donderdag 16 februari 2012

Majakovski


‘Degenen die met ons willen samenwerken, krijgen van ons de ruimte. In een tijd als deze is neutraliteit onmogelijk. De school kan niet neutraal zijn, de kunst kan niet neutraal zijn, de literatuur kan niet neutraal zijn. Kameraden, er is geen keus. En ik zou u willen aanraden de kant van de arbeidersklasse te kiezen.’ Het zijn de woorden van Zinovjev, een van de leidende figuren van de Russische bolsjewieken.  Hij sprak ze uit in september 1918.
Vele kunstenaars gaven gevolg aan de oproep en niet in de laatste plaats de avant-gardekunstenaars, de ‘futuristen’, waartoe ook de Russische dichter Vladimir Majakovski (verder afgekort tot M.) behoorde. Die futuristen verwierpen realistische literatuur. Ze waren de mening toegedaan dat de nieuwe tijden aan de schrijvers niet alleen een nieuwe inhoud vroeg, maar ook nieuwe vormen. Vanaf de herfst van 1918 werden ‘avant-garde’, ‘linkse kunst’, ‘futurisme’ min of meer synonieme begrippen.
Toch hadden de nieuwlichters het niet gemakkelijk om hun werk gepubliceerd te krijgen.  Vanaf 1921 wordt het zelfs extra moeilijk. ‘In de Russische cultuurgeschiedenis is 1921 een keerpunt. In dat jaar maakte de bolsjewistische partij voor het eerst duidelijk dat ze de volledige controle wilde houden over het culturele leven en niet van plan was afwijkingen van de realistische norm te dulden.  En in 1921 werd het M. duidelijk dat de hoogste partijleiding niet alleen negatief tegenover hem stond, maar hem ronduit vijandig gezind was.’ Voorwaar een moeilijke situatie voor een dichter die de revolutie wil steunen: ‘(…) hij was oprecht in zijn ambitie om zijn pen in dienst te stellen van het volk met alles wat dat inhield aan vereenvoudiging (…)’. Zijn lyrische impulsen hield hij voortaan voor zijn liefdespoëzie geïnspireerd door zijn muze Lili Brik.  Daarnaast stelde hij zijn creativiteit ten dienste van het volk, de staat, de partij.
Dat lukt evenwel niet altijd goed. Omdat hij als futurist met de vorm blijft experimenteren krijgt hij de kritiek ‘onbegrijpelijk’ te zijn.  Hij verdedigt zich luid en krachtig: ‘Het eerste waar ik de aandacht van de kameraden wil op vestigen is hun merkwaardige uitspraak “ik begrijp het niet”. (…) Het enige wat ik erop kan zeggen is: “Studeer.”’. Volgens M. voeren de arbeiders en de futuristen dezelfde strijd: de eersten hebben tot doel het communisme op te bouwen en de futuristen willen een cultuur scheppen die met deze nieuwe maatschappij harmonieert. Het enthousiasme waarmee hij het volk benadert is evenwel niet wederzijds. De arbeiders zien het futurisme als een uiting van een in wezen burgerlijke esthetiek.
In 1928 breekt M. met LEF (links front van de kunsten), de organisatie van de futuristen waarin hij zelf de eerste viool speelt: ‘De literatuur als doel op zich moet plaatsmaken voor het werk in opdracht van de maatschappij (…)’.  Maar hij blijft wel de futuristische esthetiek verdedigen.’ In 1929 richt hij een nieuwe groep op, REF, het revolutionaire front van de kunsten: ‘Voor ons gaat het doel boven zowel de inhoud als de vorm,’ en ‘alleen literaire methoden die naar het doel leiden zijn goed.
Maar het helpt hem niet echt om door de communisten aanvaard te worden. ‘(…) in het deel van de Sovjetencyclopedie dat in januari 1930 verscheen (werd) geconstateerd dat “Majakovski’s anarchistische en individualistische opstand in wezen burgerlijk is” (…)’.
Op 4 december 1929 meldt de Pravda dat de RAPP (Russische Proletarische Arbeiders Associatie) het werktuig van de partij is op literair gebied. M. heeft tot dan toe het vormelijk realisme van de RAPP steeds bestreden en de RAPP van zijn kant verwerpt even hard het futurisme.  Op 31 januari 1930 maakt de Pravda evenwel duidelijk dat er niet veel keuze meer rest voor de schrijvers: ‘(…) ofwel je aansluiten bij het kamp van oprechte bondgenoten, ofwel verstoten worden naar de rijen van burgerlijke schrijvers…’.
Iedereen is echter verwonderd wanneer M. zich bij deze RAPP aansluit. ‘In zijn aanvraag verklaarde M. dat hij in literatuurpolitieke kwesties helemaal op de lijn van de partij zat, zoals die door de RAPP werd vertegenwoordigd; en wat betreft de “artistieke meningsverschillen”, die konden ze “tot nut van de proletarische cultuur” binnen het kader van de organisatie oplossen.’  Maar wanneer zijn toneelstuk Het badhuis op 17 maart in première gaat wordt hij desalniettemin hard aangevallen door een RAPP-criticus. Het wordt M. duidelijk dat de leiding van de RAPP niet van plan is ook maar een spaander van zijn werk heel te laten.
Hij vindt hier en daar nog bijval, maar M. is moegestreden. Hij wordt depressief. Op 14 april schiet hij zich een kogel door het hoofd.  ‘De zelfmoord was natuurlijk het resultaat van een heleboel verschillende factoren, persoonlijke, beroepsmatige, literatuurpolitieke— en zuiver politieke. M. was de laatste jaren gaandeweg tot het inzicht gekomen dat zijn diensten niet meer gewenst waren, dat hij geen vanzelfsprekende plaats had in de maatschappij die vorm begon te krijgen en waarin de literatuur en de literatuurpolitiek in steeds sterkere mate gedomineerd werden door mensen wier kwalificaties niet in de eerste plaats literair waren.’  In zijn afscheidsbrief maakt hij duidelijk dat hij geen uitweg meer ziet. 
Hij krijgt een staatsbegrafenis en er wordt een berg naar hem genoemd.
Flor Vandekerckhove

Bengt Jangveldt, Een leven op scherp, De legendarische dichter Vladimir Majakovski 1893-1930.  Uitgeverij Balans. ISBN 978 94 600 3204 2.

Geen opmerkingen: