zondag 16 maart 2014

Moeilijke mensen


Vernon Richards
De politieke strekking die mijn denken & doen het meest bepaald heeft, het trotskisme, heeft een slechte naam, een zeer slechte naam. Veelal is dat onterecht, zo heb ik mogen ondervinden, soms ook niet.
Trotskisten heten kommaneukers te zijn, ruziestokers die het eigen gelijk op al het bestaande laten primeren, zelfs als dat eigen gelijk zich na de komma bevindt. Ja, dat is wel waar. Trotskisten zijn, laat ons zeggen, moeilijke mensen. Dat is altijd zo geweest en dat is, zo stel ik vast, ook vandaag nog het geval. Ik heb daar al een stukje over geschreven. (*)
Of het elders zoveel beter is, valt nog te bezien. Ik ben ook wel in andere politieke middens actief geweest, zij het kort. En ook daar heb ik vooral moeilijke mensen ontmoet. Vandaar trouwens dat mijn verblijf in die andere middens kort was, zeer kort.
Daar moest ik weer aan denken toen ik compost aan ’t verzamelen was voor een stukje over de anarchiste Marie-Louise Bernini. (**) Zij was getrouwd met Vernon Richards (Vero Recchioni, 1915 – 2001), eveneens een bekende anarchist. 
Die echtgenoot, die heel zijn leven op een voorbeeldige manier voor zijn ideeën geijverd heeft, kan ook wel een moeilijke mens genoemd worden. Dat mag al blijken uit het feit dat hij gaandeweg gebrouilleerd geraakte met degenen die hij in de jaren veertig wel degelijk tot samenwerking geïnspireerd had (Sansom, Hewetson, George Woodcock). Tegen de tijd dat die mensen het tijdelijke met het eeuwige verwisselden was geen van hen nog ‘on speaking terms’ met Richards. Zij waren, aldus Richards, gezwicht voor kapitalistische waarden die hij was blijven bestrijden.
Dat kan misschien wel zijn, maar de ruzie zal niet van één kant gekomen zijn. Dat is duidelijk ook het geval wanneer Richards in ruzie valt met Albert Meltzer (1920-1996), een ander boegbeeld van het anarchisme en ongetwijfeld eveneens een moeilijke mens.
Meltzer verzette zich tegen wat hij de opendeurpolitiek van het anarchisme noemde.  Hij was de mening toegedaan dat niet iedereen die zich op dat anarchisme beriep zo maar op diens woord geloofd diende te worden. Hij kantte zich tegen wat hij een vrijetijdsanarchisme noemde. Richards was erdoor in zijn gat gebeten. De vete zou die twee overleven en de anarchistische beweging in Groot-Brittannië tot vandaag middendoor splijten.
En zoals dat steeds gaat in zo’n gevallen: er zijn wel degelijk politieke meningsverschillen, maar een territoriumstrijd is het eveneens. (Zowel Meltzer als Richards beheerden een uitgeverijtje en een boekwinkeltje.) Het gaat over politieke keuzes, maar er is ook wel testosteron in ’t spel. (Beiden zouden verliefd geweest zijn op dezelfde vrouw.)
Albert Meltzer
In de lente van 1996 werd Albert Meltzer in Londen begraven. Richards vond het opportuun om de overledene in zijn blad Freedom als volgt te herdenken: ‘I believe that for the past 30 years he did more harm than good and his libellous autobiography condemns him for all time’.  Veel verwezenlijkingen van Meltzer noemt hij nonsens en wanneer Meltzer het in die autobiografie (***) heeft over wat hij in Spanje zou gepresteerd hebben dan is Richards ‘bursting [his] sides with laughter’.
Naar ’s mans begrafenis zal hij wel niet geweest zijn. Spijtig, want ook dat was een soort billenkletser. In The Independent van 26 mei 1996 stond daarover een verslag dat ik u niet wil onthouden: 
In suburban Lewisham the curious sight of Meltzer's funeral cortege had the net-curtains twitching. First came a glass carriage drawn by two black horses with a jazz band, which played quirky, jokey versions of music- hall classics. Behind, the procession of mourners had all the appearance of a political demonstration: standard bearers holding anarchist flags against the wind, people of all ages dressed in uniform black and red, children zipped into buggies next to Spanish and German veterans recalling the barricades. The band drew the residents of Lewisham out of their front-doors and the sight of 200 anarchists kept them on the garden path. Blue-rinsed women at bus-stops in the town centre watched open-mouthed.’
Moeilijke mensen of niet, we blijven lachen.
Flor Vandekerckhove

(***) Albert Meltzer, ‘I Couldn’t Paint Golden Angels’. 386 bladzijden. AK Press.

Geen opmerkingen: