dinsdag 27 februari 2018

Filosofie voor de gewone man


— Van links naar rechts: een Duits, een Frans en een Angelsaksisch toilet. Leert het verschil ons iets over de filosofische tradities? —

Slavoj Žižek  de Elvis van de culturele theorie — is een intellectueel waarover zoveel te vertellen valt dat ik er niet eens aan begin. In onderstaand fragment, uit The Plague of Fantasies, draait hij voortdurend rond de pot. Ik vertaal:
 ‘In een traditioneel Duits toilet bevindt het gat, waarin de stront na het doorspoelen verdwijnt, zich vooraan, zodat de stront eerst voor ons ligt om er aan te ruiken en hem op ziektesporen te onderzoeken. In het typische Franse toilet daarentegen bevindt het gat zich achteraan, d.w.z. dat de stront verondersteld wordt zo rap mogelijk te verdwijnen. Het Amerikaanse (Angelsaksische) toilet tenslotte vertegenwoordigt een synthese, een bemiddeling tussen die tegengestelden: de toiletkom staat vol water, zodat de stront erin drijft, zichtbaar, maar niet om onderzocht te worden. […] Het is duidelijk dat geen van die versies in louter utilitaire termen uitgelegd kan worden: elk houdt een bepaalde ideologische perceptie in van hoe het subject zich tot zijn stoelgang verhoudt. Hegel behoorde tot de eersten om in de geografische triade van Duitsland, Frankrijk en Engeland een uitdrukking van drie verschillende existentiële gedragingen te zien: reflectieve doordachtheid (Duits), revolutionaire gehaastheid (Frans), utilitair pragmatisme (Engels). In politieke termen kan deze triade gelezen worden als Duits conservatisme, Frans revolutionair radicalisme en Engels liberalisme. […] Het toilet heeft het voordeel dat we deze triade niet alleen in haar meest intieme gebied kunnen waarnemen, maar ook het onderliggende mechanisme kunnen benoemen van de verschillende houdingen tegenover overtolligheid: een tweeslachtige contemplatieve fascinatie; een wens om er zo vlug mogelijk vanaf te geraken; een pragmatische beslissing om het als iets gangbaars te beschouwen en het op een passende manier te verwijderen. Het is gemakkelijk voor een academicus om aan een ronde tafel te stellen dat we in een postideologisch universum leven, maar wanneer hij, na de verhitte discussie, het toilet bezoekt, bevindt hij zich weer kniehoog in ideologie.’
Daar valt echt niets aan toe te voegen, behalve misschien dit citaat van drs. P., uit De gezusters Karamazov. Ik wil het al lang gebruiken, maar kon er tot nu nooit een geschikte plaats voor vinden: En de kanarie sprak: Tjiep tjiep tjiep tjiep.’
Flor Vandekerckhove

zondag 25 februari 2018

Ik bespaar u de details

Mong moet een maagdelijk bewijs van goed gedrag & zeden afleveren en dat heeft hij niet. Ik bespaar u de details. Om het bord schoon te vegen trekt hij naar meneer Delanghe die zoiets kan regelen.
’t Is iets uit de vorige eeuw. Het valt me te binnen omdat meneer Delanghe me onlangs een mail gestuurd heeft. Ik bespaar u de details.
Na het bezoek aan meneer Delanghe gaat Mong een glas drinken. Dat loopt een beetje uit de hand en wanneer hij thuiskomt vindt hij daar al een brief, ondertekend door meneer Delanghe. Die klus heeft hij vlug geklaard, denkt Mong. Blijkt helaas dat de brief alleen een bede bevat. Mong leest die met tegenzin, maar betaalt toch het voorschot dat meneer Delanghe vraagt om aan de slag te gaan. Vervolgens verneemt Mong niets meer.
We zijn allemaal maten in die tijd, mijnheer Delanghe, Mong, ik, wij, iedereen. We vinden dat verhaal een goeie grap. Typisch meneer Delanghe, zegt iedereen, en we slaan een bladzijde om in het boek dat we aan ’t lezen zijn.
Vele maanden later wordt Mong op het politiebureau ontboden. Het bord, zegt de hoofdflik, is nog steeds niet schoongeveegd. Dat komt, zegt hij ook, doordat meneer Delanghe de aanvraag verknoeid heeft. ‘Was het hier gewoon zelf komen vragen’, zegt de flik aan Mong, ‘dan was de zaak al lang geregeld.'
Meneer Delanghe heeft zijn werk niet goed gedaan, maar naar zijn voorschot kan Mong fluiten. Ook dat vinden we een goeie grap. Typisch meneer Delanghe, zegt iedereen, en we lezen verder in ons boek.
Tot zover de vorige eeuw. Intussen zijn we al lang geen maten meer, meneer Delanghe, Mong, ik, iedereen. Soms heeft dat met voorschotten te maken, soms met aflossingen, soms met tegoeden, afrekeningen en facturen. Of 't gaat over achterstallen. Ik bespaar u de details. We lezen haastig verder, want we naderen het laatste hoofdstuk van ons boek.
Flor Vandekerckhove

vrijdag 23 februari 2018

Voorheen Rosseel, thans Amigo



De fotomontage verzamelt vier keer het huis op de hoek van de Duinen- en de Golfstraat in Bredene. De zwartwitfoto dateert uit de vroege jaren vijftig, twee kleurenfoto’s heb ik gemaakt tijdens de afbraakwerken in 2018. Boven neemt het toestel het huis telkens van links in het vizier, onderaan doet het dat van rechts. De foto onderaan rechts toont de nieuwbouw die nu de plaats inneemt: residentie Amigo.
Zelf heb ik het afgebroken huis en zijn bewoners goed gekend. Ik herinner me Camiel en Jozef — a.k.a. Tsjeppen — Rosseel die er woonden, mannen met petten. Hun echtgenotes herinner ik me dan weer niet, misschien komt dat wel doordat die zich vooral binnenshuis ophielden. Ik herinner me hun kinderen, die al volwassen waren toen ik klein was: Georgette, Georges, Gerard, Agnes en Yolande. Die laatste bleef alleen in dat grote huis wonen, tot vlak voor haar dood.
Destijds was het een plek van grote bedrijvigheid. De Rosseels waren vrachtvoerders. Georges, Gerard en Jozef waren chauffeurs, Camiel coördineerde de zaak. Rechts van het hoekhuis was een plein waar de vrachtwagens op- en afreden. Achteraan bevonden zich de garages. Ik denk dat er ook een dieselpomp stond.
Op de hoek, onder de uitbouw van de eerste verdieping, plachten de mannen uit de buurt al eens te verzamelen om er de voorbije dag te bespreken. Werd die stek een leugenaarshoekje genoemd?

[De Laatste Vuurtorenwachter post dit stukje in 2018. In 2021 redigeer ik het opnieuw, ten behoeve van enkele FB-groepen die zich over Bredene buigen.]

woensdag 21 februari 2018

Doorweekte zenuwen


Dat ik de stortvlaag te vlug af zou zijn bleek een deerlijke misrekening. Kletsnat zette ik mijn tocht voort naar de meest nabije tramhalte die helaas niet echt nabij was. Tegen de tijd dat ik er aankwam was ik doorweekt. In het wachthokje stonden twee kurkdroge vrouwen luidruchtig over de klimaatverandering te discussiëren. Iets wat mijn doorweekte zenuwen geenszins wilden aanhoren. Daarom wenste ik vurig dat de tram me van dat gesprek zou verlossen. Terwijl we daar veel te lang samen stonden — zij kurkdroog en ik doorweekt — kwam een van die vrouwen vlak in mijn gezichtsveld staan. Ze wilde weten wat ik ervan dacht, van de klimaatverandering. Ik zei: ‘Madam, madam…’ en nam de vlucht voorwaarts. Terwijl de regen met bakken op mijn alreeds doorweekte wezen neerstortte, nam ik de natte weg naast de tramsporen, verwensingen uitend aan het droge deel der mensheid. Tweehonderd meter verder raasde de tram me voorbij. De twee droge vrouwen zwaaiden. Een bliksemschicht doorkliefde het zwerk. Die raakte helaas de tram niet.
Flor Vandekerckhove

maandag 19 februari 2018

Herinneringen aan Herman Vermeulen


— Herman Vermeulen (°1948 - †2003) —
Hij had het eerst in Antwerpen geprobeerd en nu deed hij dat in Gent. Daar leerde ik hem kennen terwijl hij om een lief aan ’t treuren was. We werden dronken en we werden maten.
Het was 1968 en we genoten van het leven en van de meisjes die onze weg kruisten. We leefden rijk als ’t kon en arm als ’t moest. Rijk was voor ’t begin van de week, dan verorberden we het eten dat we van thuis meekregen, arm leven deden we als dat op was. Herman was in veel mijn leidsman, hij wist bijvoorbeeld dat we ons op zondagavonden naar de uitgangsbuurt moesten begeven omdat de coiffeuses dan — maandag rustdag ­— op pad waren. 
We zijn elkaar ook na onze studententijd blijven zien. Achter het station had hij een hofje met eigen kweek. Van hem kreeg ik mijn eerste joint te smoren. Van hem kreeg ik ook mijn eerste Lenin te lezen, Staat en revolutie, waarin ik las dat Lenin de economie naar het voorbeeld van de posterijen wilde reorganiseren. Voor mijn geestesoog verscheen het postkantoor van Bredene, waar het altijd heel lang wachten was. Dat leek me niet iets om na te streven. Misschien werd mijn lezing beïnvloed door de joint, want ik moest er ook hard om lachen; iets wat anders zelden gebeurt als je Lenin leest.
We hebben samen aan menig betoging geparticipeerd. De laatste waar we samen naartoe trokken was deze in Brussel, tegen de Spaanse dictator Franco. Die had in 1975, vlak voor hij — eindelijk! — stierf, nog vijf mensen laten executeren. Ik herinner me dat Herman en ik erg kwaad waren, net als al de anderen die aan die betoging deelnamen. Mijn echtgenote, die ons daar naartoe gevoerd had, wist niet goed wat ze meemaakte.
Was Herman toen al bij Amada? Of was hij er daar al weer weg? Werkte hij toen nog als interimarbeider of was hij al de vaste filmoperateur van Studio Skoop? Woonde hij toen al/nog in de Kozijntjesstraat, waar hij het hoekhuis deelde met een activist van de scholierenbeweging, die we Zotte Eric noemden? Al die beelden hebben een plaats in mijn geheugen, maar er staat helaas geen jaartal bij en evenmin een volgorde. Ondernam hij toen al reizen naar Turkije, waarvan hij telkens terugkeerde met een tapijt op zak? Feit is dat hij op den duur zoveel tapijten liggen had dat hij er een winkeltje kon op nahouden. Dat winkeltje werd trouwens een commercieel succes.
Herman is in 2003 overleden, maar het winkeltje bestaat nog altijd. Het ligt in de Gentse Kraanlei, dicht tegen de hoek met het Veerleplein. Al wandelend loop ik er voorbij. Tot mijn vreugde zie ik zijn naam nog op de etalage staan: Herman Vermeulen — Kelims — Oosterse tapijten.
Net voordat ik dit stukje afsluit zie ik dat er ook een website is: Na zijn overlijden,’ lees ik, ‘beheert Nadine Engels, zijn echtgenote, met deskundigheid en begeestering de door Herman opgebouwde collectie tapijten en kelims.’  That’s the spirit!

Flor Vandekerckhove↗︎


P.S.: Maar kijk, aan alles komt een einde. In 2020 lees ik de mare, de winkel stopt: https://www.made-in.be/oost-vlaanderen/nadine-rolt-na-36-jaar-haar-klassieke-tapijten-op↗︎.


— In mei 1978 is er in Gent protest tegen de militaire steun die België de Zaïrese dictator Mobutu verleent. Herman Vermeulen neemt eraan deel. We herkennen (1) Eddy Decreton; (3) Anne Louagie; (4) An Apostel (†); (5) Anni Van Landeghem; (6) Herman Vermeulen (†). (Foto collectie Willie Panhuis.) —

zaterdag 17 februari 2018

Het Moment


— Links op de achtergrond het restaurant Plassendale, rechts mijn sigarettendoosje. —

Dit is wie ik ben! Zo zit de wereld in elkaar! Daar ligt mijn toekomst! In het leven van elke mens komt er een moment waarop alles duidelijk wordt. De Amerikaanse schrijfster Joy Williams noemt dat moment anamnesis, ‘teweeggebracht door het ingrijpen van de Heilige Geest’, maar ik weet niet of dat waar is.
Dat moment komt altijd onverwacht en soms ook heel ongelegen. Mij overkwam het in een gehucht dat Plassendale heet, in een restaurant dat, omdat het daar gelegen is, eveneens Plassendale heet.
In die tijd mocht je in een restaurant nog roken, er werd nog in Belgische franken afgerekend. Je kunt je voorstellen hoe lang ’t geleden is.
Ik was er gaan eten op kosten van meneer Delanghe, en helaas ook in diens gezelschap. De borden waren afgeruimd, ’t was tijd voor de koffie en daar hoorde een sigaret bij. 
Omdat kant & klare sigaretten voor mij onbetaalbaar waren rookte ik shag. Ik had zo’n doosje waarin een voorraadje zat en vloeitjes, en met dat doosje kon je een sigaret draaien. Klap, zei het dekseltje, en er sprong een welgevormde sigaret uit. Als ik al iets mis van ’t roken, dan is ’t dat doosje.
Ik zette het op tafel en wilde aan het ritueel beginnen, maar meneer Delanghe onderbrak me met deze sissend uitgesproken woorden: ‘Steek dat weg! ’t Zit hier vol met klanten van me.’ Verschrikt keek ik om me heen. Hij stak me vlug een Marlboro toe en ja, toen was het daar opeens: mijn moment!
Terwijl niet alleen ik, maar ook meneer Delanghe, alsmede al zijn klanten in dat restaurant een filtersigaret opstaken, werd alles me duidelijk. Dat ik mijn tijd aan het verdoen was bijvoorbeeld, dat meneer Delanghe een luxueus blok aan mijn been was, dat ook de shag voor mij onbetaalbaar duur zou worden, dat er een witte kassa in restaurants zou komen, dat het klimaat zou veranderen en dat de GB op den duur Carrefour zou heten, dat ik moest ophouden met roken, dat bosbranden, files en overstromingen dagelijkse kost zouden worden, dat Russische vrouwen zich op ‘t internet aan mij zouden presenteren in de hoop er een frank aan over te houden, dat Bob Dylan de Nobelprijs zou winnen, dat koning Boudewijn geen lang leven beschoren was en zijn opvolger wel, dat Stefan Hertmans in ‘t Engels vertaald zou worden, dat de goden wel degelijk kosmonauten waren en dat Google dit verhaal tot bij u zou brengen. Zo’n moment was dat!
Flor Vandekerckhove

donderdag 15 februari 2018

Een oude discussie over schoonheid

JORIS VAN DER BORGHT is veel tegelijk, maar in mijn computer is hij toch vooral de bevlogen animator van de BruthausgalleryDaar wordt op 17 februari een kunstboek van Haider Jabbar voorgesteld en tegelijk toont Joris er werk van deze Iraakse kunstenaar. Vroeger zou ik daar zeker naartoe gaan kijken zijn, maar sinds ik met pensioen ben, claim ik het recht op luiheid. Ik kies ervoor om er, vanuit mijn zetel bij het raam, iets over te schrijven.
Hij kondigt het als volgt aan: Bruthausgallery toont, verdedigt en volgt het werk van Haider Jabbar nauwgezet op, omdat ook deze kunstenaar de Bruthausgallery visie illustreert. Kunst dient immers niét mooi te zijn, kunst dient vragen op te roepen en moet ons laten stilstaan bij de tijd waarin we leven. Kunst dient een actuele blik op authentieke wijze weer te geven op wat is. En dit wars van alle trends.’
Da's mooi gezegd, maar betekent het ook iets? Kan ik de ‘Bruthausgallery visie' projecteren op iets wat geen kunst is? Journalistiek dient immers niét mooi te zijn, journalistiek dient vragen op te roepen en moet ons laten stilstaan bij de tijd waarin we leven. Journalistiek dient een actuele blik op authentieke wijze weer te geven op wat is. En dit wars van alle trends.’ Of op verhalen? Verhalen dienen immers niét mooi te zijn, verhalen dienen vragen op te roepen enzovoort.’ Of op een bril? Een bril dient immers niét mooi te zijn. Een bril dient een actuele blik op authentieke wijze weer te geven op wat is. En dit wars van alle trends.’ Het is allemaal waar. En het is ook allemaal niet waar. Kunst, journalistiek, verhalen en een bril dienen naast iets anders, wel degelijk ook mooi te zijn. 
Op het internet speur ik naar werk van Haider Jabbar. De opgeroepen beelden laten me inderdaad stilstaan bij de tijd waarin we leven enzovoort. Tegelijk valt het niet te ontkennen dat Jabbars werk, hoe wreed het ook oogt, van een ontstellende schoonheid is.


° De galerie bevindt zich in de Molenstraat 84 te Waregem. Alle info betreffende het boek en de tentoonstelling vind je op Bruthausgallery.

dinsdag 13 februari 2018

69


— Deze sculptuur uit een van de tempels van Khajuraho wordt dit jaar mijn totem. —

Op 12 februari heb ik het onvermeld gelaten, maar op die dag ben ik wel 69 geworden.
Voor de gelegenheid had ik een stukje klaarliggen dat rond de fameuze soixante-neuf-positie cirkerde. Dat wilde ik op mijn verjaardag evenwel niet posten omdat het er dan op geleken had dat ik naar uw verjaardagsfelicitaties aan ’t hengelen was.
Vandaag publiceer ik het evenmin, omdat het bij nader inzien te melig is. Meligheid is absoluut te mijden eens je 69 bent. Wat van het standje niet gezegd kan worden, want dat is uitermate geschikt voor alle leeftijden en zeker voor al de mijne.
Het stukje, dat ik klaarliggen had, bestaat nu niet meer, ik heb het in de prullenmand gegooid. Ik behoud wel de afbeelding, een sculptuur uit een van de tempels van Khajuraho. Daar maak ik dit jaar mijn totem van.
Helaas heb ik nu geen tekst meer liggen om mijn nieuwverworven leeftijd te verwoorden. Dat is een beetje spijtig, want ik heb in die 69 jaar veel zelfkennis vergaard. Die wil ik graag met u delen.
Omdat ik zelf niets liggen heb, neem ik mijn toevlucht tot het oeuvre van Willem Elsschot die niet alleen Het Huwelijk pijnlijk schoon beschreven heeft, maar ook de ouderdom.
De Klacht van den Oude is een monoloog in verzen, waarin een mens op leeftijd klaagt dat hij het oud-zijn niet gewoon raakt. Zelf heb ik daar geen last van, want ik voel me al heel mijn leven een zestigplusser. Wellicht komt het ook daardoor dat de laatste negen jaar de mooiste van mijn leven zijn.
Maar wat ik me afvraag: is het zo dat u me gadeslaat? Wanneer ik langs de huizen trek / loert men mij na, als ware ik gek, / alsof mijn plannen en mijn zonden / op mijnen rug te lezen stonden. Dat zou wel eens kunnen, want ik voel me enigszins verwant met den Oude uit de slotverzen van Elsschots vreselijke gedicht:

Ik ben een schurk, ik ben een hond,
geen rustplaats waard in heil’gen grond,
en ‘k wil een hoog rantsoen betalen
voor elken bundel zonnestralen:

Maar laat mij doen met eigen vuur
wat ik verkies, zoolang ik duur.
En terg ons niet: mij armen stakker,
en Satanlief, mijn laatsten makker.


Flor Vandekerckhove

maandag 12 februari 2018

Whisky en Ricola

Meneer Delanghe is een hoerenloper met geld en smetvrees. Het eerste helpt een hoerenloper, het tweede werkt hem tegen. Vandaar dat je meneer Delanghe alleen in propere hoerenkoten aantreft. En dan mag het iets kosten.
Meneer Delanghe vertelt me over een bordeel dat hem met twee hoeren naar een studio leidt. Uit de gelagzaal neemt hij een fles whisky mee. Chique studio, chique hoeren. Rollebollen in het salon, stoeien op de divan. Vlak voor het moment suprême laat meneer Delanghe de halflege fles achter de sofa staan, de roep van het hemelbed is onontkoombaar.
Na afloop wassen ze zich gedrieën in de gesofistikeerde douche en thuis schrobt meneer Delanghe alles nog eens extra van zich af. De daaropvolgende dagen steekt meneer Delanghe een tandje bij om de in dat bordeel gemaakte put te dempen, maar tegen het einde van de maand staat alles weer op punt. Dat viert meneer Delanghe in datzelfde bordeel en weer begeeft hij zich met twee (andere) madammen naar de ons alreeds bekende studio.
Terwijl hij in de sofa geniet van wat die twee voor hem op het tapijt ontvouwen stoot zijn arm op de halflege whiskyfles die hij een maand eerder, achter de sofa, achtergelaten heeft. Meneer Delanghe ziet er, wellicht terecht, het bewijs in dat het bordeel niet zo proper is als de prijs dat laat vermoeden. Hem zullen ze daar niet meer zien.
Zelf ga ik niet naar bordelen, wel naar de cinema. Daar nuttigen mijn lief en ik telkens snoepjes van het merk Ricola. En weet je wat ik doe als zo’n pakje leeg is? Ik leg het op een lichtbak of een armatuur. Wanneer we later nog eens in die zaal zijn, kijk ik of mijn pakje daar nog ligt. Dat heb ik van meneer Delanghe geleerd.

zaterdag 10 februari 2018

Had Hotel Prison een klusjesman?

ERIK POPPE, oud-schoolmakker, maakt in Bredene deel uit van toneelkring De Klisse. Binnenkort voert dat gezelschap daar De klusjesman op, waarin hij de titelrol speelt. Hij stuurt zijn oude maten een mail, zeggende dat het een onderhoudende voorstelling wordt, mooie cast ook, maar, voegt hij eraan toe: ‘niet zo mooi als de cast van Hotel Prison indertijd.’ Waarmee hij naar een toneelstuk verwijst dat een halve eeuw geleden door jeugdclub Patro opgevoerd werd.
Zelf houd ik daar geen herinneringen aan over. Of het zouden deze moeten zijn: gingen de repetities door in de danszaal Tijl? Speelde er een meisje mee waarvan de naam me nu ontsnapt; de snelle, zwartharige dochter van een schipper uit de Bruggelaan? Haakte regisseur Daniël C. al na de eerste repetitie af omdat geen van de acteurs naar hem wilde luisteren?
Ik vraag Erik naar meer. Hij antwoordt: ‘Ik vermoed dat er niets van weer te vinden is, zeker geen programmafolder. We hebben dat één keer opgevoerd, als ik me niet vergis in het kader van de jaarlijkse bijeenkomst van “De Vrienden van Lourdes”. Ik vind ook geen foto's. Als iemand nog iets heeft dan zal het Ivan zijn. Een krantenartikel? Misschien dat Ivan (weer hij) daar voor gezorgd heeft.’
Ook Ivan moet me teleurstellen. In zijn dagboek vindt hij alleen een verwijzing naar een ander toneelstuk, Stadhuistribulaties, waaraan ik evenmin herinneringen overhoud.
Ik googel Stadhuistribulaties. Het internet leidt me naar een blijspel in één bedrijf, het werd in de jaren vijftig door een pastoor geschreven, wat me laat vermoeden dat Stadhuistribulaties in Bredene eerder door de K.S.A. opgevoerd werd.
Gesterkt door deze onverwachte vondst googel ik ook Hotel Prison. Het net wijst me eerst op een boek met die naam, maar met een toneelstuk heeft dat niets te maken. Verder is de informatie karig maar reëel: de eerste opvoering die een spoor achterlaat dateert van 1957, in Lokeren, het gezelschap Lust naar Kunst doet dat daar nog eens over in 1966; in 1961 toont toneelkring Ik Dien dat spel in Muizen en in 1960 heeft Koninklijk Toneelgezelschap Uilenspiegel uit Diest dat ook gedaan; in 1963 staat het op de affiche van Toneellabo Arlecchino uit Lier. Het stuk heeft duidelijk geleefd in de vroege jaren zestig, maar ook in 1981 speelt De Dommelbron in Linde een blijspel in drie bedrijven dat zo heet. OpenDoek, de koepelorganisatie voor het amateurtoneel, vermeldt het werk. Het werd geschreven door J. Tanguy en G. Villiane, en uit het Frans vertaald door Jan Van Driessche. 
Het is niet veel, maar toch meer dan wat ik er een uur geleden van wist.
° Toneelkring De Klisse speelt De klusjesman in het MEC Staf Versluys op 9 en 10 maart om 20 uur en op 11 maart om 14,30 u. Toegang: 9 €. Zondagmiddag 7 € voor wie 65+ is (aren’t we all?!)

vrijdag 9 februari 2018

’t Was midden in de nacht

Een vreselijke klap… Ik schrok. ’t Was nacht, ’t was nacht, ’t was midden in de nacht, het klokje stond op 02:00. Ik wist meteen dat inslapen een karwei zou worden, want daar kwamen ze in galop aangerend, de gedachten, en deze keer circuleerden ze rond zeven vlooien, vier witte en drie rooie, een Hollands kinderliedje dat zich God weet hoe in mijn hoofd genesteld had. Ze hadden vaders onderbroekkie an, een broek met gouden knopen… 
Wilde ik m’n nachtrust niet aan zo’n onzin verliezen dan moest ik opstaan, even de zinnen verzetten en het daarna weer proberen. Ik ging naar beneden, knipte de lamp aan en nam een ouwe krant ter hand.
Een ver land werd getroffen door een aardbeving; elders was een vliegtuig neergestort; een openbare aanklager eiste levenslang; rechts piekte in de peilingen; het leven werd onbetaalbaar duur, aanslag hier, aanslag daar; een tijdschrift riep Trump uit tot de invloedrijkste persoon van 2019
Niet het soort literatuur dat me tot rust kon brengen en net toen ik de krant wilde wegleggen, bleef mijn oog aan dat jaartal vasthaken: 2019. Drukfoutje, dacht ik, en om daar zeker van te zijn zocht ik op de frontpagina naar de datum. Ik las 13 januari 2019.
2018, 2019? Het is iets waaraan je twijfelt als je uit je slaap gerukt wordt. Een broek met gouden knopen, die wilden zij verkopen… Kon ik het juiste jaartal ergens vinden? Ik vroeg me af of de sprekende klok nog bestond. En zegde die klok ook het jaartal als je erom vroeg? Die wilden zij verkopen. Aan wie, aan wie, aan wie? Had ik een jaar overgeslagen? Was ik in de twilightzone terechtgekomen?
Ze trokken mijn vaders baggerlaarzen an… Van slapen zou nu niets meer in huis komen. Ik gebruikte de krant om het houtvuur aan te steken. Daarna vleide ik me in de zetel. Ik legde een deken over mijn benen en keek naar de likkende vlammen waarvan men zegt dat ze een mens tot rust brengen. Daar zaten zeven vlooien, vier witte en drie rooie.

Flor Vandekerckhove


woensdag 7 februari 2018

Zijn redactionele visie

Naar aanleiding van het 80-jarig bestaan van Het Visserijblad↗︎ werd Flor Vandekerckhove↗︎ in 2013 uitgenodigd in de studio van de regionale televisie. Aan reporter Caroline Verstraete ontblootte hij zijn redactionele visie. Volgens onbevestigde geruchten zou Verstraete die visie achteraf als volgt in haar intiem dagboek samengevat hebben.


Men zegt hoofdredacteur, maar ik denk dat 't is om met hem te lachen. Hij is zelfs nauwelijks een redacteur. Alles wat op zijn bureau belandt, steekt hij in een mapje en als ’t vol zit, fietst hij ermee naar de drukker; hij doet niet eens de moeite om het te lezen. Iets wat hij trouwens gemeen heeft met de abonnees van dat blad. Hij heeft eens twee keer dezelfde boekbespreking geplaatst en ook eens drie edities na elkaar dezelfde column. De auteur van die column is de enige die het opgevallen is en in ’t geval van die boekbesprekingen heeft zelfs de recensent het niet gezien. Soms gebeurt het dat iemand hem aanspreekt omwille van iets wat hij schrijft. Om van 't gezaag af te zijn trakteert hij die mens dan op een pint.
Flor Vandekerckhove

Een dichter tussen zijn lezers 

https://www.youtube.com/watch?v=F4wcU6SXARA

dinsdag 6 februari 2018

Stagger Lee en de seksualiteit

Er waren twee voorstellen. Het ene was Stagger Lee en het andere De seksualiteit. Samen met de overgrote meerderheid had ik voor het eerste gestemd, ook omdat we ons bij het tweede niet veel konden voorstellen. Dat kwam van een medeleerling die later meneer Delanghe zou heten, maar die we toen nog De Etter noemden. Hij had niet alleen die afwijkende titel voorgesteld, hij had ook geweigerd om zich achteraf bij de meerderheidsbeslissing neer te leggen. Hij bleef vasthouden aan De seksualiteit.
De onderwijzer zat er danig mee verveeld en hij stelde De Etter op ’t einde van de dag een compromis voor: Stagger Lee en de seksualiteit. Daarmee kon De Etter blijkbaar leven. Iedereen blij. Wij zouden een opstel over Stagger Lee inleveren en De Etter zou schrijven over Stagger Lee en de seksualiteit.
Diens opstel ging alzo van start.
De nacht was klaar, de maan was geel en de bladeren vielen van de bomen. De honden blaften naar twee mannen die aan het dobbelen waren. De mannen heetten Stagger Lee en Billy. Stagger Lee verloor al zijn geld aan Billy en ook zijn cowboyhoed. Stagger Lee ging naar huis om zijn revolver te halen en hij schoot Billy dood.
Zo ging het een bladzijde lang door. Stagger Lee schoot hier iemand neer en daar weer iemand anders. Benieuwd zocht de onderwijzer naar de seksualiteit, maar hij vond niets. Toen sloeg hij de bladzijde om en daar stond de slotzin: Stagger Lee was een man die niet met zijn kloten liet spelen.

Flor Vandekerckhove

zondag 4 februari 2018

Costers duiven

— Vanuit mijn raam kijk ik uit op camping Duinzicht,
het terrein
 van de familie De Coster,
palend aan de Rozenlaan. Dagelijks kijk

ik naar de duiven die het zwerk doorklieven. —
Op mijn vaders erf staat de laadbak van een vrachtwagen. Daarin maken mijn maat Norbert en ik een duivenhok. Van mijn opa krijgen we een oud koppel dat in ons hok al vlug voor nageslacht zorgt. Waarna de duivenouders er vandoor gaan, een daad die even onverantwoord als onverklaarbaar is. Mijn maat en ik blijven achter met een duivenjong. Norbert, die meer in de kweek beslagen is dan ik, maakt papjes die we mondjesmaat toedienen tot het duifje er de brui aan geeft en sterft. Ik herinner me de gezwollen krop.
Daar moet ik weer aan denken, terwijl ik de duiven van Coster het zwerk zie doorklieven. Ik geraak er nooit op uitgekeken. Dat komt doordat er een grote rust uitgaat van het kijken naar vogels, het heeft ook met die ervaring uit mijn kindertijd te maken. Daar heb ik wellicht een krasje aan overgehouden. Anders is het niet te verklaren waarom ik, volwassen en al, nog een aantal keren probeer duiven te houden.
Al mijn pogingen mislukken, behalve misschien die keer in Nazareth, waar ik witte pauwstaarten kweek. Dat gaat goed tot de wegen van mijn echtgenote en ik zich scheiden en ik het echtelijk dak verlaat. Hok en duiven verhuizen naar Wetteren, naar de woning van Leo Copers↗︎ die me in ruil twee tekeningen geeft. Die laat ik enkele jaren later helaas achter in het huis van alweer een andere vrouw wier wegen zich van de mijne scheiden. Leo is zijn duiven al langer kwijt, zodra hij ze boven Wetteren loslaat keren ze naar Nazareth terug, om daar te constateren dat hun hok er niet meer staat.
Aan dat alles moet ik denken terwijl ik naar Costers duiven kijk en luister hoe Guido Gezelle me zijn vers in ‘t oor fluistert: Klap-klap-klap, / zij zijn daar weder; / hoort ge vlug hun vlerken slaan?/ klap-klap-klap, / ze vallen neder… Zelf ga ik dat niet meer doen, duiven houden. Het leven heeft me geleerd dat ik een man van woorden ben en niet van daden. Ik laat Coster met de duiven spelen en beperk me tot dit spel met woorden klap-klap-klap da’s al moeilijk genoeg.