‘Degenen die met ons willen samenwerken, krijgen van ons de ruimte. In een tijd als deze is neutraliteit onmogelijk.
De school kan niet neutraal zijn, de kunst kan niet neutraal zijn, de
literatuur kan niet neutraal zijn. Kameraden, er is geen keus. En ik zou u
willen aanraden de kant van de arbeidersklasse te kiezen.’ Het zijn de
woorden van Zinovjev, een van de leidende Russische bolsjewieken. Hij sprak ze uit in september 1918.
Veel kunstenaars gaven gevolg aan de oproep en niet in de laatste plaats de ‘futuristen’, waartoe ook Vladimir Majakovski (verder afgekort tot M.) behoorde. Die futuristen
verwierpen realistische literatuur. Ze waren de mening toegedaan dat de nieuwe
tijden aan de schrijvers niet alleen een nieuwe inhoud vroeg, maar ook nieuwe
vormen. Vanaf de herfst van 1918 werden ‘avant-garde’, ‘linkse kunst’, ‘futurisme’
min of meer synonieme begrippen.
Toch hadden
de nieuwlichters het niet gemakkelijk om hun werk gepubliceerd te krijgen. Vanaf 1921 wordt dat zelfs extra
moeilijk. ‘In de Russische
cultuurgeschiedenis is 1921 een keerpunt. In dat jaar maakte de bolsjewistische
partij voor het eerst duidelijk dat ze de volledige controle wilde houden over
het culturele leven en niet van plan was afwijkingen van de realistische norm
te dulden. En in 1921 werd het M.
duidelijk dat de hoogste partijleiding niet alleen negatief tegenover hem
stond, maar hem ronduit vijandig gezind was.’ Voorwaar een moeilijke
situatie voor een dichter die de revolutie wil steunen: ‘(…) hij was oprecht in zijn ambitie om zijn pen in dienst te stellen
van het volk met alles wat dat inhield aan vereenvoudiging (…)’. Zijn
lyrische impulsen hield hij voortaan voor zijn liefdespoëzie, geïnspireerd door
zijn muze Lili Brik. Daarnaast
stelde hij zijn creativiteit ten dienste van volk, staat, partij.
Dat lukt niet altijd goed. Omdat hij als futurist met de vorm blijft experimenteren krijgt
hij de kritiek ‘onbegrijpelijk’ te
zijn. Hij verdedigt zich luid en
krachtig: ‘Het eerste waar ik de aandacht
van de kameraden wil op vestigen is hun merkwaardige uitspraak “ik begrijp het
niet”. (…) Het enige wat ik erop kan zeggen is: “Studeer.”’ Volgens M.
voeren de arbeiders en de futuristen dezelfde strijd: de eersten hebben tot
doel het communisme op te bouwen en de futuristen willen een cultuur scheppen
die met deze nieuwe maatschappij harmonieert. Het enthousiasme waarmee hij het volk
benadert is evenwel niet wederzijds. De arbeiders zien het futurisme als een
uiting van een in wezen burgerlijke esthetiek.
In 1928
breekt M. met LEF (links front van de kunsten), de organisatie van de futuristen
waarin hij zelf de eerste viool speelt: ‘De
literatuur als doel op zich moet plaatsmaken voor het werk in opdracht van de maatschappij
(…)’. Maar hij blijft wel de
futuristische esthetiek verdedigen.’ In 1929 richt hij een nieuwe groep op,
REF, het revolutionaire front van de kunsten: ‘Voor ons gaat het doel boven zowel de inhoud als de vorm,’ en ‘alleen literaire methoden die naar het
doel leiden zijn goed.’
Maar het
helpt hem niet echt om door de communisten aanvaard te worden. ‘(…) in het deel van de Sovjetencyclopedie
dat in januari 1930 verscheen (werd)
geconstateerd dat “Majakovski’s anarchistische en individualistische opstand in
wezen burgerlijk is” (…)’.
Op 4
december 1929 meldt de Pravda dat de RAPP (Russische Proletarische Arbeiders Associatie) het
werktuig van de partij is op literair gebied. M. heeft tot dan toe het
vormelijk realisme van de RAPP steeds bestreden en de RAPP
van zijn kant verwerpt even hard het futurisme. Op 31 januari 1930 maakt de Pravda evenwel duidelijk dat er
niet veel keuze meer rest voor de schrijvers: ‘(…) ofwel je aansluiten bij het kamp van oprechte bondgenoten, ofwel
verstoten worden naar de rijen van burgerlijke schrijvers…’. Iedereen is verwonderd wanneer M. zich bij deze RAPP aansluit. ‘In zijn aanvraag verklaarde M. dat hij in literatuurpolitieke kwesties
helemaal op de lijn van de partij zat, zoals die door de RAPP werd vertegenwoordigd; en wat betreft de “artistieke meningsverschillen”, die konden
ze “tot nut van de proletarische cultuur” binnen het kader van de organisatie
oplossen.’ Maar wanneer zijn
toneelstuk Het badhuis op 17 maart in
première gaat, wordt hij desalniettemin hard aangevallen door een RAPP-criticus.
Het wordt M. duidelijk dat de leiding van de RAPP niet van plan is ook maar een
spaander van zijn werk heel te laten.
Hij vindt
hier en daar nog bijval, maar M. is moegestreden. Hij wordt depressief. Op 14
april schiet hij zich een kogel door het hoofd. ‘De zelfmoord was
natuurlijk het resultaat van een heleboel verschillende factoren, persoonlijke,
beroepsmatige, literatuurpolitieke— en zuiver politieke. M. was de laatste
jaren gaandeweg tot het inzicht gekomen dat zijn diensten niet meer gewenst
waren, dat hij geen vanzelfsprekende plaats had in de maatschappij die vorm
begon te krijgen en waarin de literatuur en de literatuurpolitiek in steeds
sterkere mate gedomineerd werden door mensen wier kwalificaties niet in de
eerste plaats literair waren.’ In zijn afscheidsbrief maakt hij duidelijk dat hij geen uitweg meer ziet.
Hij krijgt
een staatsbegrafenis en er wordt een berg naar hem genoemd.
Bengt
Jangveldt, Een leven op scherp, De legendarische dichter Vladimir Majakovski
1893-1930. Uitgeverij Balans. ISBN
978 94 600 3204 2.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten