maandag 15 februari 2016

Smokkelscheepje strandt te Bredene

Krantenknipsels van 17 januari 1959.


In mijn halfslaap had ik de brulboei gehoord, een bekend geluid voor wie aan zee woonde. De toon van dat mistsein was tegelijk naargeestig en geruststellend, hij suggereerde dat er over de dingen gewaakt werd. Ik keerde me op mijn andere zij en sliep weer in. Wat ik niet kon weten is dit: op dat moment was iemand tegen de branding aan ’t vechten, op loopafstand van ons huis; een gevecht op leven en dood. De gebeurtenis groeide uit tot het gesprek van de daaropvolgende dag. Een jacht had een strandhoofd↗︎ geramd. De opvarende(n) had(den) zich zwemmend gered, maar het accident had wel een groot gat in de romp geslagen. Wat in het ruim zat was in zee terechtgekomen en de vloed had het op het strand geworpen. Smokkelwaar! Over het Bredense strand lagen die morgen honderden pakjes Hollandse boter verspreid. Voor de meeuwen was het smullen en voor de strandjutters brak een drukke dag aan. Op straat smeerde die boter menig gesprek, de pers bakte er mooie reportages van en op school werd de smokkelboter in een opstel verwerkt. Tot zover mijn herinneringen.
Ook Caroline Slabbinck↗︎ herinnert zich het voorval: ‘Ik weet nog dat mijn vader die schipbreukelingen heeft helpen “redden”. Het was een erg mistige avond. Hij zat thuis in zijn bureau te werken en hoorde hulpgeroep. Ik meen me te herinneren dat hij met een buurman naar het strand getrokken is en daar die gestrande boot gezien heeft met, denk ik, meerdere opvarenden. Wij, de kinderen, waren al naar bed, het jaartal, 1961, zou dus best kunnen kloppen. Het is pas achteraf, toen de boter op het strand lag, dat hij wist dat hij smokkelaars geholpen had.’
William Schreus herinnert zich die avond ook. Hij had, met zijn vader en een logé, deelgenomen aan een avondje toptafel in café Monaco (later 't Zeetje). Op de terugweg naar huis belette een dikke mistlaag het zicht. Ze hoorden hulpgeroep. William werd naar huis gestuurd en zijn vader ging op het strand kijken of hij kon helpen. Tegen die tijd was de politie al ter plaatse, aangevoerd door commissaris Verhelst a.k.a. 't ventje. De drenkeling(en) vond(en) trouwens onderdak in café Monaco. Waardoor Lucien Dewaele, uitbater van de Monaco, een van de eerste Bredenaars was die wist dat het een smokkelscheepje betrof.
En nu de vraag. Wanneer is dat gebeurd? Ik zat in de lagere school, het moet in 1961 geweest zijn of eerder. In 1963 begon Europa trouwens een gemeenschappelijk landbouwbeleid te ontwikkelen. Kort door de bocht gierend kunnen we dat als volgt samenvatten: België slechtte de importmuren en aan het smokkelen viel niets meer te verdienen. Maar da's ook niet helemaal waar, Wilfried Deconijnck schrijft me: 'Toch ging het nog een tijdje door. In 1964 verhuisden wij van Bredene naar de Voerstreek, op ca 10 km van de Nederlandse en de Duitse grens. Ik herinner me dat de douane in 1966 de auto van mijn vader binnenstebuiten keerde op zoek naar boter. In 1965 reed de wagen van een botersmokkelaar door een wegversperring en belandde in een weide. Zelfs in de vroege jaren zeventig was het overbrengen van boter uit Nederland nog beperkt. Ook margarine mocht je trouwens maar met mate over de grens brengen.'
Maar vóór 1963 was het echt vollen bak. In 1955 kostte een kilo boter in Holland drie gulden (bijna 55 BEF, 1,790 €). Een paar honderd meter verder, in België, was dat het dubbele. Je kon daar goed aan verdienen. Smokkelen was in het volksoog ook geen misdaad, 't was een bezigheid van avonturiers. Eerst trokken koeriers via bospaadjes te voet de grens over, later reden ze met autootjes over sluikwegen naar België, nog later bouwden ze zware Amerikaanse sleeën om, waarin ze wel 1500 kilo boter konden stouwen. In 1951 schatte een krant dat er maandelijks een miljoen kilo boter illegaal de grens overging. Dat is een merkwaardig cijfer, het betekent dat een derde van wat in België aan boter gegeten werd smokkelwaar was.
Ik post dit stukje in 2016. In 2021 redigeer ik het opnieuw in de hoop de datum van het gebeuren alsnog via Facebook te achterhalen. En dat gebeurt uiteindelijk ook. Op 20 augustus 2021 krijg ik melding van Dennis Goes. Hij stuurt me twee krantenknipsels die hij op 17 januari 1959 dateert. Het eerste artikel 'Botersmokkel over zee' komt uit de Proviciale Drentsche en Asser Courant en het tweede 'Smokkel aan het licht...' uit het Algemeen Dagblad. Ik plaats ze hieronder. Hierdoor weten we dat de scheepsramp zich wellicht op 16 januari 1959 voorgedaan heeft. Aan boord bevinden zich twee mensen: Geert Brouwer, in de ene krant uit Amsterdam, in de andere uit Scheveningen en Lucien van Poel uit Zaventem. In het ruim zitten 2000 pakjes roomboter, waarvan de meeste wegdrijven.



[In DLVuurtorenwachter dateert deze post van 2016. In 2022 redigeer ik het opnieuw en bezorg het aan de nieuwe FB-groepen Oostende Nostalgie en Bredene Retro.]



Geen opmerkingen: