zaterdag 29 november 2025

Vechten om meisjes

De foto vond ik in een oude FB-groep van Glenn Vermoortel. We zien de Dorpstraat in Bredene, meer weet ik er niet over. Werd daar ooit om die meisjes gevochten?

VAN STRAATGEWELD zegt men nu veelal dat het zinloos is. Het internet toont me een lange lijst van plaatsen waar het voorkomt. Er bestaat zelfs een stoeptegel die je kunt aanbrengen om ertegen te protesteren. Niet dat straatgeweld vroeger onbestaand was, maar het was niet zinloos, dat ging om… de meisjes. 
Dorpsjongens namen het niet dat Kamiel zijn oog op een hunner meisjes had laten vallen. Om die reden werd hij tussen Gistel en Snaaskerke van de brug gesmeten. De jongeman verdronk. ’t Is te lang geleden om de feiten nog juist geplaatst te krijgen, er rest ook niemand aan wie ‘k het kan vragen. Wel kan ik nog de familiebanden ontrafelen, Kamiel was een oudere kozijn van mijn vader. Wat dat straatgeweld toch wel heel dichtbij brengt. Nog zo’n verhaal: Simonnes schoonmoeder had een broer die in een messengevecht gedood werd. Dat ging tussen een jongensbende van ’t Sas en een van de Opex. Zegt Simonne: ‘Ze hebben nooit geweten wie de dader was.’ Omerta!
Niet zo heel erg lang geleden bestond die concurrentie tussen wijken nog altijd. Dat weet ik van oud-klasgenoot Daniël Vandenbussche. Hij vertelt me over die van de Opex die op ’t Sas wielspaken van jongensfietsen instampten, een territoriumstrijd: de Spuikom was betwist gebied. Ging het daarbij ook om meisjes? In onze jongensjaren? 
Neen toch?! Maar dan zegt Daniël: ‘Ook jullie van de Duinen zagen ons, van ’t Sas, niet graag afkomen. Toch niet als we met jullie meisjes probeerden aan te pappen.’ 
Nu breekt mijn klomp! Ik wist wel dat die van ’t Sas een reputatie hadden, maar dat ook wij, jongens van de Duinen, zo’n kwalijke reputatie torsten, daar was ik me geenszins van bewust. Wat een haast filosofische kwestie ontbloot: een mens ziet zichzelf altijd als behorend tot 'de goeden', 'slecht' zijn altijd die van elders. (Misschien kan ik het op hoge leeftijd nog goedmaken, Daniël, met dit meisje van ’t Sas.)
Flor Vandekerckhove

vrijdag 28 november 2025

Joop Waasdorp vertelt waarlijk àlles

Foto inzet: Joop Waasdorp (°1917 - 1988†)


Joop Waasdorp (°1917 - 1988†) wordt me aangeraden door A.L. Snijders die in 2015 twee ZKV’s aan hem wijdt: ‘(…) zo’n schrijver mag toch niet vergeten worden.’ Ik haal de verzamelde verhalen in huis (°) en leer vooral dat Waasdorp in zijn vertellingen àlles vertelt, echt àlles.
Dat àlles vertellen valt me, eerlijk gezegd, ietwat tegen, en dat gebeurt meteen al in het openingsverhaal, St. Helena, waarin hij vijf hoofdstukjes nodig heeft om werkelijk àlles over elk van de bewoners te vertellen. Soms levert dat wel goede zinnen op: ‘Zondags kwam er weleens een schoongewassen toerist in een slecht huurbootje aan de punt van het eiland om tussen die grafstenen rond te scharrelen op zoek naar de laatste rustplaats van een, wel, het zal een grootvader zijn geweest.’  Dat de toerist ‘schoongewassen’ is en het huurbootje ‘slecht’ bakent hem af van de bewoner die weet dat het belangrijker is een goed bootje te hebben dan je schoon te wassen. En ‘wel, het zal een grootvader zijn geweest’ vat het dedain samen waarmee zo’n toeristische bezigheid er bekeken wordt. Het àlles vertellen gaat door in het tweede verhaal, Het naakte leven, waar Waasdorp het eerste hoofdstukje afsluit met het mooie ‘De avond neemt mij in vredige zachte armen, te zamen met het lege bonenblikje in de hoek.’ Voor de betere keuken moet je daar niet zijn. Da’s wel een mooie zin, maar heb je dan ook 19 hoofdstukjes nodig? Komt het hierdoor? ‘Ik ben uitsluitend gaan schrijven om geld te verdienen,’ Meer woorden, meer centen? Dan ben ik toch meer voor Hemingways ijsbergtheorie, zoals ik die demonstreer in Bij elke blaffer past een Marlies Dekkers-schouderholster
Ik ga bij Waasdorp op zoek naar iets wat korter is: De revolutie zonder aanhang. Waasdorp beschrijft op licht surrealistische wijze zijn kindertijd: ‘Het oude huis was een krakend buffet, waarin mijn broer en ik wetteloos leefden.’ Zelfopvoeding: ‘Wij kenden het leven terdege. Met het onderwijs hadden wij geen grote strubbelingen gehad. Zes jaar lang hadden wij rustig in een oud dik boek over het leven van Puccini zitten lezen en niemand in de klas had last van ons gehad.’ De revolutie waarover de titel spreekt, wil maar niet komen: ‘Mijn broer was somber. Hij zat dagenlang in een groene crapaud en staarde naar buiten, waar nog een vaalbruine schemer hing. "Alles gaat op de oude toer verder," zei hij neerslachtig."Men leeft met vreugde."’ Prachtig! En kort ook.
Flor Vandekerckhove

(°) Joop Waasdorp. De Verhalen. 2013. Uitg. J.M.Meulenhoff. In dbnl staan twee lange, goedgeschreven besprekingen van het werk van Waasdorp, beide van Eddy Mielen: De kunst van Joop Waasdorp en Een verkenning van het werk van Joop Waasdorp. Ook in dbnl: een bespreking van Bert Beene: Joop Waasdorp. Wie een lange levensbeschrijving zoekt van Joop Waasdorp, schrijver en avonturier: ‘Ik ben een little loner, die ook door het leven moet’ (Thijs Wierema). Zelf heb ik eerder ook al over het werk van Joop Waasdorp geschreven in Ooit had ik een boot .

donderdag 27 november 2025

Buitenparlementair verzet tierde weer welig

Links: jaren tachtig. Stakingspiket met participatie van ondergetekende, aan Volvo Cars, autofabriek in de Gentse Kanaalzone. Rechts: dinsdag 25 november. Dirk Cosyns (met nieuwe heup) aan het piket.


DRIE STAKINGSDAGEN heeft dit land achter de rug, drie dagen van buitenparlementair verzet. Drie dagen ook die me herinneren aan stakingsacties waaraan ik destijds volop participeerde.
In de schoendoos stoot ik op een foto uit de jaren tachtig. Stakingspiket aan Volvo, in de Gentse Kanaalzone. Vooraan een ferm behaarde kerel die onbeschroomd in de lens kijkt. Dat ben ik. De foto liegt niet, ik was waarlijk vroeg te been (en ’t was ook telkens weer laat voor ik me te slapen legde.)
Dat zie je me vandaag niet meer doen, ik heb de energie niet meer. Alles heeft immers zijn tijd, zoals Prediker hier zo schone zeide. Aan dat ‘alles heeft zijn tijd’ heb ook ik trouwens een gedicht gewijd, poëem met een sterk stokvers. Ik citeer twee strofes (het hele gedicht hoor je hier.)
De nacht die kwam had ik niet zien komen en toen ik oud en moe
Aan ’t einde was gekomen en daar op het strand ging zitten kijken hoe
De zee in ’t ruisen van de golven aan weer nieuwe jongelingen vroeg
Schaamteloos de schots en scheve schaarse rangen te vervoegen 
Werd ik Lamme Goedzak die toekeek hoe Tijl via schaars verlichte
Paden ging waar men hem hebben wou en die me in ’t passeren mijn
Stokpaard afnam en mijn marot me zeggend dat het zijn beurt was om
Schaamteloos de schots en scheve schaarse rangen te vervoegen
Schoon toch. Al zijn er die dat defaitisme noemen, zoals mijn oude maat Dirk Cosyns die zich zelfs naar een nieuwe heup toe haastte, zodat hij, in zijn eigen woorden, goed op tijd ‘ten volle mijn verantwoordelijkheden kan opnemen.’ En ja, daar zag ik hem waarlijk met zijn splinternieuwe heup aan het piket opdagen.
Tussen al het nieuws over geblokkeerde entrepots en afgeblokte busdepots, tussen al dat geklaag uit VOKA-hoek, tussen al die meninkjes van bourgeois die alleen maar hun spiegelbeeld napraten
, meldde Facebook op dinsdag 25 november ook dit: ‘In solidariteit met de vakbondsacties tegen de regeringsmaatregelen post De Laatste Vuurtorenwachter vandaag GEEN nieuw verhaal.’

woensdag 26 november 2025

Schrijven in ‘t literaire ongewisse

‘Wandelend keer ik terug via de duinbossen van De Haan.’ 


ME DE DEUR wijzend, verbreekt Pennynck mijn enige connectie met het literaire veld. Een ander' mens zou zeggen: ‘Eigen schuld, dikke bult. Je had maar je mond moeten houden', maar ik ben geen ander' mens, ik ben the one & only en verstoken van elk gevoel voor sociabiliteit. Sindsdien schrijf ik in het literaire ongewisse. Daaraan denk ik, terwijl ik op de tram naar een vrouw kijk die rechtstaand Zadie Smith leest, The Fraud. Aan halte Wenduine Molen stap ik af, de vrouw tramt lezend verder. Wandelend keer ik terug via de duinbossen van De Haan. Herfstkeuren, wandelaars, alles wijst op zondag. ’Jij bent toch Flor?’ vraagt iemand - Gentse tongval - me in ’t passeren. Ik bevestig noch ontken. ‘Wij lezen De Laatste Vuurtorenwachter’, zegt ze. Haar gezellin beaamt, beiden lezen De Laatste. Waarna we onze weg vervolgen, zij richting Wenduine, ik Zwarte Kiezel. Daar voert de tram me terug naar ’t literaire ongewisse. ‘Kijk’, zeg ik thuis tegen Polleke, terwijl ik hem mijn tekst voorlees, ’puur realisme! Dat is lang geleden.’
Velerlei maquis is een essay waarin ik een periode uit het het werk van Charles Baudelare, Paul van Ostaijen, Charles Reznikoff en Bob Dylan belicht, meer bepaald de tijd waarin ze hun werk in het verborgene produceerden. 
Zoals al de e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook dit essay gratis voor wie erom vraagt. Er is een PDF-versie en het is ook beschikbaar in EPUB. Je kunt bestellen via liefkemores@telenet.be. De Weggeefwinkel zorgt ervoor dat het meteen in je mailbox valt. (Vermeld ‘Maquis’ en zeg wat je verkiest, pdf of epub.)

maandag 24 november 2025

Köln 75, geslaagde inleiding tot de jazz

Michael Chernus in de rol van de Amerikaanse muziekjournalist Michael ‘Mick’ Watts.
Rechts: Mala Emde als 
Vera Brandes, achttienjarige Duitse concertorganisator.


OOIT HAD IK een geschoolde jazzdrummer als schoonzoon. Jazzdrummer is hij nog altijd, schoonzoon is hij maar kort geweest. Anders had ik ongetwijfeld, daarin door hem aangestuurd, enige jazzkennis opgedaan, jazzconcerten bijgewoond, jazzmuziek beluisterd, biografieën gelezen, smaak ontwikkeld… Ik voel het aan als een gemis. Minder van de schoonzoon dan van de jazzintroductie die ik had kunnen krijgen. Dat ik nu niet van het genre kan genieten, wijt ik aan mijn totale onwetendheid. 
Jazz is in de muziek, vind ik, wat nouvelle vague in de film is: ge kunt daar niet van houden als ge geen tientallen films per jaar ziet, enige scholing terzake hebt, inzicht in de filmtechnieken ook, biografieën leest en door dat alles kwaliteiten opmerkt die gewone filmliefhebbers als ik ontgaan. Waardoor die hele nouvelle vague voor mij toch maar een vervelende boel is, net als het jazzgebeuren. Maar zoals gezegd: ik ervaar het als gemis.
Vooral daarom wilde ik Köln 75 zien, film over de coming of age van concertorganisator, later ook muziekproducente, Vera Brandes. Als achttienjarige slaagt zij erin een mijlpaal in de jazzgeschiedenis neer te poten: het soloconcert van pianist Keith Jarreth in de winter van 75 in Köln.
Ik geniet van de filmmuziek, verre van alleen maar jazz; van het verhaal; van het oproepen van een tijd die ik me goed herinner; van het naturalistisch beschreven, ontluisterende on the road-gebeuren van een armlastige muzikant, waarin elke cent wordt omgedraaid; van de confrontatie tussen de vurig enthousiaste Vera Brandes en de door rugpijnen gekwelde, moegestreden Keith Jarreth en ook van de jazzinleiding die deze film voor mij geworden is.  
Hieronder vertaal ik wat de Amerikaanse muziekjournalist Michael ‘Mick’ Watts ons in de film meegeeft. Je zult ver moeten zoeken om iets te vinden wat deze monoloog als inleiding tot de jazzgeschiedenis evenaart: 
‘Men kan de ontwikkeling van jazz als een eliminatieproces beschouwen. In het begin zijn er composities en bigbands die ze spelen. De bandleider arrangeert en dirigeert de band. Solo's staan ​​vast. De muziek wordt levendiger, de solist speelt in een vaste toonsoort en improviseert over een onderwerp. Hij mag maar een bepaald aantal maten spelen. Dan worden de bands kleiner. Kwintet, kwartet, trio’s. Ze improviseren met een vaste akkoordvolgorde. Dit brengt ons bij de volgende stap. Live Jazzmuziek. De bandleider is afgeschaft, iedereen is gelijk. Ze volgen een sjabloon, die heten standards. Deze muzikanten variëren op een stabiele basis. Maar dat is niet alles. Want dan… besluit iemand de basis af te schaffen. Free jazz, compleet geïmproviseerde vrijheid. De bas begint. Niemand weet waar het toe zal leiden. Het is vrij en toch vereist het een nauwe band tussen de muzikanten. Virtuositeit. Eerlijk gezegd: Sommige dingen klinken kut. [MAAR NIET ALLES] De uiteindelijke eliminatie lost alles op. Keith Jarrett heeft niemand om mee te improviseren, ideeën uit te wisselen en hij heeft geen uitgewerkt idee betreffende wat hij zal spelen. Hij is alleen. Zijn hoofd is leeg. Probeer dat maar.’
Köln 75. 2025. Duitsland. Taal Duits, Engels. 110 minuten. Regie: Ido Fuck. Hoofdrollen Mala Emde, John Magaro, Michael Chernus, Alexander Scheer.

zaterdag 22 november 2025

Annie Ernaux ’Ik benijd hem niet, schrijven doe ik.’

Het kasteel in Clinchamps-sur-Orne. De vakantiekolonie waar Annie Ernaux in 1958 monitrice is, bevindt zich achter dat kasteel, in oude hoevegebouwen van hetzelfde domein. Rechts: Annie Ernaux, met onderaan het kiekje dat het omslag van haar boek siert.


Annie Ernaux (°1940), Nobelprijswinnaar literatuur 2022, volgt socioloog Pierre Bourdieu: ‘(…) toen hij het had over het gevoel van onwerkelijkheid dat beursstudenten tijdens hun studietijd ervaren. Dat had ik zelf gevoeld. Het was een trigger. Het sluit ongetwijfeld aan bij andere diepgaande dingen die mijn schrijven voeden, dit gevoel van het opnieuw ervaren en het ‘hervertellen’ van de werkelijke dingen in een door anderen gedomineerde wereld. Zelf had ik de overgang door cultuur, school, hoger onderwijs als iets externs aangevoeld, iets wat onwerkelijk was, ik zou zelfs zeggen een soort indringing. Dat is wat ik wil overbrengen in mijn schrijven, in een zeer materiële schrijfstijl, waarin het lichaam een ​​belangrijke rol speelt.’ Zo gaat Annie Ernaux inhoudelijk en stilistisch aan de slag: ’Ze plaatst zich bewust naast en buiten de traditionele literatuur om een ​​stem te geven aan degenen die het zwijgen wordt opgelegd (…)’ 
Ze volgt Bourdieu ook waar die zegt dat zelfs het meest intieme een maatschappelijke aard heeft. Je leest het in haar Meisjesherinneringen (°), die zich grotendeels in Clinchamps-sur-Orne afspelen, in een vakantiekolonie waar ze monitrice is. Mede door haar afkomst — kind van kleine kruideniers-caféhouders — voelt ze zich minderwaardig: ‘Er zijn mensen die worden overweldigd door de werkelijkheid van anderen, door hoe ze praten, hun benen over elkaar slaan, een sigaret opsteken. Die verzinken in de verhevigde aanwezigheid van anderen.’
Daar komt nog een extra schaamte bij, ‘(…) de schaamte van de trots dat ze een object van begeerte is geweest (…) een meisjesschaamte.’ Nadat de hoofdmonitor (‘H’) haar liefdeloos ontmaagdt, probeert ze vruchteloos zijn liefde op te wekken. De schrijfster (‘ik’) reflecteert tientallen jaren later over wat het meisje (‘zij’) overkomt: ‘Ik weet niet of ze haar eerste nacht met  H. herkent in de dramatische beschrijving die Simone de Beauvoir geeft van de ontmaagding. Of ze het eens is met “De eerste penetratie is altijd een verkrachting.” Misschien niet, als ik afga op mijn onvermogen, vandaag nog, om in verband met H. het woord verkrachting te gebruiken.’
De schrijfster (‘ik’) kijkt afstandelijk naar het meisje (‘zij’). Die afstandelijkheid uit Ernaux in een schrale, kale taal. Zelf zegt ze nog over dat taalgebruik: ‘Om verslag te doen (…) heb ik niet het recht om eerst de kant van de kunst te kiezen, noch om te proberen iets ‘spannends’ of ‘ontroerends’ te maken. (…) Geen poëzie van de herinnering, geen juichende spot. Plat schrijven is me van nature eigen, precies zoals ik dat deed toen ik mijn ouders schreef om hen het belangrijkste nieuws te vertellen.’
Waardoor ze toetreedt tot het kleine clubje schrijvers waarvan Louis-Ferdinand Céline hier zegt: 'Schrijvers interesseren me alleen als ze stijl hebben; als ze geen stijl hebben, interesseren ze me niet. En stijl is zeldzaam, meneer, het is zeldzaam.’ Schrijvers die zich onderscheiden door zo’n eigen stijl zijn, ook voor mij, vooral dáárom de moeite van ’t lezen waard; om die heel eigen stijl te doorgronden. (°°)
Niet alleen de stijl, ook de inhoud van Meisjesherinneringen inspireert me. Het boek laat me nadenken over het schrijven van mijn jongensherinneringen. Over de periode rond mijn eigen ontmaagding valt ook wel iets te vertellen, niet à la Annie Ernaux uiteraard, wel in een stijl die ik zelf bedacht heb, in provoverzen bijvoorbeeld, zeer geschikt voor internetlezers.
Flor Vandekerckhove

(°) Annie Ernaux, Meisjesherinneringen, vertaling Rokus Hofstede, 119 pp. De Arbeiderspers, 2017 (tweede, herziene druk 2022) 

 

(°°) Een goede Nederlandstalige bespreking van Arnaux' aparte stijl, en wat ze ermee betracht, is Het dubbele leven van Annie Ernaux, in De Groene Amsterdammer.


vrijdag 21 november 2025

Clinchamps-sur-Orne, wat daar al niet gebeurd is

Clinchamps-sur-Orne, 13 september 1911, er gebeurt iets: een foto, iedereen poseert.
Rechts: been there.


TOEN TANIA schoon genoeg had van al de krijtrotsen aan de Normandische kust, sloeg ze af naar de GR 36, grote routepad dat, via ’t Franse binnenland, helemaal tot aan de Pyreneeën loopt. Zelf had ik daar geen goed oog in. Dat komt… Aan de kust valt altijd wel een verhaal op te roepen, van een auteur die er (over) schrijft bijvoorbeeld (Marcel Proust in Cabourg, Maurice Leblanc in Étretat, Françoise Sagan in Honfleur) of van een schilder die er zijn ezel neerpoot (Berthe Morisot, Johan Jongkind, Monet en Bracque, Camille Pissaro…). Mijn vrees is dat er in de binnenlandse dorpen voor mij niets te rapen valt. Is die vrees terecht? 
Ik sta op de gemeentelijke parking van Clinchamps-sur-Orne. Herfst, regen, wind, donkere wolken, niemand waagt zich buiten. Een mens denkt meteen: hier gebeurt nooit iets. Ik monster een verzameling vintage postkaarten. Eén: Café du Ruisseau, épicerie, mercerie. Iedereen heeft zich verzameld om mee op de foto te staan: een man, een hond, drie vrouwen, acht kinderen. Postkaart nummer twee: Kerkstraat, het postkantoor, vijf vrouwen, twee mannen, negen kinderen, paard & koets, iemand legt de datum vast: 13 september 1911. EINDELIJK GEBEURT HIER IETS, EEN FOTO! Iedereen wil erbij zijn. Het herhaalt zich op de derde postkaart: twee vrouwen, twee mannen, acht kinderen, paard en kar, geit. Ik bekijk enkele details: twee meisjes laten de geit uit, meisje toont trots een mansfiets, jongen demonstreert hoe hij met stok een wiel beweegt — ik herinner me dat mijn vader me over zo’n wielvelg uit zijn kindertijd vertelt. 
Gebeurt hier waarlijk niets? In oude kranten ga ik op zoek naar feiten die me tegenspreken. Uit een ellenlange, lezenswaardige lijst gebeurtenissen pik ik er willekeurig eentje uit: 
April 1835. – Een verkeersongeval. – Een bediende van meneer Lebreton, een landeigenaar in Clinchamps, die verantwoordelijk was voor het besturen van een boerenkar, was gestopt om overmatig te drinken in een herberg aan de Rue de Falaise. Bij het verlaten van de stad viel hij onder het wiel van zijn kar, waarbij hij zijn arm brak en zijn borstkas verbrijzelde. Hij is ernstig gekwetst. Dit ongeval zal helaas niet voorkomen dat andere onvoorzichtige personen zich aan hetzelfde gevaar blootstellen. (Le Pilote du Calvados)
Dat laatste is zeker waar. 190 jaar na het ongeval in Clinchamps overkwam Tom Waes iets soortgelijks, op de ring rond Antwerpen. Ook hij was eerst ergens gestopt om overmatig te drinken. Zijn boerenkar was van het merk Porche.
Flor Vandekerckhove

Over haar verblijf, als achttienjarige, in Clinchamps-sur-Orne, schreef Nobelprijswinnaar Annie Ernaux Meisjesherinneringen. Mijn recensie van dat boek staat hier.


dinsdag 18 november 2025

Al die vrouwen



ER IS KEUZE te over en dan heb ik het alleen nog maar over wie echt de moeite is. Ten eerste is er Kathelijn Vervarcke, de enige hedendaagse schrijver uit mijn geboortestad die ik — vanuit literair oogpunt gezien, me afvragend hoe zij het doet — ’t lezen waard acht. Haar pas verschenen Het alsjeblieftmeisje speelt in een Oostendse wijk die me zeer genegen is, de oude vuurtorenwijk, thans Oosteroever. ’t Gaat ook over een broodwinning waar preutse schrijvelaars omheen fietsen: prostitutie. Ik zie dat de uitgever voor een eBook zorgt (13,99), voor ’t geld hoef ik het niet te laten. Maar misschien kies ik toch eerst voor Sigrid Bousset wier biografie van Ivo Michiels naar mij ligt te lonken. (°°) Ik zit de jongste tijd nogal diep in Ivo Michiels en de biografie kan die tijd mooi afronden. Ook dat boek heeft trouwens een versie voor internetlezers (ebook: 17,99). Je zegt me: je kunt die boeken ook gratis uit de bib weghalen. Ah, was dat maar waar, de openbare bibliotheken in mijn buurt (Bredene, Oostende) hebben omzeggens nooit de boeken die ik zoek, wat vandaag ook geldt voor die nieuwste van Bousset en Vervarcke. Het derde boek heeft de bib wel ingekocht, daar is het nu uitgeleend: Meisjesherinneringen van Nobelprijswinnaar Annie Ernaux. (°°°) Ook die uitgever zorgt voor een e-boek (10,99). 
Ik hak de knoop door en haal Annie Ernaux in huis. Sigrid en Kathelijn moeten wachten. Mijn keuze is praktisch. Morgen gaat Tania wandelen in Normandië. Ze start in Colombelles en hoopt ’s avonds te arriveren in Clinchamps-sur-Orne waar ik haar opwacht. Clinchamps is ook de plek waar Annie Ernaux in 1958 monitrice was. Daarover gaat het in Meisjesherinneringen. Ik heb een twijfelachtig adres: Le Chateau, 18 Rue Paul le Brethon. Ik ga eens kijken, misschien stap ik daar in de voetsporen van Annie Ernaux die toen nog Duchesne heette. 
Flor Vandekerckhove

(°) Kathelijn Vervarcke. Het alstublieftmeisje. 2025. Uitg. Lannoo. 342 pp.
(°°) Sigrid Bousset. Wat ik haar niet vertelde. 2025. Uitg. De Bezige Bij. 480 pp.
(°°°) Annie Ernaux. Meisjesherinneringen. Vertaling Rokus Hofsnede. 2017. Uitg. De Arbeiderspers. 119 pp. 
[Wie mijn recensie van het boek wil lezen, klikt hier.]

maandag 17 november 2025

De overtreffende trap

Uit L’Étranger van François Ozon.

WANNEER verschillende kunstdisciplines elkaar in een werk ontmoeten, en als ’t goed gedaan is, ontstaat de overtreffende trap: mooi wordt mooist, groot wordt grootst, scherp wordt scherpst, sterk wordt sterkst… Ik heb de film nog niet gezien, maar ik ben haast zeker dat dit het geval is in L’Étranger, ontmoeting van François Ozons filmkunst uit 2025 en Albert Camus’ boek uit 1942. In films heb ik het eerder al ervaren met Crash (1996), film van David Cronenberg en een verhaal uit 1973 van J.G. Ballard. En om nog even bij Cronenberg te blijven: de overtreffende trap ervoer ik ook in de ontmoeting van Naked Lunch, Cronenberg-film uit 1992 en het gelijknamige boek uit 1959 van William S. Burroughs
Zo’n overtreffende ontmoetingen bestaan in alle kunsten. Eerder maakte ik al de inventaris — of althans een eerste poging daartoe —  van overtreffende trap-ontmoetingen tussen poëzie en songwriting. Een enkele keer is die overtreffende trap zelfs verenigd in één persoon: de toekenning van de Nobelprijs literatuur aan singer-songwriter Bob Dylan
’t Is niet dat ik mezelf op gelijke hoogte plaats van voornoemden, maar soms zoek ik zelf ook naar zo’n ontmoeting, met inzet van eigen werk. In 2021 schreef ik Wegwezen, Drie dromen waaruit ik weet te ontsnappen, drie verzen van elk exact honderd woorden, zonder leestekens of kapitalen. Samen vormen ze een triptiek. Ik maakte er ook een gesproken versie van en plaatste die op YouTube, samen met beelden van Hoopvolle horizonten (1984), triptiek van beeldend kunstenaar Bennie Simoens. De alzo ontstane ontmoeting van Wegwezen en Hoopvolle horizonten leverde een overtreffende trap op. Ben ik bevooroordeeld? Oordeel zelf: kijk en luister hier op YouTube.
Flor Vandekerckhove

zondag 16 november 2025

Koninklijke voorspellingen

Gisteren, 15 november, was ’t de Dag van de dynastie. Op de foto Boudewijn van België. Bronzen sculptuur van de Oostendse beeldhouwster Josiane Vanhoutte. Kwam er op initiatief van wijlen burgemeester Jan Piers. Onthuld in aanwezigheid van Koningin Fabiola op 3 juni 2000. Het beeld gaf meermaals aanleiding tot vandalisme. Het bevindt zich aan de Venetiaanse gaanderijen in Oostende.

HOE KOMT HET dat koning Boudewijn nooit bekend geworden is omwille van zijn voorspellingen? Zo voorspelde hij al bij zijn aantreden in 1951 dat sigaretten onbetaalbaar duur zouden worden. Op zijn trouwdag in 1960 voorspelde hij, lang voor het bestaan van ’t internet, dat Russische vrouwen zich aan Vlaamse mannen zouden presenteren in de hoop er een roebel aan over te houden. Kort voor zijn overlijden voorspelde hij zelfs dat ik straks bij laagwater over en weer naar de vuurtoren wandel. Allemaal voorspellingen die uit het nieuws gehouden werden om de gemoederen niet op te hitsen. U vraagt zich af hoe die laatste voorspelling dat zou kunnen doen, de gemoederen ophitsen. Zelf vraag ik mij dat uiteraard ook af. (Flor Vandekerckhove)

‘Koninklijke voorspellingen’ is een eenparagraafverhaal. Het boekje Honderd titelloze eenparagraafverhalen wordt ingeleid door Alfons Vandenbussche, oud-leraar Nederlands van auteur Flor Vandekerckhove.
De e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch zijn gratis voor wie erom vraagt, zo ook deze ‘Honderd titelloze eenparagraafverhalen.’ Het wordt u per e-mail toegestuurd (vermeld wel de titel en ook of u ’t boek in pdf wilt of in EPUB). Vraag erom via liefkemores@telenet.be

vrijdag 14 november 2025

Wie kunst maakt is altijd onderweg



TIJDENS HAAR solotentoonstelling (°) was ik uithuizig, op reis in Frankrijk. Na afloop van de vernissage stuurde ze me een foto van de performance en dit is wat ik daarop zag. Ik zag een kunstenaar die moeizaam een eigen weg aflegt en daarbij sporen achterlaat, in dit geval versteende voeten. In de galerie formuleerde die kunstenaar letterlijk een uitnodiging om samen met haar die weg te gaan, er samen ‘haar voeten aan te vegen’. In die bede meende ik eenzaamheid te merken, gevoel dat ik op de foto in haar blik weerspiegeld zag. 
Dat was niet wat zij in de performance had willen tonen, zei ze, antwoordend op het tekstbericht dat ik haar uit Frankrijk stuurde. Zij had het over ‘aanwezigheid en beweging’ en over ‘een gebaar van onthechting, maar ook van deelname.’ Dat hoor je me niet tegenspreken, zo'n woorden gaan alle kanten uit en ze spreken mij bijgevolg evenmin tegen. 
Een kunstwerk stimuleert de verbeelding van wie komt kijken (en in dit geval ook van iemand die niet kwam kijken.) Als het werk goed is, is het rijk aan associaties, wat betekent dat het niet kan worden ingekapseld in één concept. Dat komt niet van mij hoor, ik heb het van een filosoof die over de songs van Bob Dylan spreekt. (°°)
Heb ik je al gezegd dat de kunstenaar in kwestie mijn dochter is? Ook dat kleurt ongetwijfeld de manier waarop ik in Frankrijk naar die foto keek en ’t kleurt ook wat ik in die foto dacht te zien. Ik ben niet zo’n aanhanger van het formalisme als kunstbeschouwing en al helemaal niet wanneer het werk van mijn eigen nageslacht betreft. 
Flor Vandekerckhove

(°) Marijke Vandekerckhove. Vrijdag 10 oktober 2025. Opening Expo, Show Show, DIY-gallery, Gent. (Foto’s Ilse Roman.)
(°°) ‘The artistic genius transforms an existing tradition through an infusion of unpredictable originality. A successful work prompts the audience’s imagination “to spread over a multitude of kindred presentations.” So that the work is rich in associations but cannot be encapsulated under just one concept or under one paraphrase. In short, genius requires a natural talent for expressing “ineffable” ideas through the play of imagination.’ Theodore Gracyk. When I Paint My Masterpiece. What Sort of Artist Is Bob Dylan. In Bob Dylan and Philosophy. Ed. Peter Vernezze and Carl J. Porter. 2005. Uitg. Open Court. 225 pp. 


donderdag 13 november 2025

Vannacht heb ik van Nancy gedroomd

Wanneer ik me bij 't ontwaken een droom herinner, maak ik er een tekst van. In die dromen bevind ik me veelal in een achterbuurt, soms geraak ik er niet meer weg. Deze keer is het de Muide in Gent. Geraak ik deze keer weg of niet? (Met een bang hart wachten mijn ouders in Bredene op mijn thuiskomst.) De illustratie leen ik van Robert Crumb.


ZE ZIJN met velen, maar ik herinner me alleen Nancy. Met moeite overtuig ik hen om me naar de achterbuurt te vergezellen. Loszittende stoeptegels, afbladderende verf, schaarse straatverlichting, eeuwigdurende regen. Geen van hen is hier ooit geweest, waarom zouden ze. Daar zijn we nu, binnen in een vochtig huisje waar veel te veel mensen noodgedwongen opeengepakt wonen. Ik probeer het gesprek op gang te trekken, wat niet goed lukt. Dan ziet Nancy een volgekrabbeld vel papier op de grond liggen: ‘Een nacht in de hel.’ Luidop leest ze de tekst. Onmiskenbaar een meesterwerk, geschreven door een van die slonzige bewoners. Iedereen is onder de indruk, missie geslaagd. Nancy beloont me met een zoen. Tijd om van mijn succes te genieten is er niet. Ik haast me naar huis, waar slapeloze ouders bezorgd op mijn thuiskomst wachten. (Flor Vandekerckhove)

woensdag 12 november 2025

De Laatste in gesprek met Ivo Michiels

Ivo Michiels in 1975.


‘Schaars zijn inderdaad de exacte beelden die op me afkomen uit een verleden dat, zoveel weet ik wel, toch op meer dan behoorlijke wijze gevuld is. Vergane feiten duiken slechts sporadisch weer naar de oppervlakte. Samen beleefde avonturen die anderen mij vertellen —hé weet je nog!— slaan mij met verstomming. Data blijven raadsels. Soms doemt een gezicht op dat ik al lang geleden opnieuw en anders heb gemoduleerd, of ik hoor een woord, heel duidelijk ineens, een stem, vergeten, weer aanwezig. Ja, een stem, dat wel.’ (°)
Ik ben de zeventig voorbij wanneer ik voor het eerst iets van Ivo Michiels lees. Óver Ivo Michiels daarentegen las ik lang geleden al. Ik woonde nog in Gent. In de krant las ik over de schrijver die in Frankrijk ging wonen, alleen maar om te schrijven. 
‘Ik nam afscheid van het RITCS, van uitgeverij Ontwikkeling en van het NVT. () Ik naderde de zestig en verhuisde naar Frankrijk, niet alleen omdat ik voelde dat een bepaalde fase van mijn carrière was afgesloten, maar ook omdat ik de ambitie had nog tien boeken te schrijven. Ik zag absoluut niet hoe ik dat in Vlaanderen geschreven zou krijgen. Dat kon alleen in strenge eenzaamheid en afzondering.’ (°°) 
Alhoewel ik in die tijd zelf nog niet schreef, eigende ik me meteen die romantische gedachte toe en wanneer ik na een scheiding een pootje geld in handen kreeg, greep ik de kans en verwierf me op mijn beurt een bouwval in Frankrijk. In gedachten trok ik me jaarlijks op mijn berg terug en wanneer ik daar vele maanden later weer van neerdaalde had ik een vuistdik manuscript op zak, waarrond uitgevers zich verdrongen om er een boek van te draaien. De daaropvolgende drieëndertig jaar gebeurde dat ook, maar anders. Maandenlang werd veertien dagen, vuistdik werd extreem kort, uitgever werd internet, verblijf werd passage, decor werd onderwerp, romantiek werd oude knoken. En oude knoken zeiden me onlangs  dat ’t tijd werd om dat huisje te verkopen. Dat is inmiddels ook gebeurd. 
Afsluiten doe ik met Sigrid Bousset die Ivo Michiels meermaals ging interviewen. Inmiddels heeft ze ook diens biografie geschreven. (°°°) Ik weet nog niet of ik het boek koop, ik twijfel. Wil ik wel nog 480 bladzijden over die man lezen? Als ik het doe, dan vooral hierom. In Boussets ‘Meer dan ik me herinner’ zegt Ivo Michiels:
‘Ik zie weinig artistiek risico, weinig pakkende creativiteit. Het probleem is nog altijd hetzelfde: het woord is voor de meesten een vorm van communicatie, dus wordt ook van literatuur verwacht dat die in de eerste plaats communiceert op zo evident mogelijke wijze. In muziek of beeldende kunsten is dat totaal anders. Gisteravond zag ik een geniaal filmpje uit de jaren zestig met de Beatles. Er is geen enkele vergelijking mogelijk moet de rap en hiphop vandaag. Die rap kon je je niet voorstellen in de Beatles-tijd. Het afwijkende creëren blijft in diverse kunsttakken bemoedigend doorgaan. Alleen in de literatuur is het altijd moeilijk geweest.’ (°°°)
(°) Ivo Michiels. Mag ik spreken? Journal brut — een reconstructie. 2011. De Bezige Bij, A'dam. 682 pp.
(°°) Sigrid Bousset. Meer dan ik me herinner. Gesprekken met Ivo Michiels. 2011. De Bezige Bij, A’dam. 270 pp. 
(°°°) Sigrid Bousset. Wat ik haar niet vertelde. 2025. Uitg. De Bezige Bij. 480 pp.

dinsdag 11 november 2025

Veranderen we eigenlijk wel

Foto: detail van 1 Wetenschappelijke A in 1967-’68, college Oostende. Worden vandaag in deze post vernoemd: Daniël Gunst (64), Jef Passchyn (36), Paul Joye (28), Wilfried Laforce (5) en Plong (83). De foto van de hele klas (inclusief alle namen van de jongens) vind je hier.



’Je moet volhouden,’ zei Daniël Gunst me, enkele maanden geleden, toen hij en zijn echtgenote me tijdens ’t wandelen kruisten. ’t Was zijn repliek op mijn constatering dat ik hoe langer hoe meer mijn fauteuil leerde te appreciëren. ‘Er zijn twee oud-klasmakkers die ik nog wil interviewen,’ (°) had ik hem gezegd, ‘Paul Joye en Luc Verhelst. Hun coördinaten heeft Jef Passchyn al voor me opgesnord.’ Eerlijkheidshalve voegde ik eraan toe: ‘Het komt er maar niet van.’ De fauteuil.
Het zal Daniël plezieren dat ik nu ter zake toch enige daadkracht ontwikkel. Momenteel probeer ik Paul Joye tot een gesprek te bewegen. Hij houdt de boot nog af, maar ik ga ervan uit dat ’t eerst een beetje moet bezinken. Niemand staat te wachten om een brug van bijna zestig jaar te overspannen, tenzij een ingenieur misschien, als Gunst. (Brug overspannen, ingenieur, vat j’ hem?)
Paul is interessant, omdat hij de enige linkse kerel van die wiskundeklas was (naast Wilfried Laforce weliswaar, maar ze wisten ’t niet van elkaar.) Ik herinner me dat Paul Joye door Plong betrapt werd toen hij het ‘Ban de Bom’-symbool in zijn bank aan ’t kerven was. Plong daagde Paul uit. Die repliceerde dat hij zijn weerzin tegen de atoombom 
alzo mocht uitdrukken. Plong vroeg luidop of er in de klas ook voorstanders van atoombommen waren. We hielden ons allemaal gedeinsd, wetend dat je Plongs logica beter niet uitdaagde.
Pauls FB-profiel leert me dat Joyes linkse gezindheid tot vandaag standhoudt. Ook dat maakt ons potentiële gesprek interessant: Paul Joyes linksheid, Wilfried Laforces onbuigzaamheid, Daniël Gunsts stelligheid, mijn gemakzucht… Veranderen we eigenlijk wel? Wat denk je, Paul, zetten we daarover eens 1 boompje op? 
Nu vraag ik me opeens ook af of die ingekerfde schoolbank nog bestaat.
Flor Vandekerckhove

(°) Dat cijfer is niet beperkend. Mocht een oud-schoolmakker zich geroepen voelen om me iets te vertellen: florvandekerckhove@telenet.be.

maandag 10 november 2025

Henry Miller, berustend in de buik van de walvis

Pieter LastmanJonah and the Whale. Olieverf op eikenhout. Barokschilderij (1621, 360 mm h x 521 mm breed).


IN Orwells All Art is Propaganda staat een kritiek op De Kreeftskeerkring van Henry Miller, boek dat mijn jeugd verblijd heeft. George Orwell titelt het stuk Inside the Whale, verwijzing naar Jona, bijbelfiguur die door een (wal)vis werd opgeslokt: 
‘Er bestaat geen twijfel over dat Miller zelf in de walvis zit. Al zijn beste en meest karakteristieke passages zijn geschreven vanuit het perspectief van Jona, een gewillige Jona. Niet dat hij bijzonder introvert is – integendeel. In zijn geval is de walvis transparant. Alleen voelt hij geen impuls om het proces dat hij doormaakt te veranderen of te controleren. Hij heeft de essentiële Jona-daad volbracht: zich laten opslokken, passief blijven en accepteren.’ 
Miller en Orwell ontmoetten elkaar in 1936, ik postte daarover Henry & George, een ontmoeting in Parijs. Tijdens die ontmoeting confronteerden ze hun tegengestelde houding ten aanzien van 'het wereldgebeuren'. Dit is hoe Orwell in 1940 Millers houding beoordeelt: 
‘Het is een vorm van quietisme (…) De houding is "Je m'en fous" (…) Maar is dit in een tijd als de onze een verdedigbare houding?’ [Terwijl Orwell deze woorden schrijft gaat de Tweede Wereldoorlog van start.] 'Het lijkt daarom waarschijnlijk dat in de resterende jaren van de vrije meningsuiting elke roman die de moeite waard is om te lezen, min of meer de lijn zal volgen die Miller heeft gevolgd – ik bedoel niet qua techniek of onderwerp, maar qua impliciete visie. De passieve houding zal terugkeren, en wel bewuster passief dan voorheen. Vooruitgang en reactie zijn beide bedrog gebleken. Blijkbaar rest er niets anders dan quietisme.’ (…) 
Orwell herkent in anarchist Miller ‘een volkomen negatieve, onconstructieve, amorele schrijver, een simpele Jona, een die het kwaad passief aanvaardt.’  Waarna hij aantoont dat zijn politieke oordeel geenszins zijn literaire oordeel in de weg staat: ‘Naar mijn mening is dit de enige fantasierijke prozaschrijver van enige waarde die zich de afgelopen jaren aan de Engelstaligen gepresenteerd heeft.’
De door mij aangehaalde uittreksels komen uit George Orwell. 'All Art Is Propaganda’ (1941) In George Orwell. Critical Essays. Compiled by George Packer. Introduction by Keith Gessen. 2008. Mariner Books / Houghton Mifflin Harcourt. Boston New York. 872 pp. De vertaling ervan is van Google Translation.

zondag 9 november 2025

’t Heilig Hart en ik

Links: het beeld met de uitneembare armen (de armen heb ik niet meer kunnen vinden.) Rechts: De Laatste Vuurtorenwachter als knaapje.

In Frankrijk is veel beroering over Sacré-Coeur, docudrama dat daar nu in de bioscoop te zien is. Het succes van de melige film lijkt niet van deze tijd te zijn. Of juist wel. Daar is in elk geval volop discussie over. Mij laat het terugdenken aan een waargebeurd incident uit mijn kindertijd.
Martelaar (°) — Mama sloeg met haar pantoffel op mijn hoofd, vlam vlam vlam. Ze zei: ‘Gij zult me vergiffenis vragen.’ Ik zat op mijn blote knieën voor ’t beeld van ‘t Heilig Hart. Het beeld bewoog Zijn uitneembare armen en sprak tot mij: ‘GE MOET HAAR EEN LOER DRAAIEN.’ Dat was een echt mirakel, dat ziet ge aan de hoofdletters. Met trillende stem zei ik tegen mama: ‘Ik vraag alleen vergiffenis aan God.’ Nu ging ze écht door het dak. Het regende pantoffels op mijn knapenhoofdje. Mij kon het niet schelen, trots deelde ik het lot der martelaren. Daarna was het bedtijd. (Flor Vandekerckhove)

 

(°) Al sinds 1991 schrijf ik korte verhalen die weliswaar ‘kort zijn', zoals de term zegt, maar oorspronkelijk toch langer dan de handpalmverhalen waarin ik me daarna ging specialiseren. Een aantal van die verhalen neem ik nu weer ter hand en herwerk ze tot smoke-long stories, verhalen die helemaal gelezen zijn tegen de tijd dat je de peuk uitduwt, een plastische maar ongezonde omschrijving. Met de vorm verandert soms ook de inhoud, zo’n herwerking is niet alleen korter, het verhaal wordt intenser en naar mijn mening beter, ook omdat het nu geschikter is voor internetlezers. 
Martelaar is zo’n verhaal, het is een drabble, verhaal van exact honderd woorden. Het langere verhaal heet Lowietje de neet en telt 655 woorden.
Soortgelijke verkorting kende ook GAUW!, het eerste boekje dat ik schreef nadat ik eind 2013 besloot alleen nog digitaal te publiceren. Dat verhaal, waarin ik over mijn kindertijd vertel, verscheen als e-boekje in 2014. Gaandeweg leerde ik meer over elektronisch schrijven. Het verhaal werd daardoor in opeenvolgende edities korter, de vierde editie voegde er links aan toe, waardoor lezers nu ook naar liedjes uit die tijd kunnen luisteren. In de vijfde editie herschrijf ik het verhaal helemaal in provoverzen, een door mijzelf bepaalde vorm met strenge regels die ervoor zorgen dat het verhaal tegemoet komt aan de verwachtingen van internetlezers: kort, eenvoudig, erg geschikt voor wie, zoals ik, een korte spanningsboog heeft.
Zoals alle e-boeken van Uitgeverij De Lachende Visch is ook deze vijfde editie van GAUW! gratis voor wie erom vraagt. Doe het via liefkemores@telenet.be en de meiden van De Weggeefwinkel zorgen ervoor dat het boekje meteen in je mailbox valt.

vrijdag 7 november 2025

Antikapitalistische kunstpraktijken


STEL: je bent beeldend kunstenaar èn antikapitalist. Je schildert indrukwekkende stillevens die vlot hun weg naar de huiskamer van kunstminnaars vinden, en ’s zondags hul je je in zwart en ga je in Brussel winkelruiten kapotslaan. Moet kunnen, maar misschien wil je 't anders doen en wil je antikapitalisme en kunst met elkaar verbinden. 
De activistische fotograaf Nan Goldin is zo'n andere soort. Haar foto’s getuigen van engagement, maar je kunt die foto’s wel op de kunstmarkt kopen. Antikapitalisme kan zich zonder probleem ‘in de winkel’ uiten. Marcel Duchamp ijkte die praktijk toen hij een ​​urinoir indiende voor een tentoonstelling. In de jaren zestig en zeventig is er soortgelijk werk van Marcel Broodthaers, Daniel Buren en Hans Haacke. Dat kan ver gaan: de in Brugge geboren Jean Tosche en diens Guerrilla Art Action Group, bij uitbreiding de Art Workers' Coalition en later de Guerrilla Girls bieden voorbeelden van erg verregaande institutionele kritiek. 
Je kunt ook buiten het kunstcircuit werken, naar het voorbeeld van artistieke avant-gardes: futurisme, dadaïsme, constructivisten, suprematisten, surrealisten, Fluxus ook. In Theory of the Avant-Gardes analyseert Peter Bürger hun praktijken. De Situationistische Internationale werkte de breuk met de kunstmarkt theoretisch uit.
Anderen doen de twee. Ze werken zowel binnen als buiten de kunstmarkt, geval per geval kiezend, reagerend op opportuniteiten, financieringsbronnen en tentoonstellingen. Een aantal streetartists van de Guerrila art valt daaronder. Van bijvoorbeeld de geëngageerde streetartist Bansky vind je evengoed werk op de straatmuur als op de kunstmarkt.
Intussen vraag je je af waarom ik dat alles vertel. Wel ’t komt doordat ik On the Conditions of Anti-Capitalist Art gelezen heb, tekst van kunstcriticus Gene Ray, met als ondertitel Radical Cultural Practices and the Capitalist Art System. Ferme boterham, ik ben er enige tijd zoet mee geweest. Ik dacht: laat me dat eens in een leuke tekst samenvatten. 't Is me niet helemaal gelukt, zie ik nu. ’t Is in 'de schrijverij' niet anders dan in 'de schilderij' hé, je zit er niet elke keer boenk! bovenop.
Flor Vandekerckhove

Wij, met zand in onze schoenen is een memoir (25 bladzijden), waarin ik terugdenk aan de weg die beeldend kunstenaar Luc Martinsen en ik afgelegd hebben, sinds onze eerste ontmoeting in 1988. Ik schreef dat boekje als een symfonie, een muziekstuk in drie delen, dat na het tweede deel onderbroken wordt door een interludium en afsluit met een coda. In de beste traditie van De Weggeefwinkel is ook Wij, met zand in onze schoenen gratis. U hoeft er alleen om te vragen. Mocht u interesse hebben, mail naar liefkemores@telenet.be. (Vermeld 'Zand' en zeg 'pdf' of 'epub'