Josse De Pauw (foto Kurt Van der Elst⇲) |
IN DE KRANT lees ik het interview dat Guinevere Claeys⇲ van Josse De Pauw⇲ afneemt. Onderwerp: diens buitenverblijf in Frankrijk. (°) Ik begrijp ten volle wat hij over ‘zijn’ berg zegt, die ervaring is ook de mijne: stilte, afstand, landschap, dorp, bewoners, geschiedenis, mentaliteit, vertraagd leven en vooral… ‘ik ben hier zo verschrikkelijk graag.’ Ik herken het allemaal, ook omdat De Laatste al meer dan vijftig stukjes over zo'n berg verzamelt, 'de mijne', je vindt ze onder het label Vabre.
De Pauw en ik hebben ook gemeen dat we daar eigenlijk het geld niet voor hebben. De Pauw: ‘Ik wou zelf blijven kiezen wat ik wou doen. Het gevolg is dat ik nu nagenoeg blut ben (lacht), en dat ik het mij nog lang niet kan veroorloven om minder te werken. Maar goed, voor vrijheid betaal je een prijs. Zo is dat. Daartoe moet je bereid zijn.’ Blut en een huis op de berg! Josse zwijgt wijselijk over lekkende daken, vorstschade, schimmel, gesprongen waterleidingen, verstopte dakgoten… Je hebt geen idee hoeveel uren ik al op dat dak heb doorgebracht.
Josse De Pauw is 72 en dient nog altijd tegen betaling te leveren, da's de prijs voor de vrijheid die hij betaalt. De prijs die ik er zelf voor betaal uit zich in een piepklein pensioentje, echt wel klein, maar ik klaag niet, 't is reëel geld. Dat ik van dat pensioentje geniet, komt doordat ik er altijd over gewaakt heb om niet uit de sociale zekerheid te vallen — al scheelde het bij wijlen echt niet veel — iets wat Cesare Pavese⇲ me in Leven als ambacht heeft meegegeven. Moeiteloos vind ik het citaat weer in een boek waarvan de bladzijden intussen danig vergeeld zijn: ‘Waarom moet de schrijver niet leven van zijn werk als schrijver? Omdat hij dan een gegeven handelswaar moet leveren. Hij is niet meer vrij tegenover zichzelf. Op ieder ogenblik moet de schrijver kunnen zeggen: nee, dit schrijf ik niet. Hij moet dus een ander beroep hebben.’ (°°) Bij mij was dat een halftijdse betrekking als redacteur-uitgever in een vereniging die ikzelf mee gesticht had, ja ’t lijkt op een truc.
Ik ken Josse De Pauw niet, maar ik herinner me dat ik eens naast hem in een toneelzaal zat. 1990. Ik was in Brussel om daar een opvoering bij te wonen. (°°°) Ik ben niet zo’n artyfarty⇲ waartegen rechtse wauwelaars graag tekeergaan, ik ben een proleet die zich alleen verplaatst als ’t soortement verplichting is en in dat geval was ’t omdat Johan Dehollander⇲ aan dat toneelstuk participeerde, makker die ook teksten aan mijn tijdschrift Vivaldi⇲ placht te leveren. Ik had mijn dochter meegenomen en herinner me dat Josse De Pauw naast ons luidruchtig met het podium meeleefde, wat Marijke (toen 16) zichtbaar op de zenuwen werkte, ik probeerde haar te kalmeren, zeggend ''t is Josse De Pauw', wat zij géén argument vond.
Flor Vandekerckhove⇲
De Pauw en ik hebben ook gemeen dat we daar eigenlijk het geld niet voor hebben. De Pauw: ‘Ik wou zelf blijven kiezen wat ik wou doen. Het gevolg is dat ik nu nagenoeg blut ben (lacht), en dat ik het mij nog lang niet kan veroorloven om minder te werken. Maar goed, voor vrijheid betaal je een prijs. Zo is dat. Daartoe moet je bereid zijn.’ Blut en een huis op de berg! Josse zwijgt wijselijk over lekkende daken, vorstschade, schimmel, gesprongen waterleidingen, verstopte dakgoten… Je hebt geen idee hoeveel uren ik al op dat dak heb doorgebracht.
Josse De Pauw is 72 en dient nog altijd tegen betaling te leveren, da's de prijs voor de vrijheid die hij betaalt. De prijs die ik er zelf voor betaal uit zich in een piepklein pensioentje, echt wel klein, maar ik klaag niet, 't is reëel geld. Dat ik van dat pensioentje geniet, komt doordat ik er altijd over gewaakt heb om niet uit de sociale zekerheid te vallen — al scheelde het bij wijlen echt niet veel — iets wat Cesare Pavese⇲ me in Leven als ambacht heeft meegegeven. Moeiteloos vind ik het citaat weer in een boek waarvan de bladzijden intussen danig vergeeld zijn: ‘Waarom moet de schrijver niet leven van zijn werk als schrijver? Omdat hij dan een gegeven handelswaar moet leveren. Hij is niet meer vrij tegenover zichzelf. Op ieder ogenblik moet de schrijver kunnen zeggen: nee, dit schrijf ik niet. Hij moet dus een ander beroep hebben.’ (°°) Bij mij was dat een halftijdse betrekking als redacteur-uitgever in een vereniging die ikzelf mee gesticht had, ja ’t lijkt op een truc.
Ik ken Josse De Pauw niet, maar ik herinner me dat ik eens naast hem in een toneelzaal zat. 1990. Ik was in Brussel om daar een opvoering bij te wonen. (°°°) Ik ben niet zo’n artyfarty⇲ waartegen rechtse wauwelaars graag tekeergaan, ik ben een proleet die zich alleen verplaatst als ’t soortement verplichting is en in dat geval was ’t omdat Johan Dehollander⇲ aan dat toneelstuk participeerde, makker die ook teksten aan mijn tijdschrift Vivaldi⇲ placht te leveren. Ik had mijn dochter meegenomen en herinner me dat Josse De Pauw naast ons luidruchtig met het podium meeleefde, wat Marijke (toen 16) zichtbaar op de zenuwen werkte, ik probeerde haar te kalmeren, zeggend ''t is Josse De Pauw', wat zij géén argument vond.
Flor Vandekerckhove⇲
(°°) Cesare Pavese. Leven als ambacht. Vertaling Anton Haakman. 419 pp. Uitg. De Bezige Bij A’dam. 1991. — Het citaat op p. 364-5 dateert in Paveves dagboek van 28 januari 1949.(°°°) Marche funèbre pour chat (1990), met Johan De Hollander⇲, Dirk Van Dijck⇲ en Ryszard Turbiasz⇲.
1 opmerking:
😅
Een reactie posten