Hieronder
staat een stripscenario bestaande uit 22 platen. Het is vrij van copyright (¢),
en mag bijgevolg door elkeen op om het even welke manier gebruikt worden … Als
ge maar mijn naam vermeldt, want zo gaat het eraan toe in de economie
van de gift . Misschien kan iemand er iets mee aanvangen, ik vraag
niet liever.
Flor Vandekerckhove
De terugkeer van
Machteld van Vlaanderen,
De Coninck Pieter,
Breydel Jan
en Johan de tekenaar
(Scenario)
Plaat
1 — Ik zeg u: zo ziet een grote Vlaamse stad er na de onafhankelijkheid uit —
the day after! We trekken voorbij een merkwaardig stuk lintbebouwing, een lange
rij futuristische bouwsels: nachtclubs, kapsalons, casino’s, hotels, tearooms,
gokkantoren, bars, casino’s en boetieks … Vlaanderen lijkt wel volledig uit fun
te bestaan. Zou het kunnen dat Marc Coucke III alles opgekocht heeft? Hoe dan
ook, bij deze aanblik vraagt een mens zich af waar de mensen wonen die deze
preteconomie draaiende houden. Een ding is zeker: dit kunnen ze niet betalen.
Plaat
2 — Langs die futuristische rij lopen Machteld en Johan. Bij Machteld moogt ge
zeker aan de dochter van Robrecht denken, de roemrijke Leeuw van Vlaanderen. Ze
draagt een lange gothic mantel, want ze komt van vroeger. Haar gezel, Johan, is
van een ander kaliber. Hij is de striptekenaar van dit verhaal. Hoe hij zich
kleedt moet hijzelf maar weten. Vreemd koppel toch. Machteld zegt: ‘Dat is hier
nogal veranderd, zeg.’ En Johan antwoordt: ‘Dat komt door onze pas verworven
onafhankelijkheid hé. Alles is opeens anders.’
Plaat
3 — Aan de overkant van deze rij, en ervan gescheiden door een kanaal, staan
vervallen industriegebouwen. Het contrast met deze kant is indrukwekkend. Ook
daar hangen wel collaboratievlaggen, maar ze zijn vuil en tot op de draad
versleten. Zo luxueus als de ene oever is, zo strontvuil is de andere. Dat valt
zelfs Machteld op, die nochtans uit de Middeleeuwen komt, en qua strontvuil een
en ander gewoon is. Ze schrikt van de aanblik en vraagt: ‘Wat is dat daar?’
Johan antwoordt naar waarheid: ‘Daar bevinden zich degenen die de Vlaamse
welvaart produceren, in de volksmond heten ze de uitgezogenen.’
Plaat
4 — Onze helden stappen een luxueus hotel binnen. De gevel vermeldt de naam:
Hotel In De Vlaamse Canon. Gaan die twee daar kameren? Meer moet ik daar niet aan toevoegen,
ge ziet het allemaal zo voor uw ogen. Inclusief de twijfels die de plaat
oproept.
Plaat
5 — Een luxueuze hotelkamer. Tegen de uitbater, die blijkbaar mee naar boven
gekomen is (ik weet ook niet waarom) zegt Machteld: ‘Oké, ik neem hem.’ Met hem
bedoelt ze natuurlijk niet Johan, maar de kamer. De uitbater antwoordt: ‘Da’s
dan 5250 francken (*), mevrouw.’ Johan haalt de lappen uit de
portefeuille, want hij is ten slotte de mens die Machteld in deze strip tekent,
zonder de tekenaar heeft Machteld geen contouren en zonder contouren hebt ge
ook geen hotelkamer nodig.
(*)
De francken is de munteenheid van de nieuwe Vlaamse staat. Genoemd naar een
nationalistisch politicus uit het begin van de XXIste eeuw.
Plaat
6 — Machteld staat op het balkon van de hotelkamer. Ze kijkt uit over het
kanaal, aan de overkant ziet ze de uitzuiggebouwen staan. In een
gedachteballonnetje denkt ze: ‘Is het daarvoor dat we in 1302 zo hard gestreden
hebben?’ Misschien is dit wel het gepaste ogenblik om uzelf ook eens die vraag
te stellen. Hebt gij dat al eens gedaan? Die vraag gesteld? ‘Is het daarvoor
dat we zo hard gestreden hebben?’ Het is nog niet te laat hé: stel ze nu maar,
terwijl ge verder dit scenario tot u neemt !
Plaat
7 — Aan de overkant, naast zo’n uitzuiggebouw, trekt Machteld de aandacht van
twee ongure types, de ene heet De Coninck Pieter en de andere Breydel Jan. De
eerste draagt een opzichtig Italiaans pak, ge ziet zo dat die mens in de
stoffen zit. Zijn linkeroog is afgedekt, vraag me niet waarom. Jan is een heel
andere man, hij is klein en gespierd, laat ons zeggen dat hij meer van het
slagerstype is. Zij zien de jonge vrouw op het balkon staan. De Coninck wijst
en zegt: ‘Kijk, daar!’ Jan antwoordt in een tekstwolkje: ‘Als dat de dochter
van Robrecht niet is!’ De Coninck weer: ‘Ze komt als geroepen. Net wat we
nodig hebben: vers bloed.’ Deze laatste woorden kunnen u vreemd overkomen, maar
wees geduldig, alles zal u duidelijk gemaakt worden, zeker in woord en
misschien ook in beeld, maar dat hangt niet van mij af, maar van de tekenaar.
Plaat
8 — Waarna De Coninck en Jan het uitzuiggebouw binnengaan. Waardoor de lezer
vermoedt dat we in plaat 9 een inkijk gaan krijgen. En … Jawel hoor.
Plaat
9 — In dat uitzuiggebouw staan massaal veel mensen: hardwerkende Vlamingen (er
zijn geen andere), maar ook Afrikanen, gesluierde IS-weduwen, Chinezen,
Walinnen, allerlei volkstypes. Deze plaat toont voorwaar de realiteit van de
globalisering. In dat uitzuiggebouw staan de mensen, met neerhangende
schouders, in rijen, te wachten om nog meer uitgezogen te worden; ja nog meer
dan ze al zijn, wat je haast niet voor mogelijk houdt, want ze zien er bijzonder
bloedeloos uit. Voor lezers die aan de tekening niet genoeg hebben is er een
tekstblok voorzien: ‘De uitgezogenen wachten geduldig om nog meer uitgezogen te
worden.’
Plaat
10 — De Coninck zegt: ‘Jan, kunt gij het hier alleen aan? Dan ga ik eens tot
bij Machteld.’ Voor Jan is de praktijk van het uitzuigen geen probleem, gewoon
routine. ‘Oké’, zegt hij. Ge merkt: die twee hebben niet veel woorden nodig om
elkaar te verstaan. Dat komt mij goed uit, dan moet ik niet zoveel schrijven.
Plaat
11 — Via de dienstingang van hotel In De Vlaamse Canon glipt De Coninck naar
binnen. Wellicht vraagt deze plaat enige inventiviteit van Johan de tekenaar.
Hij moet op deze plaat duidelijk maken dat het niet de hoofdingang betreft,
want het personeel is in de Vlaamse natie compleet gescheiden van de elite. Ik
weet niet hoe Johan dat zal realiseren, ik ben dan ook geen tekenaar. Hier zal
zijn talent moeten blijken. Of haar talent, want Johan kan wat mij betreft ook
een vrouw zijn of een transgender in deze of gene richting; mocht ik nog
soorten mensen vergeten zijn dan moogt ge die van mij zelf invullen.
Plaat
12 — De Coninck gaat een lange diensttrap op, in kikvorsperspectief, zodat we
zien dat hij van beneden komt en naar boven gaat. ’t Zou ook kunnen in
vogelperspectief, maar ik zie dat niet op die manier voor mijn ogen. Johan zal
er wel ’t zijne/hare mee doen zeker.
Plaat
13 — Hij gaat de lange trap verder op, maar nu in vogelperspectief, zodat we
zien dat hij naar boven gaat. ’t Zou ook kunnen in kikvorsperspectief, maar ik
zie dat nu niet op die manier voor mijn ogen. Johan zal er wel ’t zijne/hare
mee doen zeker.
Plaat
14 — De Coninck klopt op een kamerdeur (deze van Machteld uiteraard, anders
leidt ons dat te ver.) Een tekstballon geeft aan dat Machteld van achter de
deur antwoordt: ‘Binnen!’
Plaat
15 — In de kamer staan Machteld en De Coninck tegenover elkaar. De Coninck
zegt: ‘Heil Machteld, herkent gij me nog? Ik heb destijds uw vader goed gekend.
En ik moet zeggen dat gij als geroepen komt, want de Vlaamse bodem heeft u
nodig. De uitgezogenen hebben dringend behoefte aan vers bloed.’ Ge ziet
Machteld denken: ‘O neen, daar gaan ze weer met hun bloed & bodem.’
Plaat
16 — In de badkamer heeft tekenaar Johan juist een kakje gedaan. Nu staat zhij
met haar/zijn oor tegen de deur. Zhij probeert te verstaan wat er in de kamer gezegd
wordt. Dat valt te begrijpen, want als zhij deze strip wil tekenen dan moet zhij
weten hoe ’t verhaal verder gaat.
Plaat
17 — De Coninck vezelt Machteld iets in het oor. Ze kijkt verschrikt en
roept: ‘Nu al? Zoveel?’
Plaat
18 — We zien De Coninck die alweer de trap afgaat. In zijn GSM zegt hij: ‘Jan? ’t
Is geregeld hoor. Stuur maar een eerste lading.’
Plaat
19 — Jan stuwt zoveel mogelijk uitgezogenen op een scheepje om die het kanaal
over te krijgen. Ik wil me niet met de tekeningen bemoeien, maar ik vermoed dat
Johan zich daarbij laat inspireren door de klimaatvluchtelingen.
Plaat
20 — Deze plaat maakt al ietwat duidelijk welke opdracht De Coninck in
Machtelds oor gevezeld heeft. Heel de diensttrap staat vol bloedeloze
uitgezogenen uit het scheepje. Ze staan tot vlak voor Machtelds deur. Ze
wachten hun beurt af om zich bij Machteld van nieuw bloed te voorzien. Heb ik u
trouwens al gezegd dat dit verhaal over de Vlaamse natievorming pure horror is?
Ha ja, ’t Is een vampierverhaal hé: onze Vlaamse helden zijn uitzuigers hé.
Plaat
21 — Vlak voor de kamerdeur zien we gedetailleerd een eerste bloedeloze
uitgezogen man staan. (Johan, laat u maar eens goed gaan hé. Laat ons maar zien
hoe akelig zo’n bloedeloze uitgezogene eruitziet.) Machteld roept van achter de
deur: ‘Binnen!’
Plaat
22 — Machteld biedt de bloedloze uitgezogen man haar nek aan. Terwijl hij er
zijn tanden in zet, om haar bloed te zuigen, zodat hij weer productief wordt,
denkt ze in zo’n wolkje: ‘Hier ons bloed, wanneer ons recht.’
Einde
Geen opmerkingen:
Een reactie posten