maandag 20 januari 2025

Het Honfleur van de kunstschilders

Gustave Courbet. 1841. L’ embouchure de la Seine, ook bekend als Marine ou Vue d’Honfleur. Realisme. 43.5 x 65 cm. Het schilderij bevindt zich in het Palais des Beaux arts in Lille.


LE HAVRE
ligt aan de ene kant van de Seinemonding, Honfleur aan de andere. 't Is in Honfleur dat ik Tania opwacht, die een uitgestippelde wandeling
 tussen die twee oeverplaatsen overbrugt — dat overbruggen is ook letterlijk, ze trekt onder meer over de iets meer dan twee kilometer lange Pont de Normandie. Om tijd te doden loop ik in Honfleur door straten en straatjes, over pleinen en kaaien. Ik herken de typische bezigheden van een toeristisch badplaatsje, gecentreerd rond een pittoreske haven, ik zie visserij, schaaldieren, rondvaarten, jachten, marinekledij, restaurants, tearooms… Ik stel me indrukwekkend zomerse drukte voor.
Er hangen bekende literaire namen aan het stadje vast: Charles Baudelaire verblijft er bij zijn moeder⇲ (°); Alphonse Allais is er geboren; Françoise Sagan is er gestorven. Tijdens mijn wandeling valt het mooie geboortehuis van Erik Satie op en ook het grote aantal galerietjes en ateliers waarin kunstschilders hun werk slijten, of dat toch proberen — de aantrekkingskracht van de toeristenval. Ik bekijk de waar met een kritisch oog, besluit dat schilders vroeger van een ander kaliber waren en constateer vervolgens dat ze ook toen met velen in Honfleur present tekenden (°°): over Boudin schreef ik al toen ik nog aan de monding van een andere rivier was: Eugène en ik aan de monding van de Somme; over Jongkind had ik het eerder al in Wandelen langs een zonsondergang. Over Claude Monet schreef ik zelfs al twee stukjes: Wandelen in een landschap van Monet en Waaiend zand op ’t strand
Omdat ik op ’t net al gauw dit mooi geschilderde werkje vind, Vue d’ Honfleur, is ’t vandaag aan Gustave Courbet. De marine heet L’ embouchure de la Seine, soms zegt men Marine ou Vue d’Honfleur. De datum van het werk is onzeker, men denkt 1841, omdat Courbet in dat jaar met de boot van Parijs naar de monding van de Seine vaart.
Zo vredig als dit landschap oogt, zo woelig is Coubets leven. Hij hangt de ideeën van Pierre-Joseph Proudhon aan, sympathiseert met de Parijse communards en uit publiekelijk ongenoegen over een Parijs’ oorlogsmonument, de Colonne Vendôme, hij roept luid dat zo'n beeld omgetrokken moet worden, waardoor hij soortement voorloper is van de jonge Belgen die het op standbeelden van Leopold II gemunt hebben. De Parijse opstandelingen doen dat ook, die zuil neerhalen. Later, wanneer de Commune van Parijs verslagen is, wordt Courbet als aanstoker veroordeeld tot betaling van de kosten voor de wederoprichting ervan, omgerekend zo'n 43.000 euro. Hij sterft in ballingschap zonder te dokken.
Flor Vandekerckhove

(°) Catherine Delons. Baudelaire et Honfleur. 2024. Éd. Rosenberg & Sellier. 211 pp. In openedition lees ik over dat boek: ‘Het huis in Honfleur, waar moeder en zoon van hielden, moest hen, na de dood van de door Baudelaire gehate senator Aupick, weer bij elkaar brengen, zoals het huis in Neuilly dat had gedaan na de dood van François Baudelaire, Charles’ vader. Het blijkt onmogelijk, het blijft bij een droom, de harde werkelijkheid brengt alle problemen aan het licht. De burgerlijke vriendschappen van mevrouw Aupick, de schuldeisers die de dichter tot in Normandië achtervolgen, het fundamentele onbegrip van de moeder voor haar zoon, de verveling van de eenzaamheid: het kan er alleen maar toe leiden dat Honfleur een spanningsveld wordt. Wanneer Baudelaire er niet is, wordt het speelgoedhuis symbool van familiegeluk en schoonheid. (…) Op ’t einde vertaalt Honfleur zich in de Brusselse ballingschap van Charles Baudelaire in een fata morgana, de zieke dichter die er niet meer heen kan. (…).’ Aan de glazen gevel van de bib in Honfleur hangt dit citaat van Baudelaire: ‘Mijn verhuizing naar Honfleur is altijd mijn grootste droom geweest.’
(°°) Honfleur inspireert in de negentiende eeuw gerenommeerde schilders: Eugène Boudin is er geboren, Camille Corot, Raoul Dufy, Claude Monet, Gustave Courbet en Johan Barthold Jongkind planten er hun ezel neer, stuk voor stuk artiesten die hun atelier verlaten om in openlucht te werken en daarbij aangetrokken worden door de kusten van Normandië.

Geen opmerkingen: