IN 1964 nodigt Che Guevara Ernest Mandel uit om in Cuba deel te nemen
aan een debat over de economische organisatie van de Cubaanse revolutie. De
Vlaamse econoom houdt er lezingen en spreekt vier uur met Che. Mandel en Guevara
werken een antwoord uit op de kritieken van de Franse econoom Charles
Bettelheim. Dat debat is niet zolang geleden in ’t Engels
uitgegeven als The Great Debate on Political Economy. Ernesto — Che — Guevara (1928-1967)
herinnert u zich uiteraard, maar Ernest Mandel (1923-1995)?
Vincent Scheltiens vraagt zich af hoe het komt dat Mandel ‘geen deel uitmaakt van de maîtres à penser
van de contestatiebewegingen die de afgelopen jaren straten en pleinen deden
vollopen om tegen het neoliberale soberheidsoffensief te protesteren.’ (*) Om te
begrijpen waarom Scheltiens zich die vraag stelt, zetten we een stap terug in de
tijd. Zowel Scheltiens als ik brengen een deel van ons leven door op het hoofdkwartier van de Socialistische Arbeiderspartij (SAP), kleine
trotskistische organisatie die deel uitmaakt van de Vierde Internationale. Mandel, die lang voor
de SAP (en voorheen de Revolutionaire Arbeidersliga, RAL), al tot de leiding van die Internationale. behoorde, was iemand waarnaar we opkeken, ook omdat hij ouder was dan wij, en geleerder. Ja, hij
was wat wereldvreemd en ja, zijn overdreven optimisme was legendarisch, maar we
waren toch trots dat hij een der onzen was. De invloed van
Ernest Mandel bleef ook niet tot die kleine organisatie beperkt, anders had Che hem uiteraard nooit voor dat debat uitgenodigd. Mandels werken
verschenen in vele talen: ‘Naar verluidt
was hij na Hergé (Kuifje) en Simenon (Maigret) de meest gelezen Belg ter
wereld.’
Dat is nu
voorbij. Is dat vreemd? Eigenlijk niet: ‘Vele
van zijn geschriften en analyses werden geproduceerd in en bepaald door de
bipolaire wereld van de Koude Oorlog. (…) Het ‘reëel bestaande socialisme’
behoefde in Mandels opvatting een ‘politieke revolutie’. Dat betekent dat de arbeidersklasse
zich opnieuw moest meester maken van de politieke macht die de ‘stalinistische
bureaucratie’ zich in naam van die arbeidersklasse onrechtmatig had
toegeëigend.’ De basis van deze visie werd door Leon Trotski gelegd en Mandel mocht zich daar terecht de erfgenaam van noemen.
Wat ‘had
moeten’ gebeuren is echter niet gebeurd. ‘Toen
de massa’s achter het IJzeren Gordijn, vooreerst in Oost-Duitsland, dan toch in
beweging kwamen, verkeek Mandel zich op de uitkomst. (…) Het ontwaken van de
Vierde Internationale was hard, waarna de implosie van de Sovjet-Unie volgde
die met de wederinvoering van een bandietenkapitalisme, (…) een heel andere
wending nam.’
Een einde
is altijd tragisch. Onderaan dit stuk plaats ik een markante foto. Hij dateert
van 4 november 1989. Op de achtergrond zien we een betoging in Berlijn. Een
miljoen mensen nemen eraan deel. Op de voorgrond zien we Ernest Mandel die zich
naar die betoging haast. Alleen!
Is het dan
allemaal waardeloos geweest? Heeft zijn — en ons — politieke engagement een
puinhoop opgeleverd? Dit is wat Scheltiens me daarover schrijft: ‘Er zit veel waardevols onder dat puin, dat moet
gekoesterd en doorgegeven worden. In die zin maak ik ook helemaal geen
negatieve balans (…) en tracht ik trouw te blijven aan dat engagement.’
— Foto (collectie van Bruno Coppieters) uit Ernest Mandel, Rebel tussen droom en daad, de biografie die Jan Willem Stutje schreef. Uitg. Houtekiet/Amsab, 2007. — |
(*) Vincent
Scheltiens Ortigosa in Ernest Mandel
en de moeilijke strijd tegen de vergankelijkheid in Vlaams
Marxistisch Tijdschrift, winternummer 2016, jg 50/4. Het artikel verscheen
eerder in Aktief, het ledenblad van het Masereelfonds, jaargang 2016, nr 5.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten