donderdag 22 september 2016

‘De reuzen bleven maar lopen en lopen.’

Links: Marcel Vandekerckhove (°op 22 juni 1922 in Roksem - † 2 januari 1989 in Oostende) staat links op de foto. Op de achterkant schrijft hij: 'Een aandenken aan mijn verblijf in Duitschland. Een bezoek aan de dierentuin van Dresden op 10 October 1943. Rechts: 1943. Een groep jongeren ontspant zich in Brand-Erbisdorf. Vader staat aangekruist.

TUSSEN DE FAMILIEFOTO'S vind ik vaders lidkaart van het Nationaal Verbond van Weggevoerden en Werkweigeraars, vereniging van Belgen die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de bezetter verplicht worden in Duitsland te werken. Mijn vader is niet het soort mens dat werk weigert, hij wordt een weggevoerde.
Hoe lang hij in Duitsland vertoeft, weet ik niet. Hij werkt er in een fabriek, ik weet niet wat er gemaakt wordt. Wel vind ik een idyllische foto van jongeren die zich in openlucht ontspannen, sommigen in ontbloot bovenlijf. Ik herken vader. Op de achterkant staat Brand-Erbisdorf Duitschland 1943. In dat jaar is hij 21. Ik plaats de foto onderaan dit stukje.
Brand-Erbisdorf is een kleine gemeente die nu 11.087 inwoners telt. In dat dorp brengt vader een deel van de oorlog door. Tante Alice (†), vaders oudste zuster, vertelt haar dochter Nadine dat hij van thuis uit voedselpakketten en sigaretten toegestuurd kreeg. Toevallig is er in Bredene ook een Duitse soldaat uit dat Brand-Erbisdorf gehuisvest, een buurjongen van het gezin waar vader verblijft. Die soldaat wordt een beetje bemoederd door de Vandekerckhoves, die hem, herinnert Alice zich, regelmatig een bord pap te eten geven. Van de weeromstuit wordt in Brand-Erbisdorf goed voor die jongeman uit Bredene gezorgd. Mooie anekdote is dat, getuigend van solidariteit tussen eenvoudige mensen die tot vijandige naties behoren.
Uit de verhalen herinner ik me dat vader op het einde van die oorlog uit dat dorp wegvlucht. Dat doet hij per fiets, wanneer de Russen naderen. Op zijn overjas laat hij een Belgische vlag stikken, wat de Russische voorhoede duidelijk moet maken dat hij geen Duitser is. Ik meen me ook iets te herinneren over de ontmoeting met zo’n Rus die de fiets opeist. In die herinnering heeft mijn vader dat belet door op zijn Belgische vlag te wijzen. Ik weet niet waar hij met die fiets naartoe trekt. Naar huis? Het internet leert me dat de afstand 864 kilometer bedraagt. Dat je in zo'n tijd per fiets half Europa kunt doorkruisen lijkt me niet mogelijk. Fietst hij naar Freiberg, de meest nabijgelegen stad, om daar de trein te nemen? Rijden er op ’t einde van de oorlog nog passagierstreinen door Duitsland? Rijden er al treinen die de weggevoerden weer naar huis brengen? Naar Berlijn? Köln? Oostende eindstation?
Vader bezoekt tijdens die oorlog de stad Dresden. Daarvan getuigt de foto in hoofding. Ik herinner me het verhaal dat hij, tijdens zijn vlucht, die stad aan de horizon ziet branden. Amerikanen en Britten hebben Dresden in de nacht van 13 op 14 februari 1945 gebombardeerd. Waardoor ik een vermoedelijke datum op zijn vluchtmoment kan kleven.
Dat bombardement is een van de meest vernietigende en zinloze van de oorlog geweest. In die nacht sterven er in de stad minstens 25.000 mensen. Ik vind zelfs het merkwaardige cijfer van 140.000 (!) dodelijke slachtoffers.
De Joodse auteur Victor Klemperer overleeft de brand. Hij vertelt erover in Tot het bittere einde, zijn verzamelde oorlogsdagboeken. Ook de Amerikaanse schrijver Kurt Vonnegut maakt de brand mee. Hij beschrijft zijn ervaring in Slachthuis vijf of de kinderkruistocht. Hij laat de antiheld van het boek, Billy Pilgrim, het bombardement beleven: 
‘De nacht dat Dresden werd verwoest zat hij beneden in de vleeskelder. Boven klonken geluiden, die op voetstappen van een reus leken. Dat waren reeksen hoogst ontplofbare bommen. De reuzen bleven maar lopen en lopen. De vleeskelder was een zeer veilige schuilplaats. Er gebeurde daar beneden helemaal niets, alleen regende het af en toe kalkvlokken. Er was daar beneden niemand behalve de Amerikanen en vier van hun bewakers en een paar uitgebeende karkassen. De andere bewakers hadden zich voor het begin van de luchtaanval allemaal naar de gemakken van hun eigen woningen in Dresden begeven. Zij en hun gezinnen kwamen allemaal om.’ 
Vonnegut spreekt in het boek over 130.000 doden. Hij schrijft ook: ‘Het was toen in Amerika nog geen bekend bombardement. Weinig Amerikanen wisten bijvoorbeeld hoeveel erger het geweest was dan Hiroshima.’ 

Geen opmerkingen: