dinsdag 28 januari 2025

Vanaf de vuurtoren

VANAF DE VUURTOREN, nieuw e-boek, ligt nu in De Weggeefwinkel, een bundel met vijftig korte essays (mini-essays? micro-essays?) Zoals alle e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook deze bundel gratis voor wie erom vraagt, 't is een gift van de schrijver aan zijn lezers. Doe het via liefkemores@telenet.be⇲ en de e-meiden van De Weggeefwinkel zorgen ervoor dat het boek meteen in je mailbox valt. Beschikbaar in pdf (121 bladzijden) en EPUB, naar keuze. (Flor Vandekerckhove)

maandag 27 januari 2025

Vader & zoon, twee mannen op leeftijd

Malaaien van de fopwinkel

ELK JAAR, op zijn verjaardag, vraag ik aan Bert hoe oud hij is. Ik had het er gisteren nog over met Marijke, terwijl ze mijn haar aan ’t bijknippen was: ‘Hoe oud wordt je broer op 27 januari eigenlijk?’ Achtenveertig, zegt ze. Ik schrik. 
48 is een cijfer dat tot nadenken stemt. We zijn nu beiden mannen op leeftijd, vader en zoon, en we naderen beiden schrikbarend ronde getallen, hij vijftig, ik tachtig, het plaatst ons ietwat op gelijke voet, deze van rustige, oudere mannen die samen koffie drinken, terwijl ze naar de wereld kijken die aan hen voorbijraast (iets wat we eigenlijk al tientallen jaren doen, Bert en ik, samen koffie drinken en naar de wereld kijken.)
In mijn nageslacht herken ik veel van mezelf: we zijn graag ongestoord op onszelf bezig en we zijn daarin ook blijvend zoekend, zozeer zelfs dat ik denk dat het zoeken zelf ons ding is: Marijke zoekt, nu veelal via Instagram, haar eigen weg in de kunsten, ik zoek bloggend mijn eigen weg als internetschrijver en wat Bert betreft centraliseert dat zoeken zich rond zijn music workstation.
Soms levert hij een muziekje af dat ik voor mijn kar mag spannen. Ik combineer die compositie met een verhaal, steel passende beelden en maak een video die ik op YouTube presenteer. ’t Heeft al een tiental filmpjes opgeleverd, waarvan ik het samenspel van muziek, woord en beeld in ’Malaaien van de fopwinkel’ toch wel geslaagd mag noemen. Ook omdat het vandaag Berts verjaardag is, plaats ik het bovenaan deze post, ge moet daar eens op klikken. 
Achtenveertig word je dus hé Bert, 't is rond die leeftijd dat je het exacte getal begint te vergeten.
Flor Vandekerckhove

Op de foto: de Akai Force, music workstation van Bert. Nog resultaten van de samenwerking tussen vader en zoon: Epifanie met taart; Evolutie na de vloed; Pollutie; Collage (ook met Marijke); Naar Charlerwa⇲ en ook het zeer geslaagde Leven na de vis⇲.


zondag 26 januari 2025

Kris Verdonck antwoordt en krijgt een vraag retour

JMH Berckmans (foto’s Kris J.Y. Verdonck.)


ENKELE DAGEN GELEDEN postte ik Romanschrijvers en hun pretentie, waarna ik een beetje naar reacties hengelde. Die kwamen er ook en Kris J. Y. Verdonck was eerst. 
Verdonck is fotograaf, filmmaker, producent van muziekvideo's en gitarist van de OPEX Bluesband. Hij heeft een uitgesproken mening over de literaire wereld: ‘ik ken veel mensen die zich schrijver noemen, maar ik heb er nog maar één echte gekend, JMH Berckmans.’ Boude uitspraak, maar niet ongegrond, Verdonck is diep op de figuur van Berckmans ingegaan. Hij houdt er een collectie portretten aan over, veel YouTube-video’s ook, zoals Didi de Paris bij het graf van Berckmans, en een gelauwerde film, Doctor Pafke.
Wat was Berckmans' literaire pretentie? Verdonck: ‘JMH leefde voor het woord. Hij bouwde aan een eigen taalkundig universum. Schreef in het begin nog klassiek, en evolueerde naar een wereld op zich. Dat is enkel grote kunstenaars gegeven. In z’n teksten slopen vele citaten uit de rock’n roll en uit de jazz, want muziek, dat was belangrijk, van Italiaanse schlagers uit de 60’s tot obscure postpunk.’ Verdonck schrijft nog meer, maar die ene alinea volstaat om een boompje op te zetten.
Beste Kris, dat is inderdaad de pretentie die een schrijver hoort te hebben: leven voor het woord, bouwen aan een eigen taalkundig universum en dat laten evolueren naar een wereld op zich. ‘The rest is not our business.’ zei T.S. Eliot, woorden die hij vooraf liet gaan door ‘For us there is only the trying.’ 't Gebeurt meer dan je blijkbaar denkt, Kris, maar 't is waar, nooit is 't als bij JMH Berckmans. Gelukkig maar, één volstaat.
Wat je me schrijft, verraadt een levensopvatting die je met Berckmans deelt — going all the way — en die bij jullie beiden samenhangt met een rock ’n roll-attitude. Dat komt me goed uit, want er is iets in die R&R-wereld wat ik niet begrijp, ik heb daar een vraag over.
Op 12 april 2024 overleed mijn maat JP Boentges, rocker die bij leven & welzijn ongeveer alles gedaan had wat door kerk, dokter en wet verboden was. Waarna hij kerkelijk en met een zielenmis begraven werd. Ik begrijp dat niet, Kris, net zomin als ik de gang van Nick Cave naar de zondagsmis begrijp, net zoals ik me blijvend erger aan de bekering van Bob Dylan (‘I read the scriptures a lot, meditate and pray, light candles in church. I believe in damnation and salvation, as well as predestination. The Five Books of Moses, Pauline Epistles, Invocation of the Saints, all of it.’). ’t Zijn dingen die rockers blijkbaar doen, maar die, gezien vanuit de R&R-attitude die Frank Vermang hier formuleert (rebellie, vrijheid, je m’en foutismevoor mij moeilijk te begrijpen zijn. Duidelijk is alvast dat bijlange niet iedereen van de scene all the way gaat, ik zie er ook die pas 's avonds na de bediendejob de hemdsmouwen opsloven om hun sleeves in de beslotenheid van het muziekcafé te ontbloten. Saturdaynightrockers? En zag ik onlangs niet dat filmpje waarin Nick Cave op betrokken wijze over 't heengaan van de Britse queen sprak?

[Foto Kris Verdonck] Copywriter Cédric Raskin schrijft hier over JMH Berckmans: De precieze aanleiding ben ik vergeten, maar plots belde ik bij de schrijver aan. Het was zonnig, de dag en de stad en zijn straat maar niet zijn thuis. In het groot boven de zetel waar hij met zijn bevlekte slaapzak in sliep, had hij over de hele breedte van de muur ‘Angst’ en ‘Broekschijterij’ geklad. Het stonk naar schimmel en sigaretten. Jean-Marie bood me een glas kraantjeswater aan, een vuil, dus ik waste het af en deed meteen ook de rest van zijn vaat.’ ‘Ik ben er enkele keren opnieuw langsgegaan, we werden vrienden. Zijn rauwe baard schuurde tegen mijn wang wanneer hij me iets in het oor fluisterde, ook al was er nooit iemand anders bij. Met mijn enthousiasme wakkerde ik het zijne aan. Met mijn gsm belde hij zijn vlam Kristien op. Met zijn sigaret schroeide hij een gat in de passagierszetel van mijn Skoda. Ik zag hem op tv toen Luc De Vos bij hem thuis kwam om ‘Mia’ te zingen⇲. Hij zag er slecht uit. Wat later zag ik hem terug, in het laatavondjournaal, toen zijn dode lichaam op zijn vuile sofa werd gevonden.

zaterdag 25 januari 2025

In Papa’s Dream keek ik in een peilloze afgrond

De Kuiperskaai in Gent. Ik weet nog goed wanneer ik er voor ’t eerst een voet zette,
ik weet ook nog goed wanneer voor ’t laatst.

DE NACHT WAS heftig geweest en in de vroege uurtjes had ik nood aan een luisterend oor. Dat zocht ik in ’t enige wat nog open was, Papa’s Dream. Daar zat ik op een kruk en uit het niets verscheen zo'n luisterend oor in de vorm van een beeldschone vrouw. Ik offreerde haar een glas champagne, een coupke — op dat uur mag een luisterend oor iets kosten — schudde mijn laatste geld uit op de tapkast en keek eens rond. Nu vraag ik je: hoelang duurt het om eens rond te kijken? Ik draaide me weer naar de mooie vrouw en zag… dat ze weg was. Verzwonden! In de korte tijd dat ik rondkeek was ze in het niets verdwenen, champagneglas incluis.
Papa’s Dream heeft echt bestaan. Ik ben daar echt geweest, ik denk vroege jaren tachtig. Die vrouw is daar echt uit het niets opgedaagd en er ook weer in verdwenen. 
Net als Bernadette in Lourdes, heb ik daar waarlijk 'une dame' zien verschijnen, geen heilige en zeker geen maagd, maar evengoed een verschijning met betekenis: aan mij openbaarde die mooie vrouw de afgrond die voor me lag. Het teken dat ze me gaf — de plotse verdwijning — zei me dat ik meteen een punt moest zetten achter 't liederlijke leven dat ik leidde. Ik heb dat ook gedaan. 

’t Was nochtans ooit zeer onschuldig begonnen. Mijn maat Herman Vermeulen en ik waren aan dat begin nog tieners en we gingen in 1968 voor ’t eerst naar de Kuiperskaai, op een zondagavond, want dan gingen de coiffeuses uit. Maandag rustdag.
Flor Vandekerckhove

donderdag 23 januari 2025

Hoe de onderwijzer iemands leven richting geven kan

Links: de klas van meester Qvick (rechts op de schoolfoto), 1981, Van Imschootschool Oostende, 5de leerjaar. (° alle namen van de leerlingen staan onderaan de post.)
Rechts: Lucien — 
Ballong — Declercq (1977), leraar Nederlands in ’t college van Oostende. 


TANIA VERTELT ME over meester Qvick die zijn leerlingen naar de Ardennen meenam, waar hij hen de Ninglinspo liet afstappen, wandeling waarbij de kleine Tania dacht: dit is echt iets wat ik dolgraag doe. Ze zegt nog dat meester Qvick achteraan in de klas België in 't klein had staan, waarop z’n leerlingen met vlaggetjes rivieren mochten markeren, wat hen van aardrijkskunde leerde houden. Ook ik herinner me aardrijkskundelessen, maar aan die van meester Warlop hielden we alleen afkeer over.
Toen ik een prille tiener was, legde een leraar een talent in me bloot, de man was een bruut, we hadden allemaal schrik van hem, maar hij deed het wel. Hij quoteerde mijn opstellen erg hoog, 9, 9,5… een enkele keer zelfs met het anders nooit voorkomende 10/10. Lucien Declercq die we omwille van zijn omvang ballong noemden, zorgde er ook voor dat ik voor ’t eerst gepubliceerd werd, hij heeft me in ‘t schrijven echt op weg gezet. 
Ik keer terug naar Tania’s wandeling met meester Qvick. Dat moment ligt aan de bron van de vele wandelingen die ze gemaakt heeft, langs de contouren van het historische graafschap Vlaanderenbijvoorbeeld, daarna in de Eifel, en vandaag in Frankrijk, over de Pyreneeën, of dwars door de midi-Pyrenées, en nu ook langs het douanepad dat in Honfleur aanvangt en haar almaar dieper in Normandië brengt, en mij ook, want ik zet haar telkens af, haal haar op, en schrijf intussen stukjes zoals dit. Waardoor we samen, elk op geheel eigen wijze, ten volle genieten van iets wat lang geleden in ons is kunnen kiemen, dank zij onderwijzers die hun werk goed deden, meester Qvick in haar geval, Lucien - ballong - Declercq in ’t mijne.
Flor Vandekerckhove

(°) Bovenste rij van links naar rechts Tania Menu, Katia Eerebout, Nico Aneca, Ronny Poppe, Dwight Decerf, Katia Deconinck, Barry Pilaeys, Gino Mommerency, Karel x, Yves Tanghe, Onderste rij van links naar rechts: Philippe Deschacht, Katy Debeir, Nancy Rommelaere, Peter Deceuninck, Jean Devriese, Nancy Sleuyter, Dominique Verduyn, Saskia Vermeire, Marielle Vancassel, meester Qvick.

woensdag 22 januari 2025

Volksopera, 100 woorden

Die Walküre van Richard Wagner, Bayerische Staatsoper, 2018. De scène inspireert me tot dit 100-woordenverhaal dat ik opdraag aan de jarige Delphine Lecompte, 's lands beste dichteres.


WE BEVINDEN ONS in een tweetalig land. De heldin roept: ‘Help! À l’aide!’.  De held ziet al van verre dat de heldin mooie tetten heeft, hij snelt haar ter hulp. Zij wijst naar de boomkruin waarin haar kinders toeven. De man denkt: dit is iets voor pompiers met lange ladders, maar omwille van die mooie tetten ontbloot hij zijn bast en klimt de boom in. Daar zitten ze nu samen, hulpeloos, hoog in de boom, kinderen en held. Terwijl de avond over het landschap valt, zingt zij de aria Ik heb eerbied voor jouw grijze haren van Bobbejaan Schoepen. Doek. (Flor Vandekerckhove)

Volksopera geïnspireerd door een quote van Jim Jarmusch: 'Niets is origineel. Steel alles wat je inspireert of je verbeeldingskracht aanwakkert. Verslind oude films, nieuwe films, muziek, boeken, schilderijen, foto's, gedichten, dromen, willekeurige gesprekken, architectuur, bruggen, straatnaamborden, bomen, wolken, watermassa's, licht en schaduwen. Selecteer alleen dingen die direct tot je ziel spreken, steel ze. Als je dit doet, zal je werk (en diefstal) authentiek zijn. Authenticiteit is van onschatbare waarde; originaliteit is onbestaand. (…) Onthoud sowieso altijd wat Jean-Luc Godard zei: Het gaat er niet om waar je dingen vandaan haalt - het gaat erom waar je ze heen brengt.

dinsdag 21 januari 2025

Romanschrijvers en hun pretentie

Ilja Leonard Pfeijffer.


IN WEZEN is ’t simpel: een roman is een verhaal. Wie romans schrijft, doet iets wat aan de menselijke verhalenbehoefte tegemoetkomt. Maar, vraagt gij u af, zijn er dan al niet genoeg verhalen? Elke dag staat de krant er vol van, het internet overspoelt ons met verhalen, film, TV, Netflix… Waarom voegt een romancier daar nog een verhaal aan toe? Zegt Oek de Jong⇲: ‘(…) de roman verschilt grondig van die andere manieren van vertellen. Lezen is in de eerste plaats een zaak van de verbeelding.’
Voor een schrijver is 't vloeken in de kerk, maar zelf vind ik de overvloed aan nieuwe romans onnodig, in mijn oor weerklinkt telkens weer Charles Bukowski's wake up call: ‘(…) de bibliotheken van de wereld hebben /zichzelf in slaap /gegeeuwd /over jouw soort. /voeg daar niets aan toe. /doe het niet (…)’. Een roman lezen doe ik omzeggens nooit meer, tegen de tijd dat ik zo’n dik boek dichtklap, heb ik elders al twintig, dertig, honderd verhalen gehoord, beluisterd, bekeken, gelezen, beleefd, verbeeld en… geschreven. Ik deel daarin de mening van Louis-Ferdinand Céline: ‘Veel romans zijn nutteloos (…) Ik ben alleen geïnteresseerd in mensen die een stijl hebben; als ze geen stijl hebben, interesseren ze mij niet. En het is zeldzaam, een stijl, meneer, het is zeldzaam.’
Om zich van de concurrentie te onderscheiden — 't is en blijft een product dat op de markt gezet wordt om te verkopen — proberen romanschrijvers zichzelf interessant te maken. Rob van Essen vindt de manier waarop Ilja Leonard Pfeijffer het in Alkibiades doet verwerpelijk: ‘Ach – die fatale combinatie van literatuur als iets hoogstaands, iets van heilige culturele waarde; en dat eeuwige misverstand dat een roman iets moet zeggen over de huidige tijd, en het liefst iets geëngageerds natuurlijk.’ Pfeijffer denkt daar uiteraard zelf anders over, hij vindt de laatste romans van Van Essen ’tijdverdrijf van hoog niveau’, en da’s niet als compliment bedoeld. 
Zoveel schrijvers, zoveel meningen. Congo, het boek waarmee David Van Reybrouck destijds de AKO-literatuurprijs won, is volgens Joris Note géén literatuur. Édouard Louis kadert schrijven in een methode, een algemene ethiek van het creëren — ‘een altruïstische, strijdlustige ethiek, die tot doel heeft op zoveel mogelijk plaatsen rechtvaardige ideeën te lanceren.’ James Baldwin deelt die mening op zijn eigen manier: ‘De kunstenaar (…) moet altijd weten dat er onder de zichtbare dingen iets anders schuilt (…) en hij moet ons laten weten, dat er onder de hemel niets stabiel is. (…) De kunstenaar (…) moet de vraag blootleggen die het antwoord verbergt.’ Joël De Ceulaer denkt ongeveer het omgekeerde: ‘Het is een misverstand (…) dat schrijvers visionaire lieden zijn, die over een bevoorrechte kennis van de werkelijkheid beschikken. Dat zij hun volk kunnen gidsen en leiden en verheffen. Omdat ze ons kunnen waarschuwen voor de gebreken van onze tijd, voor de dreigingen van morgen. Omdat ze gevoeliger zijn, omdat ze dieper en verder zien dan wij, gewone stervelingen. Omdat ze een zesde zintuig hebben voor wat echt belangrijk is. Dat misverstand moet dringend de nek worden omgewrongen.’
Flor Vandekerckhove

maandag 20 januari 2025

Het Honfleur van de kunstschilders

Gustave Courbet. 1841. L’ embouchure de la Seine, ook bekend als Marine ou Vue d’Honfleur. Realisme. 43.5 x 65 cm. Het schilderij bevindt zich in het Palais des Beaux arts in Lille.


LE HAVRE
ligt aan de ene kant van de Seinemonding, Honfleur aan de andere. 't Is in Honfleur dat ik Tania opwacht, die een uitgestippelde wandeling
 tussen die twee oeverplaatsen overbrugt — dat overbruggen is ook letterlijk, ze trekt over de iets meer dan twee kilometer lange Pont de Normandie. Om tijd te doden loop ik in Honfleur door straten en straatjes, over pleinen en kaaien. Ik herken de typische bezigheden van een toeristisch badplaatsje, gecentreerd rond een pittoreske haven, ik zie visserij, schaaldieren, rondvaarten, jachten, marinekledij, restaurants, tearooms… Ik stel me indrukwekkend zomerse drukte voor.
Er hangen bekende literaire namen aan het stadje vast: Charles Baudelaire verblijft er bij zijn moeder⇲ (°); Alphonse Allais is er geboren; Françoise Sagan is er gestorven. Tijdens mijn wandeling valt het mooie geboortehuis van Erik Satie op en ook het grote aantal galerietjes en ateliers waarin kunstschilders hun werk slijten, of dat toch proberen — de aantrekkingskracht van de toeristenval. Ik bekijk de waar met een kritisch oog, besluit dat schilders vroeger van een ander kaliber waren en constateer vervolgens dat ze ook toen met velen in Honfleur present tekenden (°°): over Boudin schreef ik al toen ik nog aan de monding van een andere rivier was: Eugène en ik aan de monding van de Somme; over Jongkind had ik het eerder al in Wandelen langs een zonsondergang. Over Claude Monet schreef ik zelfs al twee stukjes: Wandelen in een landschap van Monet en Waaiend zand op ’t strand
Omdat ik op ’t net al gauw dit mooi geschilderde werkje vind, Vue d’ Honfleur, is ’t vandaag aan Gustave Courbet. De marine heet L’ embouchure de la Seine, soms zegt men Marine ou Vue d’Honfleur. De datum van het werk is onzeker, men denkt 1841, omdat Courbet in dat jaar met de boot van Parijs naar de monding van de Seine vaart.
Zo vredig als dit landschap oogt, zo woelig is Coubets leven. Hij hangt de ideeën van Pierre-Joseph Proudhon aan, sympathiseert met de Parijse communards en uit publiekelijk ongenoegen over een Parijs’ oorlogsmonument, de Colonne Vendôme, hij roept luid dat zo'n beeld omgetrokken moet worden, waardoor hij soortement voorloper is van de jonge Belgen die het op standbeelden van Leopold II gemunt hebben. De Parijse opstandelingen doen dat ook, die zuil neerhalen. Later, wanneer de Commune van Parijs verslagen is, wordt Courbet als aanstoker veroordeeld tot betaling van de kosten voor de wederoprichting ervan, omgerekend zo'n 43.000 euro. Hij sterft in ballingschap zonder te dokken.
Flor Vandekerckhove

(°) Catherine Delons. Baudelaire et Honfleur. 2024. Éd. Rosenberg & Sellier. 211 pp. In openedition lees ik over dat boek: ‘Het huis in Honfleur, waar moeder en zoon van hielden, moest hen, na de dood van de door Baudelaire gehate senator Aupick, weer bij elkaar brengen, zoals het huis in Neuilly dat had gedaan na de dood van François Baudelaire, Charles’ vader. Het blijkt onmogelijk, het blijft bij een droom, de harde werkelijkheid brengt alle problemen aan het licht. De burgerlijke vriendschappen van mevrouw Aupick, de schuldeisers die de dichter tot in Normandië achtervolgen, het fundamentele onbegrip van de moeder voor haar zoon, de verveling van de eenzaamheid: het kan er alleen maar toe leiden dat Honfleur een spanningsveld wordt. Wanneer Baudelaire er niet is, wordt het speelgoedhuis symbool van familiegeluk en schoonheid. (…) Op ’t einde vertaalt Honfleur zich in de Brusselse ballingschap van Charles Baudelaire in een fata morgana, de zieke dichter die er niet meer heen kan. (…).’ Aan de glazen gevel van de bib in Honfleur hangt dit citaat van Baudelaire: ‘Mijn verhuizing naar Honfleur is altijd mijn grootste droom geweest.’
(°°) Honfleur inspireert in de negentiende eeuw gerenommeerde schilders: Eugène Boudin is er geboren, Camille Corot, Raoul Dufy, Claude Monet, Gustave Courbet en Johan Barthold Jongkind planten er hun ezel neer, stuk voor stuk artiesten die hun atelier verlaten om in openlucht te werken en daarbij aangetrokken worden door de kusten van Normandië.

zondag 19 januari 2025

Mijn opgezette beesten en ik, de top-10



BIJNA VIJFHONDERD verhalen en gedichten heb ik op YouTube staan. Die staan daar niet voor niets, 't is een digitaal magazijn. Telkens De Lachende Visch weer een nieuw e-boekje uitgeeft, loop ik op imaginaire wijze langs de magazijnrekken om er video's uit te plukken. In mijn e-boekjes kun je mijn verhalen niet alleen lezen, je kunt ook luisteren hoe de schrijver ze zelve vertelt, een extraatje dat papieren boeken uiteraard niet hebben. Ik kan helaas niet zo goed voordragen en een goede YouTube-technicus ben ik evenmin; soms, om mijn onkunde te camoufleren, maak ik een stukje decor, wat de declamatie, zo hoop ik dan, iets aangenamer maakt. Zo'n decor heeft ook als voordeel dat het je ietwat van mijn oude smoel afleidt. De collectie opgezette dieren van mijn dochter is daarbij een grote hulp. Hieronder verzamel ik soortement top-10 van mijn filmpjes met opgezette beesten. Van sommige dieren ken ik zelfs de naam niet, hulp van lezers wordt in dank aanvaard. (Flor Vandekerckhove)

10. Meer dan tweehonderd keer bekeken. Op de vlucht voor het ongewisse kom ik in een kerk terecht. Dat verhaal met onverwachte gebeurtenissen vertel ik in ’t gezelschap van een opgezette fret. Dat het een fret is denk ik alleen maar, mocht ik me vergissen, laat ’t me weten. Een fret denkt ook Dirk Corteel, 'want een bunzing (fliesjouw in "t plat Vlams) is donkerder' : www.youtube.com/watch?v=JQfDfdfuHeE 

9. Over een gevangene die de invrijheidstelling weigert, ik vertel het in de aanwezigheid van een opgezet kieken. ’t Verhaal gaat over een gevangene die het gevangenisleven zodanig gewoon geworden is dat hij liever blijft dan in vrijheid te gaan. De overheid is hem ter wille, maar de oplossing bevredigt hem niet. Klik op de url: www.youtube.com/watch?v=rUZzd_An2Tg 

8. Hoe je met een eend Georges Rodenbach aan Macbeth kunt koppelen. Uiteraard vertel ik dit verhaal in ’t gezelschap van een eend, ’t is een exemplaar dat ik uit Brugge meebracht, want het verhaal speelt zich daar af. Er is ook een mooi muziekje bij dat de sfeer van Bruges la morte accentueert. Dirk Corteel zegt 'Die eend zou ik frontaal moeten zien. Ze is te grijs om het vrouwtje van de wilde eend te zijn. (tenzij heel slecht opgezet/bewaard (in het licht/zon): www.youtube.com/watch?v=dtTbXa0Onbw 

7. Het verhaal van het Serruys en 't Heilughart is een prozagedicht, een typisch Oostendse verhaal dat ik naast een opgezet uiltje vertel. Die twee ziekenhuizen zijn nu wel gefusioneerd, maar ze hadden (hebben?) elk hun eigen identiteit. Klik op de url, lees het verhaal: www.youtube.com/watch?v=SlVqmQ0FNH8

6. Het verhaal Een papiersnipper achterna declameer ik niet echt naast een opgezet dier, maar naast een kat in polyester, maar Felix heeft een vaste plek in huis alsmede in mijn hart. Merkwaardig verhaal ook, waarin een personage uit een van mijn verhalen bij me aanbelt en om raad vraagt: www.youtube.com/watch?v=ouDEDVEiPV0 

5. Meer dan 300 keer bekeken. Zeg niet te gauw 't is weer een pauw. De opgezette vogel komt ook voor in het verhaal waarin hij onaangekondigd komt binnenvliegen. Een mannetjespauw is die vogel niet, maar wat hij dan wel is, weet ik niet. Misschien weet gij het, laat het me desgevallend weten. 'De pauwhen heeft ook een verenkroontje op de kop. De vogel in kwestie lijkt meer op een fazantachtige', zegt Dirk Corteel. www.youtube.com/watch?v=LgSQAOOcqhw

 

 4. De man met de zeis is een borstelmaker werd mee geïnspireerd door dit opgezette uiltje, het bezingt de sage die vertelt dat de uil de dood aankondigt. En ik ga ook op stap met borstelmaker Frans Slimbrouck, wat me verwondert, want wat heeft die met die uil te maken. Alles wordt duidelijk wanneer blijkt dat Frans de man met de zeis blijkt te zijn: www.youtube.com/watch?v=8NKafpb5r7I

3. Meer dan 400 keer bekeken. Reptiel De Krokodil, een prozagedicht dat geïnspireerd werd door mijn opgezet krokodilletje. Het dier is voor mij een grote steun geweest in een niet-onbelangrijke burenkwestie:  www.youtube.com/watch?v=92E8alipXd0

 

2. Meer dan 600 keer bekeken: een verhaal over een verbroken verloving, omwille van zijn onwelriekende adem. Ik vertel De beteugeling van malodorante afwijkingen naast een opgezet diertje dat, denk ik, een fret is. Misschien vergis ik me, je moet eens kijken. Dirk Corteel denkt dat het een fret is 'want een bunzing (fliesjouw in "t plat Vlams) is donkerder. www.youtube.com/watch?v=P4hp4wnixnw

1. Meer dan 700 keer bekeken: Over het gebruik van arseen bij taxidermisten, waarin ik u mijn opgezette valk toon en ook verwijs naar de man die al mijn dieren heeft opgezet, meneer de taxidermist. Inmiddels is de man overleden en er restte niemand om hem op te zetten:  www.youtube.com/watch?v=tvSIdrMUBYM

zaterdag 18 januari 2025

Elon Musk is een orgeldraaier

And it's a hard, and it's a hard, it's a hard, and it's a hard, /And it's a hard rain's a-gonna fall. (Bob Dylan)

STEL JE EEN ondernemend mannenmens voor, Elon Musk, met een hoopje geld. Dat schenkt hij niet aan de missies, neen, hij gebruikt het om mensen samen te brengen die iets voor hem maken. Niet dat hij zelf ‘iets’ nodig heeft, ’t is ‘iets’ wat hij zo vlug mogelijk wil verkopen. Daarna heeft hij méér dan een hoopje geld. Hij brengt nog meer mensen samen, om ‘iets anders’ te maken, een elektrische auto bijvoorbeeld. Als hij die auto goed weet te verkopen, heeft hij al tig keer meer dan bij aanvang. En weer gaat hij verder, inmiddels doet hij het al met raketten. En met mensen die voor hem de ruimte exploreren, want mede door zijn ondernemingsdrift raakt hier alles op. 
Een mens vraagt zich af: als alles op raakt, waarom houdt Musk dan ook niet op? Dan werpen we samen een vislijntje uit, met een thermos koffie naast ons. Ware het maar zo simpel. De Elon Musken van deze wereld draaien aan de zwengel van het wereldorgel, ophouden met draaien is geen optie, want dan stopt hun muziek. De meesten doen het niet met zo’n grote mond als die Elon, maar ze draaien er niet minder om.
Ge zoudt denken: ze gaan op den duur wel temporiseren, zeker wanneer professoren hen op ‘Grenzen aan de groei’ wijzen of door hen aan te manen om overal ‘duurzaam’ voor te zetten, of door hen in Parijs een hoop cijfers in het gezicht te wrijven. Maar neen, niets helpt. Elon Musk blijft draaien & draaien, want achter hem staat alweer een ander klaar om hem van het orgel weg te schoppen. Elon Musk kan alleen maar doordraaien, de catastrofe tegemoet. En wij met hem.
Ik vind dat niet uit hoor, Karl Marx heeft dat lang geleden al beschreven in De omzetting van geld in kapitaal⇲. Hij had er wel veel woorden voor nodig, zoveel zelfs dat hij nooit een goede blogger had kunnen worden. 
Flor Vandekerckhove

vrijdag 17 januari 2025

Russen in Le Havre

Over de Jardins suspendus in Le Havre postte ik in december al een stukje. Die tuinen bevinden zich in een oud fort. Op 15 januari zet ik Tania daar weer af, ze vat er een voettocht aan naar Honfleur. Tegen de tijd dat ik haar daar oppik, heeft ze 29,2 kilometer in de kuiten. Op de foto merk je dat ik er een beetje getekend uitzie, hoe dat komt, staat onderaan de post.

DE MIST LAAT alleen het monotone geklaag van de misthoorn passeren. Ik denk aan nachten uit mijn kindertijd: misthoorn klaagt, brulboei brult, belboei belt, en daarachter altijd weer de zee die zich nergens iets van aantrekt, De Zee, de Zee, zoals Willem Kloos mooi verwoordt, klotst voort in eindeloze deining. Zo was dat toen in Bredene, zo is het nu in Le Havre. 
Tania stapt dwars door de mist en tegelijk dwars door de stad, op naar de Pont de Normandie. Daar ziet ze wel een beetje tegenop, hoogtevrees. Ook ik vrees die hoge brug, waar ik straks overheen zal rijden — op mijn leeftijd vrees je alles.
Eerst bezoek ik nog het fort. In het kruitmagazijn laat ik me imponeren door Russen die ter entertainment een muzikale avond presenteren. De prent verschijnt op 8 september 1855 in een tijdschrift, ik zie een enthousiast Frans publiek, onder indruk van zingende en musicerende Russen, ik herken de balalaika. Die Russen zijn daar nochtans niet voor de fun, ’t zijn krijgsgevangenen, Russische soldaten opgepakt tijdens de Krimoorlog. (Ik heb het moeten opzoeken, 'Krimoorlog', enkele deelnemende landen zeiden me ook al niets, ik vermeld ze onder dit stukje.) 
In Le Havre moeten de krijgsgevangenen helpen bij de bouw van ’t fort. De stadsbewoners spreken zoveel over die Russen, en vooral over hun muzikale kunnen, dat men daar later denkt dat zij heel dat fort gebouwd hebben. De bouw duurt nochtans vier jaar, de Russen helpen maar een maand. Nu moet ik iets schrijven over de transformerende kracht van muziek, maar er schiet me niet meteen iets te binnen. 
Ik keer terug naar de auto, in mijn geestesoor klinkt leuk getokkel op een balalaika. Dan neemt de mishoorn het weer over. Tegen de tijd dat ik bij de auto kom, ben ik onherkenbaar veranderd, want Wie lang door mist loopt, krijgt / engelenhaar en de wenkbrauwen van God, dicht Robin Hannelore.

[*] Krimoorlog⇲ (in het kruitmagazijn staat dat die doorging tussen 1852-1854, Wikipedia vermeldt 1853-1856): de Russische tsaar versus een alliantie van Britten, het Ottomaanse rijk⇲, koninkrijk Sardinië⇲ en Frankrijk. De Russen verliezen. 

dinsdag 14 januari 2025

Rechtervoet


‘De dag voor Kerstmis vonden wandelaars een rechtervoet op het strand van Oostende. Van wie de voet afkomstig is, is een raadsel. “Wij hebben meer dan honderd dossiers openstaan van ongeïdentificeerde lichaamsdelen.”’ ’t Staat op vrijdag 27 december in de krant. 
Mij doet het denken aan wijlen Chris Stuyts, oud-schoolmakker uit Bredene. In Gevaert Fotoclub Bredene herinnert Pierre de Maeyer zich diens trieste einde: 'Chris Stuyts was een ervaren zeiler. Hij is voor de Engelse kust, in stormweer, overboord geslagen, terwijl iedereen onderdeks zat. Niemand heeft het zien gebeuren. Plots was hij weg. Zijn echtgenote is hem dan na anderhalf jaar of meer gaan identificeren in Engeland. Was hij het of niet? Maar hij was nu officieel overleden, niet langer vermist. Zo kwam er een einde aan haar financiële moeilijke periode, de verzekeringspremie werd uitbetaald.’
Aangespoelde lichaamsdelen zijn vaste kost in de verhalen van wie aan zee woont. Ik herinner me zo’n verhaal uit mijn kindertijd. Een kennis was bij ’t garnaalkruien in zee verdwenen. Vele weken later spoelde een laars aan, met daarin ook het been… dat door de weduwe herkend werd als zijnde dat van haar vermiste echtgenoot. Mij inspireerde het zestig jaar later tot Twee versies, een handpalmverhaal.
Flor Vandekerckhove

maandag 13 januari 2025

Nog een keer over de witte walvis



AAN MIJ gaat geen groot lezer verloren, romans heb ik nooit graag gelezen en nu lees ik er zelfs géén meer. Toch is er een literair monument uit het romangenre dat mijn leven gekleurd heeft, Moby Dick.(°) Dat boek heb ik twee keer gelezen, de eerste keer met een half oog, de tweede keer in soortement 'close reading', ik denk tussen 2008 en 2015. 
Toen ik het boek voor ’t eerst ter hand nam, was ik al uitgever van Het Visserijblad. In die tijd vond ik het mijn plicht om belangrijke vissersromans tot mij te nemen. Ik beet me in het genre vast en schreef erover in artikels die eerst in Het Visserijblad terechtkwamen en later op ’t internet: Vissers in de literaire vijver, Woeste golven, trillende pennen. 
Aan Moby Dick viel voor mij niet te ontkomen. Maar ik beken: ’t was een corvee! Hoelang ben ik met dat boek niet bezig geweest? Zo lang dat ik het me nu, gezien mijn leeftijd, niet meer zou kunnen permitteren, ik leef niet lang genoeg meer om 't einde te halen. 
Ik heb het boek destijds op papier gelezen, maar de digitale wereld heeft me flink geholpen. Genius, site die zich normaliter over songteksten buigt, wijst hoofdstuk na hoofdstuk op details die me in de eerst lezing ontgaan waren en die me de tweede keer lieten zien hoe indrukwekkend dat boek toch is: dat het verhaal Amerikaanse gothic is bijvoorbeeld, dat kapitein Ahab ons de verwerpelijke kanten van een moderne manager toont bijvoorbeeld, dat de mens die zich Ismaël laat noemen een schrijver zoals ik is bijvoorbeeld. Tegen die tijd was ik er ook achter gekomen dat CLR James, een geestesgenoot van me, een essay over het boek geschreven had (°°) en dat essay leerde me een kwalijke kant van mezelf kennen, waardoor ik de Moby Dick uiteindelijk erg verrijkt kon dichtslaan, zozeer zelfs dat geen ander boek dat ooit in die mate gedaan heeft.
Flor Vandekerckhove

(°) Herman Melville, Moby Dick. 1851. Nieuwe Nederlandse vertaling van Barber van de Pol. 2008. Uitg. Amsterdam, Atheneum – Polk & van Gennep. 604 ps. ISBN 978 90 253 6351 2 /NUR 302. In ’t Engels is het boek hier online te lezen
(°°) CLR James. Mariners, Renegates & Castaways, The Story of Herman Melville and the World We Live In. 1953. Nieuwe uitgave (2001). Uitg.: Dartmouth College Press. ISBN13: 978-1-58465-094-2. 182 ps.

zaterdag 11 januari 2025

Er is zoveel wat ik niet weet

In wijzerzin, startend bovenaan links. 1. Grand hotel Cosmopolite, op de hoek van Kapellestraat en Gentstraat. 2. Een jongere foto van de Kapellestraat met links de heropbouw van de Cosmopolite, alleen de benedenverdieping is klaar. 3. Foto van het ontluikende toerisme in Bredene Duinen. De pijl toont In Den Meiboom - hotel Blanckaert Th., met twee bovenverdiepingen en zadeldak. 4. De jongere foto van de Kapellestraat toont rechts ook De Meiboom (café-restaurant van Vanwanzeele), met alleen maar benedenverdieping en plat dak.

DOORDAT TANIA af en toe in Normandië wandelt en ik haar afzet/ophaal, stoot ik er al eens op oorlogsherinneringen. Zo vernam ik in Saint-Lô iets over een vreselijke oorlogsdaad: ‘Op 6 juni 1944, dag van de landing in Normandië, werd Saint-Lô platgebombardeerd door de geallieerden. Want de Duitsers stuurden versterkingen en die moesten afgeremd worden. Er vielen 350 tot 500 doden, velen werden nooit gevonden of herkend.’… En in Le Havre vernam ik dit: ‘Op 5 september 1944 dienden de geallieerden zich aan (…) meer dan 5.000 ton aan bommen en 200.000 ton aan fosfor. De stad werd voor meer dan 90% weggevaagd en ruim 3.000 mensen vonden de dood. 80.000 mensen waren op slag dakloos.’
Ah, er is zoveel wat ik niet weet. Ik bekijk een foto van de Kapellestraat in Bredene, thans Kapelstraat, en vraag me af wanneer die gemaakt werd. De postkaart toont een parkje in aanleg, er staan haagscheutjes, ik zie zomerse kledij, mensen zitten op bankjes, ze keuvelen en genieten van zacht zomerweer. Aan de overkant zie ik huizen die ik gekend heb: pension l’Aurore bijvoorbeeld, op de hoek van Kapelle- en Gentstraat… Aan de overkant van die hoek valt me de Cosmopolite op, ‘de Cosmo’, met alleen maar een benedenverdieping. Aan de andere kant van de postkaart valt me dan weer een gelijkvloers De Meiboom op.
En nu de vragen. Werd die postkaartfoto kort na de Tweede Wereldoorlog gemaakt? 1946? Toont die foto me de heropbouw? Wat is er met het indrukwekkende, vooroorlogse Grand Hotel Cosmopolite gebeurd, majestueus gebouw dat ikzelf nooit gekend heb? En met In Den Meiboom dat in den beginne twee bovenverdiepingen had en een zadeldak. Werden die oorspronkelijke gebouwen afgebroken?  Werden ze tijdens de oorlog kapotgeschoten? Gebombardeerd? Wie bombardeerde? En waarom? 
Feit is dat er in 1941 bommen op Bredene vielen, brandbommen, José Boncquet werd door zo’n bombardement verbrand en stierf 'in pijnlijke omstandigheden, ten gevolge van moordend oorlogstuig.' Vielen er op die dag in Bredene nóg slachtoffers, bestaat daar desgevallend een lijst van? Is dat één keer gebeurd, zo’n bombardement, meer dan eens, was ’t schering en inslag? Hadden de bommenwerpers het speciaal op de Kapellestraat gemunt? Werd dat bombardement of werden die bombardementen ooit door iemand beschreven en werd dat beschrevene ook ergens gepubliceerd? 
Onlangs had ik een leuke ontmoeting met Josée Boncquet, genoemd naar haar overleden zuster. Ze vertelde me dat wijkbewoners in de crypte van de kerk (in opbouw) gingen schuilen tijdens zo’n bombardementen. Bestaan daar geschreven getuigenissen van? Foto’s?
Flor Vandekerckhove

Jacques Deroo deelde me in een reactie mee wat hij ervan weet. Voor wat betreft grand hotel Cosmopolite: op 6 september 1944 trokken de Duitsers zich terug en lieten ze in Bredene heel wat ontploffen. Op dit hotel en ook op de Esperance hadden de Duitsers een platvorm op het dak gegoten en een kanon geplaatst. Ze lieten die platformen ontploffen, waardoor die twee hotels volledig vernield werden. Die avond vielen er slechts twee doden omdat de Duitsers de bevolking verwittigd hadden. Direct na de oorlog is Cosmopolite begonnen met de heropbouw. Hotel Espérance niet en die hoek zou nog vele jaren in puin blijven liggen. Over De Meiboom (hotel Theo Blanckaert): Die bouw kwam er al vóór de Koninklijke Baan werd aangelegd, we schrijven 1902. Op 6 september '44 lieten de Duitsers ook de munitieopslagbunkers voor De Meiboom ontploffen, waardoor bijna alle huizen tussen Zeelaan en tot bijna aan 't kapelletje zeer zwaar beschadigd werden, dus ook De Meiboom. Over schuilkelders: tijdens de oorlog konden buurtbewoners schuilen in bunker op de hoek van Duinenstraat en Golfstraat en inderdaad ook in de crypte van de kerk.
Vele steden werden nutteloos gebombardeerd, zie mijn bijdrage in het jaarboek Ter Cuere 2024 nav 80 jaar bevrijding van Bredene.