woensdag 13 februari 2013

’t Kapelletje

Anno 1739. Onooglijk klein, het visserskapelletje. Weinig bekend buiten de West-Vlaamse grenzen.  Er worden geen kaarsen, geen beeldjes verkocht maar in al zijn eenvoud is het een parel van Vlaams volksgeloof.
Weggedoken tussen beschermende struiken, bewaakt door stoere bomen, omgeven door een net onderhouden parkje, is het een plaats die tot stilte dwingt te midden van een rumoerige wereld.
Het gat in de haag is aantrekkelijker dan de hoofdingang van een kathedraal en de geur van de bladeren geeft meer stemming dan wierooklucht.
Het is geen Lourdes, maar altijd zijn er mensen die biddend in het groene parkje rondwandelen of gewoon op de banken zitten.
Het bescheiden gebouwtje, in zijn boerse kleuren, onder de beschermende bladeren van een oeroude boom, heeft niets weg van een miraculeuze grot. Het Mariabeeldje staat in het donker, maar de tientallen bordjes ‘Dank’ en ‘Merci à Marie’ zingen een ‘Ave Maria’ waarvan de zon de toondichter is.


Vierde Moderne Klasse A (1964)


[Bovenstaand stukje schreef ik in 1964, ik was veertien. 't Was een schoolopstel dat als perfect beoordeeld werd en het anders nooit voorkomende 10/10 meekreeg. Onder de titel ‘De bedevaartplaats’ werd het afgedrukt in het blad van het college en 't was mijn allereerste publicatie. Al wie na mij les van die leraar kreeg — door ons ‘Ballon’ genoemd — kreeg dat opstel gepresenteerd als een te volgen voorbeeld. Dit stukje werd al in 2013 in De Laatste Vuurtorenwachter gepost. In 2020 redigeerde ik het opnieuw, ten behoeve van de FB-groep Bredene vroeger en nu. In 2021 presenteer ik het stukje ook op de FB-groep Bredene Voor & Van Iedereen.]