalsing

— Freddy Buffel (rechts) en Flor Vandekerckhove —

WE BEVINDEN ONS in Gent op ’t einde van de sixties. Ik zie mijn oud-klasmakker Freddy Buffel (°1949) die zich op het einde van de straat, gepakt en gezakt, naar de trein begeeft. Buffel, die in mijn ogen een wiskundig genie is, geeft er de brui aan. Hij zal zijn eerste kandidatuur wiskunde niet rondmaken. Ik herinner het me levendig. Gezelle zou zeggen: ’t is diep mij in den kop gebleven.
Een halve eeuw later spreek ik met Freddy af in het kader van een reeks gesprekken met makkers die ik, wel ja, een halve eeuw lang niet meer gezien heb. Vlot gaat dat afspreken niet, Buffel gaat vier keer per week kaart spelen en twee, drie keer biljarten. Tussendoor gaat hij naar de dokter. Op 22 maart lukt het dan toch. In Oostende ontmoeten we elkaar in een sfeercafé, aan ’t paard, zoals het ruiterstandbeeld van Leopold I daar heet.
Het eerste wat ik hem zeg is wat hierboven in de openingsalinea staat: we bevinden ons in Gent op ’t einde van de sixties enzovoort. Freddy aanhoort mijn relaas en zegt hoofdschuddend dat er niets van klopt. Echt niets! Hij is tijdens dat eerste jaar helemaal niet voortijdig gestopt. Hij zingt heel de rit uit. Ook de tweede kandidatuur maakt hij vol, onderscheiding in de eerste zit.  
— Midden boven: Freddy Buffel in 1967. —
Voor de zoveelste keer word ik geconfronteerd met het fenomeen dat herinneringsvervalsing↗︎ heet. Eens te meer blijkt dat veel van mijn herinneringen vooral verzinsels zijn. 
Terwijl Freddy over carrièrewendingen, (klein)kinderen en oldtimers vertelt, stapelen de vragen zich bij mij op. Wat maakt dat van mij, al die vervalste herinneringen? Een fantast? Een leugenaar?
De sfeer in het sfeercafé neemt toe. Freddy kent minstens de helft van het cliënteel. Terwijl hij al die cafékennissen vrolijk groet blijft het fenomeen van de herinneringsvervalsing me door het hoofd spelen. Buffel vertelt me over zijn reizen en over wat er ’s nachts in de Afrikaanse brousse gebeurt als het geld van de medereizigers opraakt — wat me doet denken aan een vers van Jan Glas: 'Ik reisde naar een land / waar een man beoordeeld wordt op de hoeveelheid drank / die hij kan betalen. (°) Ik kan er mijn hoofd niet goed bijhouden, want ik vraag me nog altijd af of ik al dan heel mijn leven bij elkaar gefantaseerd heb. Als ik na afloop het café verlaat, ben ik zo verward dat ik het gelag vergeet te betalen en Freddy met de rekening laat zitten. Vanaf de straat kijk ik nog eens achter me. In 't café is Freddy Buffel alweer druk aan ’t babbelen met andere stamgasten. Of slaat de herinneringsvervalsing ook hier alreeds toe?

(°) Jan Glas, in 'De nachten zijn zacht,' zeg ik.

Geen opmerkingen: