zaterdag 25 november 2023

55 jaar geleden in dezelfde klas, vandaag voor ’t eerst in gesprek

Jozef Passchyn draagt rechts het nummer 36, zelf ben ik daar nummer 3. 
De volle klasfoto vind je onder De jongens van het hoger middelbaar


IN DE BIB van Oostende, waar we afspreken, vraag ik aan wel vier mannen of zij Jozef heten; blijkt dat Passchyn de vijfde is, man aan wie ik ’t niet gevraagd had, omdat ik hem er geenszins in herkende. Begrijpelijk, we zagen elkaar voor ’t laatst… 55 jaar geleden.
Jozef — Jef — Passchyn is een oud-klasgenoot van me, medeleerling uit het laatste jaar van de Wetenschappelijke A-afdeling van ’t college in Oostende. Hebben we daar ooit tegen elkaar gesproken? Jef: ‘Neen, dat denk ik niet. Ik zat vooraan in de klas, op de eerste bank, en jij helemaal achteraan, in een clubje: Jean-Pierre Casier, Freddy Buffel, Jacky Hoogenboom, jij.’  Waarna hij uitlegt wie exact waar zat. Dat hij dat nog weet! Maar ’t klopt wel, ’t waren kameraadschappen die zich op weg naar school, op de tram, gevormd hadden. Jef: ’Ik weet ook nog dat je een jaar primus van de klas geweest bent en dat je altijd wel ’t vak Nederlands als eerste aanvoerde.’ 
Jozef Passchyn (°1950) is een boerenzoon uit Slijpe. Ook die van Slijpe vormden trouwens zo’n kliekje: Daniël Jonckheere (†), Guido De Ruyter (†), Roger Ameloot, Jozef Passchyn… Dagelijks verlieten ze gelijktijdig de studiezalen om de bus naar huis te nemen, onderweg ontstond soortement sociaal leven, waarvoor tijdens de lesuren plaats noch tijd was.
Na ’t middelbaar gaat Jozef Passchyn voor burgerlijk Ingenieur studeren. Dat blijkt te hoog gegrepen, wat hij al vlug inziet, en hij studeert uiteindelijk af als technisch ingenieur. Volgt legerdienst in Duitsland, huwelijk in 1974, een zoon, een paar jaar als technisch ingenieur in dienstverband, tot hij in Oostende een zelfstandige zaak start, als installateur, gespecialiseerd in brandertechnieken. In 1980 verhuist die zaak naar een nieuwbouw op het industriepark op de Oostendse Konterdam, waar Passchyn z’n Sanicenter uitbouwt, met toonzaal en vier man die voor plaatsing en onderhoud zorgen. Later maakt hij er een doe-het-zelfzaak van en zijn beroepsloopbaan rondt mooi af wanneer Sax Sanitair z’n onderneming overneemt. Die bestaat vandaag trouwens nog steeds. Jozef Passchyn woont nu in Torhout, met zijn echtgenote: ‘Ze bloeit helemaal open nu ze met kleinkinderen in de weer is.’
Dat ik ’s mans leven al te vluchtig in zo’n korte alinea samenpers, komt doordat ik nog iets anders wil zeggen. Dat Jef en ik dit gesprek nu voeren heeft met een oproep mijnentwege te maken. Die luidde ongeveer als volgt: ‘Oude oud-makkers, misschien hebt u op zolder wel een documentje uit 1968 liggen waarop wij, laatstejaars, aangeven welke hogere studierichting we willen aanvangen.’ Jozef bezorgt me kort daarop die lijst; misschien is hij wel de enige die het documentje een halve eeuw lang heeft bijgehouden. In de voorbereiding op ons gesprek doet hij nog meer. Hij zet het internet in om info over elk van die klasmakkers te verzamelen: Infobel, online telefoonboek; hij speurt op Facebook; passeert sites die aan stamboomonderzoek doen; komt op pagina’s van plaatselijke politieke partijen terecht; stoot op sites van wielertoeristen; passeert lijsten van bestuurders, zaakvoerders en commissarissen; kijkt met aandacht naar rouwadressen op doodsbrieven… Waardoor ik nu onverwachts, en helemaal dank zij Jef, over coördinaten beschik van omzeggens al de jongens uit die afstudeerklas, ook van degenen die ik nooit meer dacht te kunnen traceren. ‘Misschien,’ zeg ik tegen Jef, ‘moeten we samen deze of gene eens opzoeken. En de vragen van Paul Jambers stellen: Wie zijn ze, wat doen ze, wat drijft hen.’ Ik zie Jef denken dat ik die vragen dan toch beter in de voltooid verleden tijd stel.



NADAT HET LEVEN me van stad naar stad gevoerd had, van werk naar werk en van vrouw naar vrouw, streek ik moegestreden in Bredene neer, waar ik ook mijn jeugd had doorgebracht. Daar startte ik een schrijfproject dat onderzocht hoe het er bij anderen aan toegegaan was. Ik delfde sporen op van speelmaatjes en schoolmakkers. Soms was dat een doodlopend spoor, mijn zoektocht naar Patrick Van Molle liep bijvoorbeeld dood vlak voor zijn deur in ’t Brusselse, maar ik hield er wel een goed verhaal aan over. Meestal leidde het naar een leuk gesprek, zoals dat hierboven, of dat met Jean-Pierre Casier , Caroline Slabbinck en Marc Van Middelem. Of met Hubert Derdeyn aka Huub OnziaRob(ert) TasWilfried Laforce, Freddy Versluys en Ivan Steen, Ivan Schamp, Marc Cromphout, René Deweert, Jean-Pierre BoentgesHugo Pauwels , Marc Loy, Noël Denys, Daniël Gunst. en Roger Passchyn. Al schrijvend nam ik u hier mee naar herinneringen aan Marie-José Smets, Of naar trieste verhalen, omdat de protagonisten overleden waren, zoals dat het geval is bij Marcel Van Paemel, Jacques ChandlerKoen LeveckeJan Vandenbussche en Roland Bogaert. Soms leidde het naar nevenverhalen, zoals dat na het overlijden van Jean-Paul Dellaert(†), of over de vader van Bernard Vanneuville en deze van Werner Verbiest. En een enkele keer gebeurt ook het omgekeerde: iemand volgt een spoor dat bij mij uitkomt, dat is wat Gerdje Noels gedaan heeft, en ook dat heeft een mooi stukje opgeleverd. [Wie zich afvraagt waarom hzij niet op die lijst staat, laat me iets weten: wat niet is, kan komen: florvandekerckhove@telenet.be.] 
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

1 opmerking:

Marc Loy zei

Dag Flor,

Ik zit onder de Spaanse zon ('t is te zeggen over een half uurtje komt die op uit de Middellandse Zee). Eindelijk de tijd om je 'klasgenoten' te lezen. Een toffe mixt: zoveel jaren vijftiger en zestiger nostalgie op een mediterraan bedje geserveerd. Merci.
Marc