— Zo een waarvan ge de armen kunt uittrekken. — |
Het leven van een neet was in die tijd geen sinecure. Klein Lowietje
hield er slaapproblemen aan over. Zijn moeder zei dat hij moest lezen tot
wanneer hij in slaap viel. Ze bedoelde bidden. Zo ging dat in die tijd, men zei
lezen maar men bedoelde bidden. Wanneer de neet speelgoed liet rondslingeren was ‘t
van Orde en netheid leiden tot God. Hij
was een sloddervos, kansloos voor het hiernamaals en vijftien jaar later verliet
hij dan ook onze moeder de heilige kerk om in de diaspora een vreugdevoller
bestaan op te zoeken.
Toen was hij echter zover nog niet. Hij had eerst een lange tocht door
het vagevuur te gaan. Dat vagevuur zag er soms alzo uit. Die dag verplichtte zijn
moeder hem om haar vergiffenis te vragen. En wel voor iets waarvan hij vond dat
ik het niet gedaan had. Hij weigerde, want een neet vraagt geen vergiffenis
voor iets wat hij niet gedaan heeft. Moeder steigerde en begon hem met haar
pantoffel te slaan, vlam vlam vlam en
gij zult vergiffenis vragen. Tussen zijn
intens vloeiende tranen ontwaarde Klein Lowietje op de schoorsteenmantel het
beeld van het Heilig Hart, zo een waarvan ge de armen kunt uittrekken. Dat
beeld kwam hem te hulp. Het bewoog Zijn uitneembare armen, wees met Zijn vinger
naar Zijn bloedend hart, sprak en zeide: Ge
Moet Haar Een Loer Draaien. Dat was een echt mirakel, dat ziet ge aan de
hoofdletters waarmee het beeld tot Klein Lowietje sprak. De neet rechtte het
hoofd, keek in trance naar het beeld, strekte zijn armen en sprak met trillende
edoch luide stemme: Ik vraag alleen vergiffenis aan God! Zijn moeder ging nu echt door het dak. Het regende
pantoffelslagen op zijn netenhoofd, maar dat kon hem niet langer deren, want hij
was een martelaar geworden. De naam van Lowietje de Neet werd
toegevoegd aan deze van Sebastiaan, Stefanus, Ignatius van Antiochië,
Polycarpus van Smyrna, Cyprianus, Perpetua & Felicitas; allemaal martelaren. En daarna was het bedtijd.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten