woensdag 8 mei 2024

Zoveel herinneringen op een straathoek

Twee keer dezelfde straathoek. Links: de twee huizen rechts naast hotel-brasserie Des Ardennes staan er ook vandaag nog. Foto rechts: een kavel verwijderd van hotel-brasserie des Ardennes staat in de Kasteellaan een klein hotelletje met reclamepaneel op de zijmuur. Ik herinner het me als een café. In mijn (niet altijd betrouwbare) herinnering wordt het uitgebaat door De Facq en heet het Sporting of Sportwereld. (Jean Pierre Declercq bevestigt: 'Het was café-pension Sportwereld, eigenaars waren Firmin De Facq en Marie Smis, mijn grootouders.')


BREDENE — Twee oude postkaarten, beide tonen dezelfde straathoek. De ene focust op de Driftweg, de andere geeft een inkijk in de Kasteellaan. Eén gebouw staat op beide foto’s: hotel-brasserie des Ardennes. Bestaat niet meer, flatgebouw De Zandberg staat nu op die plaats. 
In de sixties is hotel-brasserie des Ardennes een van de plekken waar ik braadkippen uit de winkel van mijn ouders lever. Ik ken de uitbaters, Alice Boentges en haar echtgenoot Frans Jonckheere, bekend figuur, drie keer op rij prins carnaval, wat hem in 1971 tot keizer maakt. Ik herinner me de vakantiejob van schoolmakkers in de brasserie: Koenraad Levecke, Bert Tas, JP Boentges
De twee postkaartfoto’s gaan mijn tijd ver vooraf, minstens een ervan dateert van voor de Tweede Wereldoorlog, wellicht doen beide dat, misschien worden de foto's zelfs op dezelfde dag gemaakt. Ik neem er de loep bij. Het reclamepaneel aan de geveltop van de brasserie propageert een mij onbekend biermerk, XL, en het internet leidt me helaas niet naar een brouwer met die naam. Interpreteer ik XL verkeerd als zijnde een biermerk? Het plakkaat vermeldt ook het assortiment bieren: export- helles - bières fines,  ik verneem voor ’t eerst iets van een biersoort die ‘helles’ heet, maar kijk, het bier bestaat nog en ik kan je er een mooi bierglas van tonen.
Een van die twee foto’s toont de hoekgevel van Hôpital Maritime Roger de Grimberghe, het soort ziekenhuis dat in die tijd aan de kust wel meer voorkomt, zo is er in Middelkerkeeen ziekenhuis met dezelfde naam geweest en ook in andere landen is men in die tijd overtuigd van de helende werking van de zee
Mijn moeder heeft me veel over het sanatorium marin verteld. Het speelt een grote rol in mijn familiegeschiedenis. Om den brode komen de Gentse Aline en haar dochter Henriette in 1934 in Bredene terecht, waar dr. Blanckhoff het hospitaal uitbouwt. Aline wordt er strijkster, haar dochter is elf en loopt in Bredene school. Moeder en dochter wonen in het gebouw. Die dochter wordt in 1949 mijn moeder. 
Het Hôpital Maritime Roger de Grimberghe bestaat al lang niet meer, ’t heeft de oorlog niet overleefd. Nu staat daar 'Shamrock', een villa-flatgebouw. Wat maakt dat de twee hoekhuizen van die foto’s tot de voltooid verleden tijd behoren.
Over de twee straten valt ook iets te vertellen. Een drift is een laan (drift, dreef) waarlangs men koeien van het dorp naar de weiden brengt. Had de Driftweg ooit die functie in Bredene? Misschien heeft iemand van Ter Cuere zich ooit over die vraag gebogen, ik zal het eens vragen.
De herkomst van Kasteellaan is duidelijk. De straat leidt recht naar Mon Castel, een van de eerste villa’s 
in de wijk, gebouwd in de jaren twintig. In 1981 koopt de gemeente het vervallen Mon Castel en laat het slopen, het terrein wordt toegevoegd aan park Ramakers. Villa weg, straatnaam blijft. Wat ook blijft zijn de herinneringen: Roland Van Loo herinnert zich daar een lusthof met speeltuintje: schommel, tennisveld, vijver… Roland herinnert zich de speelkameraden in het tuintje van Mon Castel: Lucien Samijn, Yves en Jacques Danneels, André De Kuyper, Ghislain Maertens… Binnen in de villa was er een gelagzaal, zegt hij. Uitbater was ene Compernolle die later in Bredene soep vent. Na de Compernolles wordt de villa korte tijd bewoond door de familie Heymans. Luc Blomme voegt eraan toe: 'Mon Castel werd midden de jaren 50 ook bewoond door het gezin Vermeersch. Kamiel deed o.a.handel in koffie en trachtte het park wat op te fleuren. Hij was fervent toneelspeler die zijn rol nooit kende en op het podium haast met zijn hoofd in de souffleursbak zat. Hij speelde ook meermaals Sinterklaas op school', zelf herinner ik me het zoontje, Joost zat in m’n kleuterklas.

maandag 6 mei 2024

Avontuurlijk kaaileven op de Oosteroever

Bovenaan rechts: Marijke Vandekerckhove en ik achteraan het appartementje Baelskaai 2. De groene pijl verbindt het platform met dezelfde plaats, maar dan opgenomen in het flatgebouw Baelskaai ONE. Onderaan links: Bert Vandekerckhove en Merel De Smet op de kaai van het Vuurtorendok, in de weer met hun kruisnet. Op de achtergrond de kraan waarmee Staf Versluys jachten uit ’t dok haalde. In de top van de kraanarm had zich een koppel eksters genesteld. De rode pijl verbindt de blinde muur van 1988 met dezelfde plek in een nog te bouwen flatgebouw.


IS DAT niet vreemd? Telkens ik op de Oostendse Oosteroever de Baelskaai afwandel, valt het me op: je ziet geen spelende kinderen. Plaats genoeg nochtans, het voetpad is zo breed dat je ’t geen stoep meer kunt noemen, ’t is een promenade en z’ is breder dan een voetbalveldje. Vragen komen mijn gemoed bezwaren: hebben die mensen geen kinderen? Worden hun kinderen binnenshuis gehouden? Spelen kinderen vandaag niet meer op straat? Wordt er niet langer om marbelsgespeeld? Of met pekkelsWordt er niet meer gehinkeld? Katjeduuk? Katje-verhoog en katje-waar-dat-je-'t-krijgt? Touwtjespringen? Is de stoep niet langer de plek waar jongens voor ’t eerst hun oog laten vallen op flinterdunne meisjes die hoelahoepen. 't Zijn vragen van een oude straatloper die aan z'n eigen kinderjaren denkt.
Alzo mijmerend stap ik verder tot aan de hoek met ’t Vuurtorendok, plek waar ik van 1988 tot 1996 gewoond heb. Voor de kinderen schafte ik meteen een kruisnet aan en daarna sloeg ik een krabbenpot aan de haak. Uit een afvalcontainer van Valcke haalde ik een bromfiets, waarmee m’n dochter sjette gaf. Uit Gent brachten de kinderen vriendjes mee, onlangs zag ik Hannes Van Severen weer, een van die vriendjes, hij zei me dat het onvergetelijke uren geweest waren.
Ik zet mijn wandeling verder, tot aan de hoek van de Halvemaandijk en de Vuurtorenweg. Daar staat een bank, waarop ik een wijl verpoos. Ik kijk er naar kledij van passanten, die verraadt of ze van de Opex komen of uit de nieuwe flatgebouwen op de Oosteroever.
Flor Vandekerckhove
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis, zo ook dit essay van oktober 2023. Mail erom (en vermeld de titel: Over schrijverschap): liefkemores@telenet.be.

zondag 5 mei 2024

Write It Again Sam

Mijn boeken verschijnen sinds 2014 alleen nog digitaal, zo ook GAUW!, boek waarin ik het verhaal van mijn kinderjaren vertel. Dat boek stemt me, zelfs na vier bewerkingen, nog steeds niet tevreden. Het wordt nu uit de rekken van De Weggeefwinkel weggenomen. Ik werk aan een vijfde editie, volledig herschreven in provoverzen. Het advertentiebureau Reclame Is Onze Eigen Kwaliteit (RIOEK) brengt je op de hoogte zodra de vijfde editie van GAUW! in de rekken ligt.


ALS IK de mensen mag geloven, behoor ik tot de zeldzamen die Alkibiades⇲ van Ilja Leonard Pfeijffer⇲ niet gelezen hebben — bij amazon.nl alleen al meer dan 100.000 exemplaren verkocht. Mijn spanningsboog⇲ is helaas te kort om me honderden bladzijden lang bij de les te houden. 
De laatste roman die ik gelezen heb? Ik was nog redacteur Het Visserijblad⇲, het boek was de beroemde Moby Dick⇲, een vissersroman of course. ik ben daar toen alleen maar in geslaagd omdat het boek uit 1851, zo las ik tot mijn verwondering, niet alleen over visserij en de kwalijke ambities van een kapitein ging, maar ook over mij, dat het zelfs een kwalijk kantje⇲ van mezelf ontblootte, karaktertrek waar ik me niet bewust van was. Ik heb ’t daarna nog wel geprobeerd hoor, romans tot mij te nemen, Misdaad en straf van Dostojevski, Woeste hoogten, van Emily Brontë, Prousts De kant van Swann dat ik uit verveling met een zwaai in zee gezwierd heb… Toen ik in 2012 A.L.Snijders⇲ ontdekte — handpalmverhalen — was ik meteen verkocht: dát wil ik lezen, daar geniet ik van, dit is mijn ding, dit is wat ik zelf wil doen. En sindsdien laat ik romans wijselijk aan mij passeren.
Nu had ik Nadia Lang (een pseudoniem)⇲ beloofd iets over haar pas verschenen boek (°) te schrijven. Hopelijk begrijpt ze uit wat hierboven staat dat ik er niet in slaag het uit te lezen. Maar het bewerkstelligt wel iets. Gravend in de 220 bladzijden van de autobiografische roman vraag ik me af waarom het verhaal me niet boeit, en nog terwijl ik daarover aan ’t nadenken ben, vraag ik me plotsklaps iets anders af: kunnen mijn eigen verhalen, als ze soortgelijk autobiografisch verhaal zijn, dan wel iemand boeien? Ik neem de proef op de som en neem GAUW! ter hand. Verschrikt constateer ik dat mijn eigen verhaal mij evenmin boeit. Verrijkend aan de vierde editie van dat boek zijn de links naar songs die met die tijd te maken hebben, maar het verhaal op zich… Waarin onderscheidt zich dat van ontelbare andere verhalen? In mijn oor weerklinkt Charles Bukowski's wake up call: ‘(…) de bibliotheken van de wereld hebben /zichzelf in slaap /gegeeuwd /over jouw soort. /voeg daar niets aan toe. /doe het niet (…)’. Dus: waarom zou iemand GAUW! moeten lezen? De boekenberg valt nu al om van de verhalen, de krant staat vol verhalen, het internet eveneens. Welke pretentie moet de schrijver hebben om daar nog een verhaal aan toe te voegen?! Het literaire antwoord op die vraag ligt, denk ik, in een citaat van Louis-Ferdinand Céline: ‘Les écrivains ne m’intéressent que les gens qui ont un style; s’ils n’ont pas de style, ils ne m’intéressent pas. Et c’est rare, un style, monsieur, c’est rare.’ GAUW! moet, besef ik nu, helemaal herschreven worden, in een stijl mij eigen, ik moet dat verhaal schrijven zoals niemand anders het doet, in provoverzen.
Flor Vandekerckhove

 

(°) Nadia Lang. Eén perfecte dag. 220 pp. Uitg. Scriptomanen. 2024. Verkrijgbaar als E-boek en paperback. Meer over deze roman op deze website, waar ook een samenvatting van het verhaal staat en een interview met Gerda Van Erkel over het boek.

zaterdag 4 mei 2024

Samen met Joan, Tom, Patti, Bono en Bob


GE MOOGT zeggen wat ge wilt, maar voor een eenzelvige mens als ik is het digitale tijdperk een zegen. ’t Internet biedt ongeziene mogelijkheden aan iemand als ik die schijt heeft aan de boekenmarkt↗︎ en die liever langs de vloedlijn wandelt dan in het lezingencircuit aan te treden. Mis ik dan geen kansen om iets met anderen te doen, wat toch wel verrijkend kan zijn? Eigenlijk niet, neen. Hieronder plaats ik mijn top-5, met de allergrootsten: u hoort ondergetekende aan 't werk met Joan Baez, Tom Waits, Bono, Patti Smith en Bob Dylan. Leve de digitale wereld van ’t internet! (Flor Vandekerckhove)

5. 'I Saw The Vision Of Armies' is een gedicht van Walt Whitman. Joan Baez declameert het. ik lees mijn Nederlandse vertaling: Ik zag het legervisioen. Joan Baez en ik↗︎

 

4. ‘Het lachende hart’ is een vertaling die ik maakte van ‘The Laughing Heart’ van Charles Bukowski. Op de film hoor je de stem van Tom Waits die de tekst in ’t Engels declameert, afwisselend met die van mezelf die de Nederlandse vertaling voorleest. Tom Waits en ik↗︎

 

3. De tieger is de vertaling die ik maakte van het gedicht The Tyger van William Blake. Patti Smith zing het. Ik lees mijn vertaling. (Op het einde speelt Mark Allen een instrumentale cover van Wild Horses van The Rolling Stones.) Patti Smith en ik↗︎


2. ‘Werp de teerling’ is de vertaling die ik maakte van ‘Roll the Dice’, tekst van Charles Bukowski. Op de film hoor je de stem van Bono die de tekst in ’t Engels declameert, afwisselend met die van mezelf die mijn Nederlandse vertaling voorlees. Bono en ik↗︎

1. Annabel Verlee is een gedicht dat ik uit het Engels vertaal. Het is van Adgar Allan Poe en heet daar Annabel Lee. Aanvankelijk was deze opname een 10 minuten durende jam van The Reaggaemasters. Later werd het nummer meer gestructureerd, met de gesproken woorden van Bob Dylan (opname van een van zijn radioprogramma’s). Ik wissel mijn Nederlandse vertaling af met de declamatie van Bob Dylan. [Ook  te horen: Arthur Jeltema, keys; André van Vliet on guitar; Leon Elias percussion; bass drums Jan Sax; Rob van Nieuwenhuizen Sax; Ruud Rudeboy rest and bass. All arrangements by Rob van Nieuwenhuizen and Leon Elias. Recorded and mixed by Leon Elias @ workingsound studios.] Met behulp van GarageBand werd het nu een nieuw geheel. Bob Dylan en ik↗︎  

(5=159) (4=210) (3=213) (2=222) (1=267)

vrijdag 3 mei 2024

Erotische herinneringen aan Paula

IK SCHREEF en postte dit handpalmverhaal met ‘Erotische herinneringen aan Paula’ in 2016. Deze week maakte ik er een video van, iets wat ik in 2016 niet kon, ik moest ‘t nog leren. Voor de internetschrijver die ik ben is zo’n verhaal pas compleet als al de digitale mogelijkheden werden uitgeput: de geschreven tekst, plus de link naar de declamatie en de toch wel speciale manier waarmee ik mezelf bij het declameren begeleid, zoals nu met de eensnarige borstelsteelbas die m'n zoon Bert voor me fabrikeerde. Het verhaal zal u acht jaar na zijn creatie ongetwijfeld weer plezieren, ook omwille van de slotzin: ‘Ja, ze was lelijk, maar ’t was een mooie tijd.’ (Flor Vandekerckhove)


Lees, bekijk en beluister deze 
Erotische herinneringen aan Paula
[30]


Je kan erotische herinneringen aan Paula ook gewoon HIER lezen. 



Flor in spoken word dient om de gedeclameerde versies van mijn verhalen/gedichten kenbaar te maken. 

woensdag 1 mei 2024

Denkt u ook aan Charles Dickens?

Gent, 1 mei 2013. Van links naar rechts. Ahmed, Flor, Eddy, Rik, Magda, Dirk.



VROEGER, toen mijn vuurtorenlicht nog strak op de wereld gericht stond, trok ik op 1 mei telkens naar Gent. Daar verbroederde ik met oud-strijdmakkers. Nu doe ik dat niet meer, naar Gent trekken. Nu mijn blik zich vooral op dit scherm richt, beleef ik 1 MEI op geheel eigen wijze, met name door er ieder jaar een stukje aan te wijden. Het lemma ‘eenmeifeest’, ter rechterzijde van de blog, verzamelt er al negen, verleden jaar postte ik nog George Orwell. Portret van de schrijver als socialist’. Ge ziet: ’t is niet omdat ik in geen stoet loop, dat ik er niet met mijn gedachten bij ben.
Waar ik ook met mijn gedachten bij ben is Heimelijke vreugde 2 van wijlen A.L. Snijders, boek dat voor mij destijds de weg opende naar het handpalmverhaal. Ik ben dat boek nu aan ’t herlezen en stoot daarbij op een voor deze dag passend verhaal:
‘Omdat ik twee dochters heb die een onafhankelijke koers varen, heb ik verscheidene ex-schoonzoons. Een van hen is los arbeider. Hij heet Peter F. en heeft niet lang geleden als uitzendkracht gewerkt (…) Hij had het er naar zijn zin. Hij kon er echt werken, machines bedienen, handelingen verrichten, heen en weer lopen. Zijn leven had zin. Er werd in ploegendiensten gewerkt en soms moest hij dan ook vroeg op, zeer vroeg, eigenlijk in de nacht. (Waarschijnlijk vindt iedereen dat normaal, maar ik niet, ik vind het niks, in de nacht moet men slapen — of, in ieder geval, in, bed liggen —, niet werken, zo is het niet bedoeld.) Maar hij hield zich kranig, hij was tenslotte arbeider. Een ochtend had hij zich echter verslapen en hij kwam te laat, een halfuurtje of zo, maar de dienstdoende vloerchef was streng, hij mocht zijn dag uitdienen en daarna hoefde hij niet meer terug te komen. Hoezo Dickens, waarom denk ik toch steeds aan die man?’
Bij de krantenstukjes zit ook telkens het briefje van A.L. Snijders aan de redacteur. Daarin schrijft hij deze keer iets wat, zo lijkt het wel, speciaal voor 1 Mei bedoeld werd: 
‘Dit stukje is mijn bijdrage aan de klassenstrijd die natuurlijk nooit ophoudt. Bazen en knechten, waarom zou daar ooit wat aan veranderen? De gezichten veranderen en de excuses. En natuurlijk de algemene welvaart. (…) De klassen zijn wat onoverzichtelijker geworden, en het sociale vangnet iets beter; dat is alles.’
Afsluiten doe ik op deze dag met een zeer mooie versie van de Internationale. Wie op facebook zit klikt hier.
Flor Vandekerckhove

dinsdag 30 april 2024

Oneliner op de vooravond van 1 MEI

MIJN POSTS worden almaar korter, niet omdat ik minder te zeggen heb, wel behoef ik er minder woorden voor, vrucht van vele jaren oefenen in bondigheid: handpalmverhalen, vignetten, drabbels, eenparagraafverhalen, mini-essays en poëtische oneliners.

Wakkere werkers

Luister en kijk op YouTube naar de oneliner, klik op de illustratie.
[198]
wakkere werkers weten waarachtig wat ’t werken waarlijk waard is

Mijn jongste publicatie is een e-boek dat 200 verhalen bundelt. ’t Zijn extreem korte verhalen, soms drie lijnen, soms maar één; speciaal geschreven voor internetlezers waarvan men zegt dat ze een korte spanningsboog hebben, ’t is dus echte internetliteratuur. Meer: elk van die verhalen kan ‘getagd’ worden, aangeklikt. Wie dat doet komt op m’n YouTubekanaal terecht, waar ik dat verhaal voorlees, declamatie die ik lardeer met beelden en muziek.
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be
.

maandag 29 april 2024

Het huis in de Sint-Lievenspoortstraat

Ik schrijf een aantal vignetten over huizen waarin ik ooit gewoond heb. Zo nu en dan publiceer ik er eentje. 

Vandaag: 1972, Sint-Lievenspoortstraat Gent.



GOOGLE STREETVIEW leidt me er vandaag foutloos naartoe. Omdat het daar minder kost — ik ben in legerdienst, kazerne de Hollain — verhuizen we in 1972 van de Wijngaardstraat naar de Sint-Lievenspoortstraat. 
Mijn echtgenote werkt in Gent, waar we al goed geïntegreerd zijn. In dat huisje komt een clubje samen: FrankenbergheBolleke; Mia (†); een drukker die alleen nog drinkt; nog een drukker, hij doet de twee, drinken én drukken; een kunstenaar die ’t aan ’t maken is en een andere die ’t niet maken kan; de mooi geklede vrouw van een man die we nooit te zien krijgen; een mooi geklede man die van thuis uit geld krijgt om zich vooral nergens mee te moeien; de kasteelvrouw is er met haar echtgenoot die langs autosnelwegen ’t gras afrijdt. Soms komt Paula, lelijk als de nacht, maar daarom niet minder heet. Er zijn er nog: Zotten Eric, Rosten Herman … Een mens vraagt zich af waar dat huisje hen allemaal weet te plaatsen. Als iedereen goed ingedronken is, trekken we de stad in. We passeren ’t geboortehuis van Karel van de Woestijne, dichter aan wie ik het prozagedicht Twee garnaalkroketten opdraag. We zijn niet de enigen die in dat huisje leven: achteraan het koertje, in het tuinhuis, leeft ook Meneer Konijn.

[Ik ben een geboren en getogen West-Vlaming, ik woon er ook. Wel heb ik sterke Gentse banden. M'n familie langs moederskant is Gents, mijn kinderen en kleinkinderen zijn Gentenaars en zelf heb ik ook lange tijd in Gent gewoond. Ik publiceer een aantal posts over Gent, vignetten, verhalen, gedichten… telkens geïnspireerd door huizen en straten waar ik gewoond heb. Starten deed ik met eentje over de Keizer Karelstraat, daarna volgde een handpalmverhaal over de St.-PietersaalststraatOver het huis in de Wijngaardstraat schreef ik al een kortverhaal: Bij ons in Gent, 1971; een driezinnenverhaal: De buurt is me onmetelijk dankbaar… en een gedicht in kwatrijnen: Herinneringen aan de Wijngaardstraat.

zondag 28 april 2024

In memoriam Francis Bacon (1909-1992)

Rechts: Francis Bacon. Zelfportret (1969). “Ik heb veel zelfportretten gemaakt, eigenlijk omdat mensen om me heen als vliegen stierven [...] Ik heb een hekel aan mijn eigen gezicht, maar ik ga door omdat ik geen andere mensen heb om te doen.” (Bacon in David Sylvester, The Brutality of Fact, Interviews with Francis Bacon). 


OP 28 APRIL 1992, vandaag exact 32 jaar geleden, overleed Francis Bacon. De Laatste Vuurtorenwachter heeft wel 1 en ander staan over de man. Bij wijze van in memoriam haal ik enkele stukjes op. (Flor Vandekerckhove)

° Leren schilderen met Francis Bacon, leren schrijven met Allen Ginsberg: Trop is teveel

° Een schilderij van Francis Bacon, en hoe ik daarmee de sprong naar een kunstwerk van mijn dochter maak: Painting 1946  

° Net als Aeschylus hoopt Bacon vast te leggen wat niet uit te drukken is en dit is de manier waarop hij dat doet in Three Studies at the Base of a Crucifixion

 ° Francis Bacon en zijn beroemde Screaming Pope uit 1953. Maar waarom schreeuwt de paus

° Francis Bacon en de dood van zijn vriend George Dyer: Dood op de pot

° Alhoewel zijn gezondheid dat eigenlijk niet meer toelaat, wil de oude Francis Bacon (1909-1992) op hoge leeftijd per se naar zijn jonge vriend in Spanje vliegen, Bacon sterft in een Madrileens ziekenhuis: Bacons laatste stier

zaterdag 27 april 2024

De wachtzaal



IN DE WACHTZAAL zitten we naast elkaar, wij met een voltooid leven. De vlag gestreken, ’t alaam geborgen. Van ’t leven hebben we gemaakt wat ervan te maken valt, wat volgt is alleen maar meer van ’t zelfde. We zwijgen omdat alles gezegd is, de kreet geslaakt, de roep gesmoord, het woord gebroken. Ik blader in een tijdschrift (°). Waarom heb ik nooit de film Yentl van Barbra Streisand gezien? Waarom heb ik niets van Fien Troch gezien? Waarom verneem ik nu voor ’t eerst iets over fotograaf Bruno V. Roels? En van de Georgische Nino Haratischwili? Waarom heb ik nooit een kunstwerkje in De Zwarte Panter gekocht? Waarom ken ik de platenhoes van Sonic Youth niet, waarop een kunstwerk van Mike Kelley staat, kunstenaar waarover ik nu voor ’t eerst iets lees? Waarom zegt de naam Lieven Stoefs me niets, ingenieur en schrijver? Waarom heb ik geen idee wat ik met een cryptofilippine moet aanvangen? Waarom ken ik Van Morrisons Into the Music niet, plaat waarvan Michiel Hendryckx zegt dat hij er zijn leven aan te danken heeft? Al dat leven, al dat leven van anderen! Nu en dan wordt een van ons geroepen, tijd om te gaan. We kijken op. Een groet, een knik, nauwelijks opgemerkt, stilzwijgend afscheid — die zien we niet meer terug — en daarna is ’t weer wachten. Als je bij de eersten bent, is ’t altijd te vroeg, voor wie bij de laatsten is, duurt het wachten veel te lang. Juist op tijd is het zelden.


(°) De Standaard Weekblad van 18 november 2023

De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. 

Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.



vrijdag 26 april 2024

De twee oneliners van de moordenaar

DE POSTS VAN De Laatste Vuurtorenwachter zijn kort en worden ook almaar korter. ’t Is niet dat ik minder te zeggen heb, wel behoef ik daarvoor minder woorden, vrucht van vele jaren oefenen in bondigheid: handpalmverhalen, vignetten, drabbels, eenparagraafverhalen, driezinnenverhalen en poëtische oneliners Korter dan zo'n oneliner kan haast niet. Van de Oneliner van de moordenaar bestaan twee, elkaar tegensprekende varianten. Bij het declameren worden ze elk door een ander schilderij geïllustreerd. Het eerste is De moordenaar van Edvard Munch. 1910. Expressionistisch olieverfschilderij op doek. 94,5 x 154 cm. Het tweede is van Walter Sickert, The Camden Town Murder, 1908. Olieverf op doek. 25,6 x 35,6 cm.

De twee oneliners 
op YouTube 
[115]
De twee oneliners van de moordenaar  in staat tot moord zijn alleen de laagsten, de lichtsten en de lauwsten — alleen de hoogsten de hardsten en de heetsten zijn in staat tot moord (Flor Vandekerckhove)

Mijn jongste publicatie is een e-boek dat 200 verhalen bundelt. ’t Zijn extreem korte verhalen, soms drie lijnen, soms maar één; speciaal geschreven voor internetlezers waarvan men zegt dat ze een korte spanningsboog hebben, ’t is dus echte internetliteratuur. Meer: elk van die verhalen kan ‘getagd’ worden, aangeklikt. Wie dat doet komt op m’n YouTubekanaal terecht, waar ik dat verhaal voorlees, declamatie die ik lardeer met beelden en muziek. 
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

donderdag 25 april 2024

Wandelen langs een zonsondergang uit de 19de eeuw

Op 24 april 2024 bevind ik me op een klif in Normandië. Daar toon ik je het landschap dat een Hollander zo’n 175 jaar geleden op doek gezet heeft.



WANNEER EXACT hij daar zijn ezel neerpoot, laat zich van dat schilderijniet aflezen, het is ongedateerd, maar dát hij er geweest is staat buiten kijf. Dat laatste geldt ook voor mij, getuige een foto waarop je me bovenop dezelfde Normandische klif ziet staan. Daar toon ik je ‘t landschap dat Johan Barthold Jongkind (1819-1891) lang geleden op doek zet. Het tableau is een zonsondergang en het dorp heet Saint-Valery-en-Caux
Tania passeert er op haar wandeling, die start in Veules-les-Roses en — 21 kilometer stappen langs de GR 21 — gaat tot in Contville, waar ik haar opwacht. Intussen zoek ik een plek waar(over) ik kan schrijven, zie me daar staan.
Die Jongkind is een Nederlander die in Frankrijk woont en de reputatie heeft veel te pintelieren, hij is ook een goede schilder. In 1849 haalt een maat hem uit de kroegen van Montmartre weg en neemt hem mee naar de Normandische kusten, wat ons een idee geeft van de periode waarin hij het schilderij maakt.
Jongkind schildert er naar de natuur, zoals zoveel anderen dat daar doen, zo ook zijn maat Eugène Boudin. Jongkind maakt ter plekke aquarellen, in zijn atelier maakt hij daar later schilderijen van — zijn collectie aquarellen is indrukwekkend. De encyclopedie zegt School van Barbizon en voorloper van het Franse impressionisme. Hij mag dan in Frankrijk sterven, ’t is wel in Nederland dat zijn standbeeld staat.
Voilà, wij reizen om te leren, ge weet hoe we zijn.
Flor Vandekerckhove

dinsdag 23 april 2024

Ook alweer twee jaar geleden



VANDAAG is ’t alweer twee jaar geleden dat Arno Charles Ernest Hintjes⇲ — Arno dus — overleden is; ook alweer twee jaar! Die verjaardag passeert niet onopgemerkt, Danny Willems herinnert er op FB aan en er zal elders nog wel 1 en ander zijn, De Laatste Vuurtorenwachter doet het hier op blogger. 
Persoonlijk heb ik Arno niet gekend, de wereld van de pop is niet de mijne, 
R&R-attitude, zoals Frank Vermang me die hier uitlegt, is me vreemd. Wat ik over Arno weet is wat mijn jeugdvriend JP me verteld heeft en later Tania. ’t Is ook met Tania dat ik Arno voor ’t eerst aan ’t werk zie. Eén keer heb ik hem kort gesproken — ik zei toen overtuigend: 'Daar heb je gelijk in.' waarna onze wegen zich scheidden — daar herinner ik aan in Herinneringen aan de Oosteroever. Er zijn nog wel stukjes waarin Arno zijdelings aanwezig is, bijvoorbeeld Reünie van T.C. Matic, waarin ik verwantschap voel wanneer hij zegt: ‘Ik speel geen muziek voor het geld, maar om met mezelf in evenwicht te komen’, iets wat ook voor mij en mijn schrijverij geldt. Arno komt ook ter sprake in Mannen van de nacht en in Dylan ontmoet Ensor in Oostende. Twee stukken maken me toch wel trots: Arno en de intrede van Fantômas in Oostende, waarop Danny Willems enthousiast reageert en vooral mijn antwoord op Arno’s wondermooie Oostende bonsoir, ik zet songtekst en gedicht nog eens naast elkaar.

Elk z’n goedenavond op Youtube: klik hier

[815]