| In Galessie, gemeente van Arcambal, wijs ik als een doorgewinterde reisgids de plaatselijke begroeiing aan, getuigend van enig microklimaat rond Cahors. |
Nu reizen we in ’t ongewisse. Zoals ook vandaag weer. Ik parkeer de camper aan de rand van Galessie, een voorschoot groot. Ik schat dat ik me op zo’n twintig kilometer van Cahors bevind. Microklimaat aan de flora te zien. Tania zit door haar wandelgidsen heen en wandelt op de tast van Concots, waar we overnachtten, naar hier, ze schat de afstand tussen twintig en dertig kilometer. Onderweg stapt ze dwars door Saint-Cirq waarover ik gisteren berichtte in Wat deed André Breton in die toeristenval.
Niet alleen het reizen is nu anders, ook het schrijven is dat. Vroeger was er wel altijd iets over Vabre te vertellen, waar mijn huisje stond. Nu schrijf ik compleet in ’t ongewisse, in analogie met de mij onbekende kanten die de GR 36 opgaat. Ik parkeer de wagen waar Tania denkt uit te komen, kijk om me heen en ga aan de slag, in wat uiteindelijk de kroniek van de reis blijkt te zijn, dit is al het tiende stukje.
Niet alleen reizen en schrijven zijn anders, álles is anders! In mijn bagage zitten twee e-readers, bevattend zo’n vijfhonderd boeken. Daarnaast heb ik nog twee papieren boeken over de Pyreneeën uit de bib gehaald. Hoeveel boeken blijk ik onderweg te lezen? GEEN! In mijn tas zit ook de hele filmografie van de Coen brothers, voldoende films om er elke avond een te consumeren. Naar hoeveel films kijk ik tijdens deze reis? NUL! En dit is wat we ’s avonds wél doen: na de baguette met Boursin kijken we hoe een al te late hagedis huiswaarts vliedt. Dan valt de nacht plotsklaps over berg & dal. In ’t pikkedonker halen we de stoeltjes binnen. ’s Nachts leren we een belangrijk verschil kennen tussen de uil en de oehoe: de oehoe zegt oehoe, maar de uil zegt niet uil.
Flor Vandekerckhove⇲
(Morgen het laatste deel van deze reiskroniek.)
Niet alleen het reizen is nu anders, ook het schrijven is dat. Vroeger was er wel altijd iets over Vabre te vertellen, waar mijn huisje stond. Nu schrijf ik compleet in ’t ongewisse, in analogie met de mij onbekende kanten die de GR 36 opgaat. Ik parkeer de wagen waar Tania denkt uit te komen, kijk om me heen en ga aan de slag, in wat uiteindelijk de kroniek van de reis blijkt te zijn, dit is al het tiende stukje.
Niet alleen reizen en schrijven zijn anders, álles is anders! In mijn bagage zitten twee e-readers, bevattend zo’n vijfhonderd boeken. Daarnaast heb ik nog twee papieren boeken over de Pyreneeën uit de bib gehaald. Hoeveel boeken blijk ik onderweg te lezen? GEEN! In mijn tas zit ook de hele filmografie van de Coen brothers, voldoende films om er elke avond een te consumeren. Naar hoeveel films kijk ik tijdens deze reis? NUL! En dit is wat we ’s avonds wél doen: na de baguette met Boursin kijken we hoe een al te late hagedis huiswaarts vliedt. Dan valt de nacht plotsklaps over berg & dal. In ’t pikkedonker halen we de stoeltjes binnen. ’s Nachts leren we een belangrijk verschil kennen tussen de uil en de oehoe: de oehoe zegt oehoe, maar de uil zegt niet uil.
Flor Vandekerckhove⇲
(Morgen het laatste deel van deze reiskroniek.)
Op ’t einde van de reis reden we via l'Occitane huiswaarts. Toen we tussen Brive en Ussac de Corrèze traverseerden, zagen we boven de horizon het gevleugelde paard Pegasus vliegen. Meer nog dan de melding van de boordcomputer — band linksachter lijdt drukverlies — was dat een vermeldenswaardig reisfeit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten