zondag 18 december 2022

Dichters en ander gespuis

Links: Gregory Corso. Rechts Herbert Huncke en Allen Ginsberg in New York 1970. (Foto Ann Charters)


Pierre Bourdieu begint zijn sociologische studie (°) van het literaire veld bij Gustave Flaubert↗︎, romancier van het literaire salon↗︎, auteur aan de oorsprong van de literatuur zoals wij die kennen. Maar, zegt Bourdieu ook, als we ons in deze tot één naam zouden moeten beperken, naam van een soortement stichter, is dat ongetwijfeld Baudelaire. Waarbij ’t toch opvalt dat Charles Baudelaire andere milieus frequenteert dan Flaubert. Baudelaire vind je niet in ’t salon, hij is van de bohème, een zootje ongeregeld, een ratjetoe, waarover Marx denigrerend schrijft (°°):
Naast aan lager wal geraakte roués met bestaansmiddelen van twijfelachtige aard en van twijfelachtige herkomst, naast verlopen en avontuurlijke gedeclasseerde elementen uit de bourgeoisie, vagebonden, ontslagen soldaten, ontslagen tuchthuisboeven, weggelopen galeislaven, oplichters, goochelaars, lazzaroni, zakkenrollers, charlatans, spelers, maquereaus, bordeelhouders, sjouwers, literatoren, orgeldraaiers, voddenrapers, scharenslijpers, ketelboeters, bedelaars, kortom heel de ondefinieerbare, onsamenhangende, heen en weer geworpen massa die de Fransen la Bohème noemen.
De opsomming behaagt Delphine Lecompte, maar 't is geen idyllisch milieu; er zijn al eens luizen, er is al eens honger, er vallen slachtoffers, het bevindt zich aan de zelfkant. Wat hebben literatoren daar te zoeken? Dit is wat Robert Michels (°°°) erover zegt: de bohème is een fase, een periode die voor elk van zijn leden op een kruispunt eindigt. Vanaf de bohème kan de weg naar de hoogste eer leiden, maar ook naar de treurigste plekken in het bestaan. Het is een oord dat jonge literatoren toelaat hun eigen weg te zoeken, tegen de regels van de academie in. Zo ook Baudelaire.
De bohème mag in oorsprong aan een tijd en met een stad verbonden zijn — het Parijs van de Restauratie↗︎ — het heeft zich wel in ruimte en tijd verspreid: misschien Cobra↗︎ eind de jaren veertig; zeker de situationisten↗︎ halverwege de jaren zestig; Provo↗︎ en later ook de kraakbeweging↗︎ in Amsterdam; Punk↗︎ in Londen; de Beat generation↗︎ tijdens de fifties in Amerika en hun geestesgenoten Eco Contemporánio↗︎ in Buonos Aeres en El Corno Emplumado↗︎ in Mexico, The Hungry Generation↗︎ in Calcutta; misschien ook de Chèvre Folle↗︎ in Oostende (dat valt te onderzoeken, net als het milieu rond De Muze↗︎ in A’pen en De Dolle Mol↗︎ in Bssl..)… Allemaal The Great Unwashed genoemd, langharig werkschuw tuig↗︎.
Uit de beat haal ik twee voorbeelden die Marx hadden doen likkebaarden toen hij de bohème zo plastisch beschreef. (°°°°) Herbert Huncke↗︎ een van de mannen die het woord beat ijkt, als naam voor de Amerikaanse bohème (°°°°°). Hij is een drop out, levenslang drugsverslaafd, afwisselend scheepskok en matroos, inbreker, bedelaar, dief, nauwelijks geletterd, gevangene — 11 jaar in totaal — en… schrijver. Zijn autobiografie heet veelzeggend Guilty of everything. Je ziet hem hier↗︎ drie prozagedichten voorlezen in het legendarische bohème Chelsea Hotel↗︎(1974). Wie het liever geschreven ziet staan, leest deze brief aan zijn vader↗︎ (1949). Nog zo’n bohemien-dichter waarbij Marx zou likkebaarden: Gregory Corso↗︎. Waar Corso de poëzie ontdekt? In de gevangenis, waarvan hij zegt: ‘Toen ik er wegging, liet ik daar een jongeman achter, opgeleid in de gewoonten van mannen op hun slechtst en op hun best. Soms is de hel een goede plaats - als het bewijst dat omdat het bestaat, ook het tegenovergestelde bestaat, de hemel.’ Ik vertaal een gedicht van die mens. (°°°°°°)


(°) Pierre Bourdieu. De regels van de kunst. Wording en structuur van het literaire veld. 1994. Van Gennep, A’dam. Vertaling Rokus Hofstede. De digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren (dbnl) biedt in haar Algemeen letterkundig lexicon terzake een lemma aan: veldtheorie↗︎.
(°°) Karl Marx. De Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte ↗︎.
(°°°) Robert Michels. Sociologie de la bohème et de ses rapports avec le prolétariat intellectuel↗︎.
(°°°°) Ik had ook andere bohèmevoorbeelden kunnen nemen: Paul Verlaine in de gevangenis wegens moordpoging; Arthur Rimbaud als wapenhandelaar; Ginsberg, Burroughs en Kerouac betrokken bij een moord (daar bestaat een film van: Kill Your Darlings; Burroughs en Kerouak schreven er samen een roman over: En de nijlpaarden werden gekookt in hun bassins.)
(°°°°°) In ‘A Definition of the Beat Generation’ sprokkelt Allen Ginsberg vijf bronnen. Blijkt dat ook hier geldt: een goed idee heeft vele vaders. Het essay staat in The Essentional Ginsberg. 2015. Pinguin Random House, UK. 421 pp.
(°°°°°°) Uit Gregory Corso. Mindfield: New and Selected Poems↗︎. 1998. Thunder's Mouth Press; 2nd edition. 292 pp.


De e-boeken van Flor Vandekerckhove zijn gratis, zo ook dit essay. Mail erom: liefkemores@telenet.be↗︎. (Vermeld de titel.)



Geen opmerkingen: