— Ooit had ik een boot, een model dat zich laat omschrijven als een catamaran met een daarop gebouwde strandcabine. Even was ik echt the captain of my ship. (foto’s Guido Walters †) — |
Ooit
ben ik een booteigenaar geweest. U ziet ons hier verenigd, de
boot en ik. We bevinden op de LST-helling tegenover de inmiddels ook al verdwenen Kuisbank van de
Oostendse haven. Op de achtergrond een ferry. Net
als dat geldt voor elke booteigenaar, dank ook ik er de twee gelukkigste dagen van mijn leven aan. De eerste wanneer ik hem koop; de tweede als ik hem verkoop. Godver, wat ben ik blij dat ik die boot kwijt ben.
Joop Waasdorp⇲
beschrijft de bezigheden van de bootbezitter. Beter kan ik
het niet zeggen. Het staat in Krabbels op
het water, opgenomen in De Tweede
Ronde en u kunt het hier⇲
helemaal nalezen.
‘(…)
zodat er dan weer klusjes gedaan kunnen worden: in de haven tegen de mast
klapperende lijnen (een specht in de mast heet dat) met binders vrijzetten,
beschadigd kuiphout repareren met een gevonden stukje fineer, klampen op
achterdek die speling vertonen opnieuw aandraaien, wc-emmer, door drukke
werkzaamheden ietwat onfris geworden, grondig reinigen met stankbestrijders,
lege potten wegzetten voor afgewerkte motorolie, grootschoot - dun en
onbetrouwbaar geworden - vervangen door dikkere en gezonde lijn van katoentouw,
waarbij de klamp met twee takelingen van geteerd kabelgaren om de kous wordt
gelegd. Ook moet er nog een nieuwe zak in het vuilnisbakje (bin geheten) en de
vloer geveegd, waarna de voerbak van de hond schoongemaakt moet en enkele
fenders oftewel stootkussens (de oude schippers spraken van kurkenzak) van
nieuwe lijntjes voorzien, en verder moet de vloer van de zelflozende kuip ook
weer eens ontvuild in verband met dat urineren van mij en allerlei rommel en
stof dat door de urine blijft plakken, anders krijg ik zwarte vegen op het
jacht, terwijl verder de directe omtrek van de motoruitlaat van enig zwart
aanbaksel dient ontdaan, en het oliestel schoongemaakt en bijgevuld, alsmede de
celletjes van de accu met gedestilleerd water, waarbij tevens dient
gecontroleerd of de kleren voor de gure tijden niet op de accu hangen, want dan
worden ze door de venijnige zuren totaal weggevreten. En de kussens van de
kajuitbanken moeten nog gelucht en geklopt worden, en de vlag binnengehaald, en
water overgeschonken uit de grote jerrycan in het vooronder in de groene met
het kraantje uit de Hema, waarna dan de asbak geleegd, omdat ik niet naast een
berg sigarettenpeuken wil leven, en de helmstok moet nog tussen de pennen in de
nagelbank gezet met het oog op het schroefwater van de toeristenboten
(vleesponten volgens mijn smaak van vorig jaar) die hier aan de overwal elk uur
hun lading lossen (…)’
Niet
dat het werk daarmee gedaan is, Waasdorp gaat nog een heel eind door. En da’s dan nog maar een dag waarop er niets angstwekkends gebeurt. Neen, veel tijd om te schrijven heeft de booteigenaar niet. Komt het daardoor dat Joop Waasdorp — nochtans een goede schrijver — zo weinig gepubliceerd heeft? Daar
tegenover staat dan weer dat je op zo’n boot ook wel een epifanie kunt ervaren. Het overkomt de dichter Hendrik Marsman⇲ in 1941, hij schrijft het gedicht Lezend in mijn boot. Vervolgens inspireert Marsman er mij mee en samen begeven we ons te water. Ik plaats het gedicht hieronder.
Mijn vriend Hendrik Marsman
Geen opmerkingen:
Een reactie posten