Ooit was ik een veelbelovend commercieel kaderlid. Van dat veel beloven kwam uiteindelijk niets in huis, ik werd almaar linkser en op den duur was er met mij geen commerce meer te bezeilen. Ik heb dat lang geleden al verteld in De smaak van zeewater (*), waaruit ik hieronder citeer, want ik heb mijn veelbelovend commercieel verleden nog eens opgezocht, op de foto ziet u me ernaar wijzen.
‘Het hoofdkwartier — het moederhuis, de zetel, het centrale verdeelpunt, het administratieve en commerciële centrum — van het bedrijf was gevestigd in een randgemeente van de stad. Een klis huizen was het, een gezwel. Als je de autosnelweg afreed, zag je het beneden liggen. Het deed me denken aan het dorpje waar Asterix en de zijnen de Romeinen succesvol buiten de poorten hadden weten te houden.Vanop de hoogte zag je een wirwar van daken, schots en scheef, huizen die te dicht tegen elkaar gebouwd waren en straten waarvan het onwaarschijnlijk leek dat er een auto door zou kunnen. Elke werkdag zag ik dat beeld en telkens opnieuw werd ik erdoor verrast. Die gemeente, vlak naast de stad, was een anachronisme, een vergeten overblijfsel uit vroege tijden, het was een wanordelijke hoop stenen, houtwerk en mensen.Als je beneden kwam en de grote bocht van de afrit nam, je wagen in de smalle straatjes stortte, werd het beeld bevestigd. Kasseiwegen, gevels die zich naar elkaar toe bogen, afgebladderde verf, kleurloze mensen die zich haastig voortbewogen dicht tegen de wankele gevels die zich naar de straat bogen, kledij die wij uitsluitend kennen van televisiereportages uit Wladiwostok, winkels uit het eerste deel van de negentiende eeuw. En dan was er nog de wind die door de straten waaide. Vanwaar die ook kwam, altijd maakte hij daar beneden een draaikolk, verzamelde zijn krachten, nam in hevigheid toe en gierde vervolgens door de straten. Onderweg nam hij alles mee: papier, stof, plastic, rommel, uitlaatgassen, stank.’
Je ziet: in 1991 ben ik een beginnend schrijver, ik heb veel woorden nodig om het Ledebergse centrum van de jaren zeventig te beschrijven, het lijkt wel Stijn Streuvels. Een halve eeuw jaar later maak ik er weer een tochtje: groenteboer Braem is weg, de papeterie van Devreese is weg, de matrassenwinkel, het reisbureau, de hoedenmaker, de bloemenwinkel, de kleermaker, allemaal weg… Er is veel hoogwaardige stielkennis uit de wijk verdwenen; de snelle hap heeft er de plaats van ingenomen: pizza, pita, pasta, Thai, sushi, belegde broodjes… Doordat ik daar destijds ook secretaris van de middenstand was, een bijberoep, kende ik de winkeliers. En hun besognes. Een ervan was de bushalte waarnaar u me in hoofding ziet wijzen. Dat was een strijdpunt en ik zie dat we die strijd gewonnen hebben. Ook ijverden we voor meer parkeergelegenheid. Op de foto valt dat niet te zien, maar aan gene zijde van het fototoestel wordt nu een parkeertoren gebouwd. Tevreden verlaat ik Ledeberg, ik heb niet voor niets geleefd.
Flor Vandekerckhove(*) Flor Vandekerckhove. De smaak van zeewater. Verhalen. Uitg. Manga, Oostende. 1991. 172 pp.
De e-boeken van Flor Vandekerckhove zijn gratis. Vraag ernaar via liefkemores@telenet.be.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten