‘Vuurtorens zijn objecten uit de wereld van de
zeevaart. En als bouwwerk zijn ze resultaat van inspanningen van
architecten, ingenieurs en bouwvakkers. In onze verbeelding blijken ze
daarenboven ook nog iets anders te zijn.’ Ik sta buiten en een cameraploeg registreert hoe
ik bij het uitspreken van die belerende woorden met mijn armen zwaai. We
bevinden ons in het Oostendse havengebied, vlak onder de vuurtoren.
De reportage Archibelge (*) heeft het over gebouwen, mensen & hun
omgeving en daarin past een item over vuurtorens. Daarin passen ook de woorden waarmee ik dit stuk hierboven aanvat. Ik vertel de reportagemakers nog meer. Ik
heb het met hen over een vuurtoren die Bell Rock
Lighthouse heet. Die wordt tussen 1807 en 1811 in de Noordzee gebouwd, voor de
Schotse kust, bovenop een rif. Ingenieur Robert Stevenson is niet weinig trots op
zijn prestatie, de vuurtoren is een van de grootste successen
van de moderne bouwtechnieken. Het werk mag gezien worden en in 1819 geeft hij opdracht aan Joseph Mallord William Turner
om een frontispice te ontwerpen voor zijn 'Account
of the Bell Rock Lighthouse'. Stevenson is ook zeer tevreden over het tableautje
dat Turner vanuit zijn verbeelding oproept. Het komt vooraan in de brochure te staan, waar het inderdaad een
vuurtorengevoel weet op te wekken.
Turner toont ons in die marine een eenheid van
tegenstellingen. Er is de zee die overweldigend aanwezig is, met al de
imaginaire connotaties die inmiddels de status van cliché hebben: zee staat voor natuur, zee is oermoeder waaruit alle leven voortkomt, zee is het
vrouwelijke. Er gaat aantrekkingskracht van uit en ook gevaar. Zee is moeder, minnares en femme fatale. De zee geeft en neemt, zee is eros en thanatos. De vuurtoren is iets heel anders.
Je moet al heel ver wegkijken om daar geen fallus in te zien. En wanneer die
dan ook nog eens, zoals in Turners schilderij, in een orgasme van hoog
opspattend schuim, haast helemaal in zee verdwijnt, is ’t beeld
compleet.
Vuurtoren en zee staan tegenover elkaar als
man en vrouw, cultuur en natuur, economie en ecologie. Het zijn elementen die elkaar tegenspreken, met een belofte van eenheid; tegenstellingen waarvan we diep in ons hart aanvoelen dat ze overstegen moeten worden. En waar we maar niet in slagen. We ervaren die impasse, zegt Boudewijn Buch, als 'eenzaamheid in
haar meest bizarre, dus schoonste gestalte’.
In 1927 publlceert Virginia Woolf To the Lighthouse. Een familie maakt plannen om de nabijgelegen vuurtoren te bezoeken. Het komt er maar niet van. De vrouw des huizes, mrs Ramsay, is al overleden
wanneer de tocht naar het rotseilandje uiteindelijk aangevat wordt. De
vrouw kan het niet meer meemaken, alhoewel ze bij leven en welzijn door de vuurtoren gefascineerd was, ‘alsof
hij met zijn zilveren vingers een of ander compartiment in haar geest streelde,
dat, wanneer het open zou barsten, haar met vreugde zou vervullen.’
Mooier kan een belofte van eenheid niet
beschreven worden, vind ik. Maar het blijft wel belofte. Hoe zou het ook anders kunnen? Virginia
Woolf schrijft haar boek in een tijd waarin de burgerij (of toch het deel ervan dat zich in haar kring bevindt) de eigen waarden in vraag
stelt. In vraag stellen? Ja! Oplossen? Neen! Ze heeft het daarover in een brief: ‘Ik bedoelde niets met de vuurtoren. Ik kan me alleen maar op een vage,
generaliserende manier met symbolen bezighouden (…) op het moment waarop iemand
me vertelt wat iets betekent, wordt het voor mij weerzinwekkend.’
Zeedijk Oostende. Rock Strangers van Arne Quinze. |
Weerzinwekkend! Aan dat woord moet ik die dag ook denken. Met de filmploeg rijden we oostwaarts, naar ’t Hoog licht in Heist, bouwwerk dat niet weinig vuurtorengevoel weet op te
wekken. Samen met een goed ingewijde pharofiel bestijgen we de toren.
Helemaal boven kijken we uit op… flatgebouwen die tussen vuurtoren en zee staan.
Weerzinwekkend inderdaad, net zoals de Rock
Strangers van Arne Quinze, op de Zeedijk in Oostende, dat zijn. Ook zij staan op de rand van land en water, waar ze getuigen van de impasse waarin deze maatschappij terechtgekomen is. Voor de burgers die er vlak achter wonen zijn het echt wel hinderlijke beelden. Van zodra die burgers uit het raam kijken, zien ze daar die opdringerige Rock Strangers staan die hen genadeloos wijzen op een genetisch gebrek van het kapitalisme, een maatschappelijke verhouding die niet in staat is de tegenstelling van natuur en cultuur in een synthese te overstijgen. Groots kunstwerk, zou wellicht ook Virginia Woolf gezegd hebben, en 'weerzinwekkend in zijn concreetheid'.
(*) De reeks van drie reportages werd aangekocht door de door de Franstalige televisie
en door Canvas. De reportagemakers denken dat de reeks wordt uitgezonden op het einde van 2014.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten