donderdag 12 maart 2015

Over Moby Dick (2)

Vijfentwintig jaar lang ben ik redacteur geweest van Het Visserijblad; wat me toelaat te stellen dat Moby Dick u op een mooie manier in de visserijwereld binnenleidt, het boek heeft ons nog altijd veel over de visserij te vertellen.
Het is ook meer dan een mooi vissersverhaal. Het kan als een gothic roman gelezen worden. En neen, dat had ik niet opgemerkt toen ik het de eerste keer aan 't lezen was. Dat je het ook als een Bijbels verhaal kunt interpreteren was me wèl meteen duidelijk. Veel personages ontlenen hun naam aan Bijbelse figuren. Kapitein Ahab voert een bemanning aan waarvan je begrijpt dat die heel de mensheid vertegenwoordigt. Die mensheid wordt in Ahabs val meegesleurd, net zoals dat in de Bijbelse zondeval gebeurt. De witte walvis is voor Ahab wat de appel voor Adam & Eva is. 
Door die zondevalgedachte is Moby Dick een verhaal van alle tijden. Zegt Ahab: ‘Hoe kan een gevangene uitbreken als hij niet door de muur breekt? Voor mij is de witte walvis die muur, vlak voor me geschoven. Soms denk ik dat er niets achter zit. Maar het is genoeg. Hij daagt me uit, hij werkt op mijn zenuwen; ik zie een godgeklaagde kracht in hem en een ondoorgrondelijke boosaardigheid die deze staalt. Dat ondoorgrondelijke is het vooral wat ik haat, en of de walvis nu werktuig is of aanstichter, ik zal mijn haat op hem koelen. Praat me niet van godslastering, kerel; ik zou de zon slaan als ze me te na kwam.’
Anderzijds is het verhaal met de moderniteit verbonden. Kapitein Ahab is het soort burger dat vandaag de lakens uitdeelt. Hij is kapitein en dus de manager van een schip. Managers zijn degenen die tot taak hebben de grenzen te verleggen, de lat hoger te leggen. Managers zorgen ervoor dat het kapitaal groeit. Daarom worden ze ook zo goed betaald door degenen die op de achtergrond, onttrokken aan het oog, hartstochtelijk hopen dat de the sky the limit is
Die achterliggende hebzucht verleent de manager telkens weer het recht om de boel de dieperik in te jagen, zoals de bankencrisis het ons weer geleerd heeft. En gebeurt dat niet net zoals kapitein Ahab in zijn megalomanie het schip met man en muis de dieperik injaagt? Dit is wat de manager in de figuur van Ahab zegt: ‘De reders mogen van mij op het strand van Nantucket gaan staan en boven de orkanen uit schreeuwen. Wat kan dat Ahab schelen? Reders, reders? Starbuck, ge bazelt altijd tegen me over die gierige reders, alsof die reders mijn geweten zijn. Bedenk wel, de enige echte eigenaar van iets is de gezagvoerder, en luister: mijn geweten zit in de kiel van dit schip. Aan dek!’ De reis van Ahabs schip is daardoor ook deze van de kapitalistische samenleving, op zoek naar haar uiteindelijk catastrofe.
Hoe komt het dat wij dat allemaal laten gebeuren? Ook Melville stelt zich die vraag: ‘Hoe het kwam dat zij in feite volledig meegingen met de toorn van de ouwe — door welke kwade toverij hun ziel bezeten was dat zijn haat haast de hunne leek en de witte walvis net zo goed hun onduldbare vijand als de zijne; hoe dit alles zo kwam — wat de witte walvis voor hen betekende of hoe hij ook in hun onderbewuste begrip vaag en onvermoed de grote, rondsluipende demon van de wereldzeeën kan hebben geleken — dit alles zou een diepere duik vereisen dan Ismaël vermag.’ 
Ismaël, de verteller van het epos, schiet hier duidelijk te kort. In plaats van het gezag te tarten, in een poging om schip en bemanning van de ondergang te redden, geeft hij zich over aan metafysische dromerijen. Of zoals hij het zelf zegt:‘Ik voor mij gaf me over aan de verlatenheid van tijd en ruimte.’ De eerste stuurman, Starbuck, probeert de kapitein wel tot redelijkheid te bewegen, maar muiten doet hij evenmin: hij zit gevangen binnen de grenzen van de wettelijkheid en het schip vaart zijn ondergang tegemoet. Hoe herkenbaar is dit alles niet voor wie het boek vandaag leest, zo lang nadat het geschreven werd!
[Meer over Moby Dick vind je hier.]

Geen opmerkingen: