ZIE me daar staan in Frankrijk, in de Languedoc, in Vabre, dorp in de Midi-Pyrénées. Ik sta naast de bourrion, bovenop de berg. Die hoeve heb ik nog bewoond geweten, nu is hij verlaten. Daar laat ik Velerlei maquis van start gaan, essay dat ik onlangs publiceerde.
Tegen de bergwand ligt het huisje dat ik me daar in 1992 voor weinig geld heb toegeëigend en waar ik graag de dagen schrijvend doorbreng. Zo’n huisje vraagt — almaar ouder wordend — om aandacht, het vraagt om werk en met rasse schreden nadert de tijd dat ik — almaar ouder wordend — dat werk niet meer kan opnemen, en geld om het uit te besteden is er ook niet. De rede zegt me dat ik stilaan aan verkopen moet denken. Stilaan, ja, want er is iets wat de rede een beetje in de weg staat, er zit ook 32 jaar sentiment in die muren.
Ik heb er, naast een brandend haardvuur, mijn twee favoriete schrijvers ontdekt, A.L. Snijders en Isaak Babel. Ze hebben mij leren schrijven, die twee, dat telt mee, vind ik, als je 't sentiment van zo’n huisje weegt. Lang nadat ik die twee daar mocht ontdekken, ontdekte ik nog iets, ik ontdekte dat ook A.L. Snijders eerst Isaak Babel moest ontdekken en dat ook hij het vak van hem leerde, net zoals ik dat later van die twee zou doen. (Da's wel veel ontdekken in zo'n korte paragraaf.)
In De sprong vertelt A.L. Snijders erover. Hij is afgestudeerd en zoekt werk als leraar Nederlands. Dat lukt niet, hij schrijft slechte sollicitatiebrieven. Een meisje ziet zo’n brief en zegt: ‘Dat is niks, dat is griesmeelpap. Je moet een sprong als Di Grasso maken.’ A.L. Snijders, die in die tijd nog Peter Cornelis Müller heet, kent het verhaal van Di Grasso niet en Isaak Babel, de schrijver ervan, kent hij evenmin. ‘Die nacht las ik al zijn verhalen. De Rode Ruiterij, Verhalen uit Odessa, Verhalen en Verspreide Verhalen. Tegen de ochtend duizelde het mij, ik had een ontdekking gedaan.’
De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be⇲. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten