

* In De Laatste Vuurtorenwachter plaatst Flor Vandekerckhove sinds 1988 columns, herinneringen, leesnotities, mini-essays, polemieken, verhalen & gedichten
![]() |
— Links: — Werk der Gezonde Lucht Gent, later genoemd Home Astrid. Rechts: Zo moet ik het gebouw nog gezien hebben. Toch schrik ik er nu van dat het zo groot blijkt te zijn. — |
Flor Vandekerckhove
[Ik postte dit stukje in 2013. Ik herwerkte het in 2021 ten behoeve van de FB-groep 'Bredene van en voor iedereen'.]
![]() |
— 2018 - Flor Vandekerckhove vertelt het verhaal van Zegher Janszone (†1329), naast het gedenkteken in een plantsoen van de Dorpstraat van Bredene. — |
Zegher Janszone vluchtte naar Zeeland maar na Onze Vrouwe Lichtemisse kwam hij tot Oostende met wel 500 kloeke gasten en deden ze die van Bredene met hun zweren en die zulks niet zou doen en wilden ze dood smijten, zo komende naar Oudenburg. De baljuw van Brugge dit horende, kwam daar naar toe om met hen af te rekenen en hij [bedoeld wordt Zeger Janszone] werd voor het klooster van St. Aernouts gevangen met zijn zoon en met 20 van zijn principaalste medeplichtigen en dan zijn ze naar Brugge gebracht waar hij met gloeiende ijzers gestoken is geweest en is hij gesleept tot aan de galg. De andere zijn geradbraakt geweest en daarna onthoofd, de lichamen onder de oksels gebonden met koorden aan nieuwe galgen en de hoofden op staken gesteld.’
![]() |
— 16 juni 1938. In Bredene-aan-zee gaat een processie uit. Ik herken de maagd die later mijn moeder zou worden (aangekruist).
Op de foto is ze vijftien. —
(°) Marc Reynebeau, ‘Katholiek Vlaanderen. Een beeldverhaal’, uitgeverij Lido, 272 blz., 39,90 €.
[Deze post dateert van 2013. Ik redigeerde hem opnieuw in 2020.]
Een familieverhaal op youtube
Een nicht bezorgde me bovenstaande foto waarvan ze weet dat die tijdens de Tweede Wereldoorlog gemaakt werd. Daarop staat een groep ‘flandriens’. Rechtstaand, derde van rechts, is Bredenaar Raymond Vansieleghem (°1897-†1955) en rechts naast hem staat mijn grootvader Edmond Vandekerckhove (°1897-†1960). Worden op die foto’s nog Bredenaars afgebeeld? Dat kan, want de trek naar Frankrijk was alhier veel voorkomend. Zo placht ook mijn vaders neef, Albert Vandekerckhove, tijdens de oorlog de tocht naar Frankrijk te maken, hij nam daarbij zijn gezin mee.
Het is de legendarische wielerjournalist Karel Van Wijnendaele die ervoor zorgt dat we bij de term flandrien aan heroïsche coureurs denken. Oorspronkelijk worden daarmee evenwel Vlamingen benoemd die als seizoenarbeiders naar Frankrijk trekken om er in de bieten te werken of in de ast:
‘Rond de eeuwwisseling werkten ruim 50.000 Vlamingen op de Noord-Franse suikerbietvelden. Elk jaar lieten ze overwegend West- en Oost-Vlaanderen achter zich, de baluchon op de rug, een laatste keer omkijkend naar vrouw en kinderen die ze maandenlang niet zouden zien. (…) Vandaag kennen we de seizoensarbeiders als “fransmans” of “trimards”, maar door de lokale Franse bevolking werden ze “flandriens” genoemd.’ (1)
In 1901 trekt journalist August De Winne door Vlaanderen om er de werk- en leefomstandigheden te beschrijven. (2) Over de flandriens schrijft hij:
‘De Fransmans trekken vooral naar Brie (…). Ze trekken ook naar Beauce (…) en tot in de omstreken van Lyon en Morvan in Midden-Frankrijk. In Basse-Brie en Brie-Pouilleuse kom je boerderijen tegen van twee- tot driehonderd hectaren. Tarwe oogst men er met machines. In Haute-Brie laat de rotsachtige en beboste grond dat niet toe. Daar vind je de grootste landbouwondernemingen: boerderijen van 400, 600 en 800 hectaren. In Bonneval, dichtbij Meaux, ligt de grootste boerderij van Frankrijk: meer dan duizend hectaren. (…) Er werken zestig Belgen. Een tiental onder hen blijven er het hele jaar door. Beaune bestaat uit vlakke velden, honderdvijftig tot tweehonderd hectaren groot. Het is het land bij uitstek van tarwe en suikerbieten (…) In de departementen van het Noorden en het Nauw van Calais en Seine-Inférieure zijn de landbouwbedrijven niet zo groot. In Beauce en Brie kom je alleen Vlaamse arbeiders tegen, in het Nauw van Calais en in het Noorden zijn er ongeveer evenveel Walen als Vlamingen.’
De fransmans laten sporen na in de literatuur. Stijn Streuvels schrijft in 1938 Leven en dood in den ast:
’Zonder toeven of verpoozen, ononderbroken, gehaast, vordert het werk in een baarlijk herhalen derzelfde beweging, het een door 't ander in gang gehouden, voortgestuwd, zonder zichtbaar doel of uitkomst, oneindig, streng en onmeedoogend gelijk de wanhopig gispende regen, 't lijfelijk blazen van den wind, de onafzienbare grauwheid der wolkenvracht die loodzwaar over de wereld weegt. Aan 't derve gelaat van den dag is de gang der uren niet te onderscheiden, - alle dagen der week zijn eender van uitzicht, vervuld met 't zelfde weerkeerend werk.’
Hugo Claus, die in 1947 zelf als fransman werkt in een suikerfabriek in Noord-Frankrijk, schrijft er in 1950 een novelle over, in 1952 worden er dat zelfs twee en in 1958 is Suiker de titel van zijn toneelstuk over de flandriens. Zijn protagonisten werken voor een hongerloon van € 25 per seizoen. Ze moeten bieten rooien en in karren gooien. Daarom stelen ze vaak zakken suiker om een cent bij te verdienen. Dat geld gebruiken ze om naar de hoeren te gaan en om chocolade, sigaretten en goedkope wijn te kopen. Meestal bedrinken ze zich om de miserabele levensomstandigheden te vergeten. In de tijd die rest spelen ze kaart. Aldus Claus.
Flor Vandekerckhove
(1) Ann De Craemer, ‘Flandrien met de handen, niet met de benen’, in De Morgen, 23.11.2012.
(2) ‘A travers les Flandres’, Volksdrukkerij Gent, 1902. In 1982 in ’t Nederlands uitgegeven door Kritak als ‘Door arm Vlaanderen’. ISBN 9063030770.
Ook deze mens trok voor zijn werk naar 't buitenland
![]() |
Jaques Chandler staat aangekruist. Meer over deze schoolfoto in De jongens van het lager middelbaar↗︎. |