vrijdag 9 december 2016

Fidel Castro en de papflessenfabriek



‘Al die beelden en nog oneindig veel meer, met al hun anarchie en uitbundigheid en weemoed zijn voor mij het echte Soy Cuba: een vuurwerk van onmogelijke ingrediënten, een film in eigen hoofd, waarin de wandelaar de altijd kwetsbare figurant is, hopeloos verliefd op een Havana zo complex dat zij nauwelijks lijkt te kunnen bestaan. Maar ze is er.’ (Herman Portocarero in Havana zonder make-up)

Het overlijden van Fidel Castro produceert een stortvloed aan opinies. Dat was te verwachten, want Castro laat weinig mensen onberoerd. Mij valt het daarbij op dat wie een genuanceerde balans van ’s mans leven & werken maakt, bijzonder heftig tegengesproken wordt door een heir van rechtse opiniemakers, dat zo’n genuanceerde balans eenzijdig noemt. Die eenzijdigheid, wordt voortdurend herhaald, wordt gevoed door journalisten die in meerderheid links zouden zijn.
Ik heb de voorbije dagen nochtans niet weinig artikels doorworsteld die Castro en bijvoorbeeld de Syrische Assad op één lijn zetten. Ik heb een opiniestuk gelezen waarin Castro’s machomaatregelen tegenover homoseksuelen (waarvoor hij zich later verontschuldigt) vergeleken wordt met de shoah van Hitler. Het is lang geleden dat het woord ‘dictator’ zoveel keer geschreven werd, veelal door lieden die klagen dat Castro nergens een dictator genoemd wordt. En dat alles geschiedt in een perslandschap dat door dat soort mensen als zijnde al te politiek correct weggezet wordt.
De verkiezingsoverwinning van Trump heeft rechtse opiniemakers blijkbaar geleerd dat je het niet bruin genoeg kunt bakken. La Trahison Des Clercs, waarin Julien Benda, in 1927, de intellectuelen verwijt dat ze zich aan platte stemmingmakerij bezondigen, is duidelijk aan een vervolgstuk toe.
Ik word er, eerlijk gezegd, een beetje treurig van. Maar wat kan ik doen? Heeft het zin om met zo’n bende even voor- als zelfingenomen stemmingmakers in debat te gaan? Moet je ze laten gedijen/betijen? Is emigreren een optie?
Mezelf zie ik het nog zo gauw niet doen, emigreren, maar ik ken wel verschillende mensen die in Cuba gaan wonen zijn. Een ervan is een kameraad waarmee ik destijds in het centraal comité van de Socialistische Arbeiderspartij (SAP) zat. Zijn bedrijf stuurt hem naar Cuba om er te helpen bij het opstarten van een fabriek. Die zal babyflessen produceren.
Hij blijft er wonen, ook nadat de Cubaanse fabriek zelfstandig functioneert en de andere Belgische arbeiders alweer naar huis zijn. Tijdens vakanties komt hij naar België en vertelt ons over zijn ervaringen. Een ervan is me tot vandaag bijgebleven.
Dat gaat over de grammofoon die in ’t midden van het atelier opgesteld staat. De arbeidsters werken er op ’t ritme van de samba. Omdat ikzelf nooit erg politiek correct geweest ben kan ik me gemakkelijk voorstellen dat de atelieraanblik een lust voor ’s mans Belgische oog is, en omdat ik zelf nog in de productie gestaan heb, weet ik dat zo’n sambaritme het werk alleen maar aangenamer kan maken. 
'En', vervolgt die kameraad, ‘wanneer de plaat ten einde is, valt ook de productie stil. Iemand gaat plassen, anderen slaan een babbeltje… Intussen gaat de verantwoordelijke naar de grammofoon en draait de plaat om. De naald zakt op de plaat, de samba schalt opnieuw door de luidspreker en de productie wordt hervat.’
Ik weet dat het een anekdote is die niemand overtuigt, hoeft ook niet, maar weet dat zo'n mooi verhaal mij wel ontroert.
Flor Vandekerckhove

Geen opmerkingen: