CLOSE READING is ook nauwlettend luisteren, in dit geval naar wat de schrijver zegt in Haruki Murakami and Jazz⇲:
‘Een mens is als een huis met twee verdiepingen. De benedenverdieping is voorzien van een hall en een woonkamer. Op de eerste verdieping zijn de kamers van de gezinsleden. Ze genieten ervan daar naar muziek te luisteren en boeken te lezen. Op de eerste ondergrondse verdieping bevindt zich een ruïne, gevuld met herinneringen van mensen. Op de tweede ondergrondse verdieping is er een ruimte gevuld met duisternis. Hoe diep die is? Niemand weet het. Door af te dalen naar de eerste ondergrondse verdieping, kunnen mensen verhalen en muziek schrijven. Maar ik geloof niet dat dergelijke werken de harten van mensen raken. Dat zei F. Scott Fitzgerald al: “Als je een verhaal wilt vertellen dat anders is dan andere, gebruik dan woorden die anders zijn dan andere.” De muziek van Thelonious Monk is zo uniek dat we niet kunnen geloven dat hij zijn muziek op populaire instrumenten zoals de piano speelde. De diepte van dit soort kunst kan de harten van mensen raken. Deze kunstenaars vonden een manier om af te dalen naar de tweede ondergrondse verdieping.’
Murakami’s beeldspraak herinnert me aan Vijf kelderverhalen⇲ die ik in 2014 postte. Nu ik ze herlees, zie ik nogal wat onvolkomenheden, maar onderstaande, korte passage wil ik toch graag aan de vergetelheid ontrukken:
MAMA DRAAIDE het slotje om en ik begon aan mijn ontdekkingsreis. Mijn tactiek was simpel, zoals je dat van zo’n jong kind ook wel verwacht. Ik keek en keek en keek en fantaseerde wat ik zag. Spinnen die daar wel degelijk waren, kregen al gauw gezelschap van een muis die daar misschien ook was en van een rat die er hopelijk niet was. Die beesten werden gevolgd door mollen, regenwormen, varkens, katten, honden, slangen, een aapje dat op een miniversie van King Kong leek, twee krokodillen die uiteraard via het riool in de kelder terecht kwamen en elkaar gelukkig meteen opaten, een kelderkip met vier poten, inktvissen die niet alleen op eigen kracht uit zee kwamen maar ook veelarmig door onze straten kropen tot ze via ’t keldergat naar binnen gleden, haaien, boze wolven die sneeuwwitje opgegeten hadden, vette waterkoeien waarvan een mens zich afvraagt hoe die door dat keldergat geraakt waren, groene strandarenden, gore reptielen allerhande die ik wel kon tekenen maar niet benoemen en die vanuit exotische streken op de geur van zonneolie afkwamen, lieve eenhoorns die me toelachten, domme emoes die een kolkend geluid maakten… Alles passeerde de revue, een opzienbarende stoet van mogelijkheden en onmogelijkheden, die me vreemd genoeg niet belette om op de keldertrap in slaap te vallen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten