zaterdag 23 januari 2021

Herinneringen aan Jean-Paul Dellaert

— Links Leo Tasseyns, rechts: Jean-Paul — Pol — Dellaert (†) (foto Roy Verhaeghe) —



IN ONZE TIENERJAREN zie ik hem al eens op school, daarna zie ik hem overdag al eens op straat, overnacht zie ik hem al eens op scène (ik lees dat Dellaert bij de Broadway Jazz Gang gespeeld heeft, bij Sir James CompanyThe White FormationThe Bunch, opvolger van The Swallows…) Een collegejongen die in de popscene belandt, zo zijn er niet veel, daarom staat hij op mijn lijstje, Jean-Paul Dellaert (†2017) kan me iets leren.
In mijn herinneringen ziet Pol er onverstoorbaar uit. Ik zie hem onverstoorbaar de Oostendse straten dwarsen, in kroegen leest hij onverstoorbaar de krant. Op podia werkt hij onverstoorbaar de setlist af. Hij straalt de rustige zelfzekerheid uit van iemand die zijn plaats kent. Dat maakt indruk op me (zelf ben ik een leven lang naar mijn plaats op zoek geweest.)
Op 21 maart 2017 staat er in HLN een in memoriam. Aan het woord is cafébaas Pascal 'Passe' Devriendt van de Twilight:
Pol had zijn vaste stoel aan de toog. (…) Zelfs wanneer we loeiharde metal in het café opzetten en iedereen stond te headbangen, bleef Pol rustig aan de toog zijn krant lezen. En tijdens onze oudejaarsfeestjes haalden we alle stoelen weg, maar één kruk aan de bar bleef staan. Die van Pol, zodat hij zijn vaste plek kon innemen.’
Het beeld past perfect in mijn herinnering. Een mens met een vaste plek! Zo ken ik er nog wel. In een taverne van de Oostendse glazenstraat was er een tafel voorbehouden aan een vriendengroepje dat zich ‘de senaat’ noemde: Walter Debrock↗︎, Tony Maeyaert van restaurant Lusitania en nog iemand. Ik denk dat er zelfs naamplaatjes op de ruglening stonden. Mannen met een vaste plaats!
Nooit is er een kroeg geweest waar ik mijn vaste plaats had. Wel bijna. In die tijd baat wijlen Guido Houben in de Oostendse Langestraat café Regisseur uit. Hij moet me iets vragen. Of ik niet regelmatig mijn tijd in zijn etablissement wil doorbrengen. Op een vaste plek voor ’t raam. Daar moet ik, zegt Guido, alleen maar in een boek lezen. Volgens Guido zal dat volk trekken en, vindt hij ook, voor mij is dat maar een kleine moeite. Neen, ik ben daar niet op ingegaan.  

Geen opmerkingen: