dinsdag 30 januari 2024

Waar is Sokètje? De ultieme poging



HALVERWEGE 2018 begin ik aan een zoektocht naar een jeugdmakker, Waar is Sokètje?, De jongen heeft enige tijd in Bredene verbleven en in Oostende school gelopen. Vijftien dagen later weten we al iets meer, maar we hebben hem nog niet gevonden, dus stel ik daar nogmaals de vraag: Waar is Soketje (2), jongen waarvan we tegen die tijd dachten te weten dat hij José Decraemer heette. Ook op die herhaalde vraag krijg ik geen bevredigend antwoord. Een jaar later probeer ik het nog eens, op 12 juli 2021 post ik Nog steeds op zoek naar…. Vergeefs!
We zijn nu bijna vijf jaar verder en ik buig het hoofd, ik erken de nederlaag en rond de zoektocht af. Maar niet voor ik een ultieme poging onderneem. Ik doe ’t aan de hand van een documentje dat niets met Sokètje te maken heeft. Van Jef Passchyn ontving ik een lijst die ‘Toekomstplannen’ heet. Het betreft namen van laatstejaars in ’t college in Oostende, opgesteld op 7 mei 1968, waarin ze meedelen waar ze na afronding van dat jaar heen willen. Sokètje (José? Decraemer?) staat daar niet bij — tenzij ik over hem heen lees, tenzij hij feitelijk anders heet en hij daar toch op staat. Misschien is hij een jaar eerder afgestudeerd of een jaar later, misschien hebt u soortgelijke lijst uit 1967 liggen of een uit 1969; misschien staat zijn naam daar wél vermeld, misschien dit, misschien dat. (En misschien beleeft u gewoon plezier aan die lijst omdat uw naam erop voorkomt.)
U merkt het, het toevoegen van die lijst is soortement wanhoopspoging, ’t is in deze zoals wijlen mijn ex-schoonvader placht te zeggen: je weet maar nooit hoe een koe een haas vangt.
Flor Vandekerckhove

EEN MOMENT LANG blijkt het nog te lukken ook. Jef Passchyn heeft blijkbaar wel meer documenten liggen die naar jongens van ’t college verwijzen. Enkele uren nadat ik dit stuk gepost heb, stuurt hij me 1 en ander op, zo ook de schooluitslag van de derde Latijns-Griekse klasse b in 1964-65. Daarin staat vermeld: Decramer Johan, jongen waarvan we dachten dat hij José Decraemer heette. Een opening! Ik zie dat twee Johan Decramers een FB-pagina hebben. Ik neem contact op, maar helaas, geen ervan blijkt de Johan Decramer te zijn die wij zoeken. En dan vindt Jef Passchyn opeens een telefoonnummer in Roeselare! (Vervolgt hopelijk.)


maandag 29 januari 2024

Ensorjaar boomt in Oostende, veel volk op de tram



James Ensor of een grande casserole de moules’ is een gedicht in vrije kwatrijnen. Het is ook een van de vele ‘tramgedichten’ die ik schrijf, poëzie die tot stand komt tussen verschillende haltes van de kusttram. Vertrekpunt van dit gedicht is een vraag die ik mezelf stel: heeft Ensor ooit een pot mosselen geschilderd? Ik cirkel intertekstueel rond het antwoord, ga aan de haal met een lied van Vive la Fête, met een werk van Marcel Broodhaers, met ‘When I paint my masterpiece’ van Bob Dylan en met ‘De fanfare van honger en dorst’, geschreven door Lieven Tavernier voor Jan De Wilde. De figuur van Karl Lagerfeld staat voor al degenen die van verre komen om zich aan zee te settelen, door kustbewoners al eens 'aangespoelden' genoemd. (Flor Vandekerckhove)

James Ensor of een grande casserole de moules

Vijfenzeventig jaar na datum neem ik weer de tram naar de stad aan zee
En deze keer met Dylan en Lieven Tavernier en ook Gustje is weer mee
En Karl Lagerfeld natuurlijk gezeten naast dat madammetje van Vive la Fête
En voor een keer ook Marcel Broodthaers omdat hij ervaringsdeskundig is 

Dat madammetje van Vive la Fête zingt stilletjes in Karls oor contre moi très 
Lentement oui comme une grande casserole de moules oui contre moi très 
Lentement oui comme ça tu ne vois rien du tout je suis derrière toi contre moi
Tais toi maintenant ne dis rien te prendre dans mes bras ça fait du bien

Ik trek mijn stoute schoenen aan want ik weet dat Marcel Broodthaers Vlaams
Spreekt wat hij van vader Emile geleerd heeft en dat het bijgevolg heel waar
Schijnlijk is dat hij me verstaat en ik vraag hem op de man af of het waar is dat
James Ensor nooit ofte nimmer een grande casserole de moules geschilderd heeft

Er ontwikkelt zich een gesprek op die tram dat niet alleen over mosselen gaat
Maar tevens over oud worden en het leven & de dood en over de scabreuze
Kleptomanie van ’s werelds grootste singer-songwriter want het is echt wel
Wonderbaarlijk waarover die mensen allemaal kunnen meepraten en ik ook

Zo rijden we welgemutst tramhaltes Oosteroever en Vismijn voorbij en ook 
Oostende Station en ik zeg tegen Bob Dylan dat ik op die tram heb leren 
Dichten op de cadans van de wielen over ‘t spoor en Bob vraagt me om een
voorbeeld en ik sta recht op ‘t stoeltje en schraap mijn keel en zeg luid & klaar

Nou, ik verliet Bredene en strandde in Oostende na een tramrit zo hobbelig dat ik
Er om huilen moest en in ’t stad passeerde ik pasters met een rok aan en toen ik
Afstapte aan halte Koninginnelaan stond iedereen in rij om mij te groeten terwijl
Ik de bib in trok om er dit meesterlijk geschreven meesterwerk te deponeren

Dat uiteraard over jonge maagden gaat die mosselen trekken om die aan Marcel
Broodthaers te schenken en aan dat madammetje van Vive la Fête dat naast Karl 
Lagerfeld zit en aan Bob Dylan om ze in zijn meesterwerk te kwakken dat hij wil
Schilderen en natuurlijk ook aan Lieven Tavernier want zijn we niet met zessen en

Komen we niet van ergens en gaan we niet ergens naartoe en kijken we door tram
Ramen niet naar mensen met hun drukke gedoe en lopen we niet met ons hoofd 
In de wolken en roept niet iedereen kijk daar rijdt de fanfare van honger en dorst 
En weten we niet dat je voor een grande casserole de moules in ’t Mosselhuis moet zijn

Nu doorklieft Lagerfelds sardonische lach het gewelf van de tram en net voordat 
Lagerfelds lach in het multiversum opgenomen wordt meen ik er het accent in te
Herkennen van een uit Antwerpen aangespoelde nieuwe Oostendenaar met een
Lagerfeldmasker op dat Gustje in de muilenwinkel van zijn baas heeft ontvreemd


De dolle tramrit 

op YouTube

www.youtube.com/watch?v=uEbE4Oq4hiY&t=3s

[162]

zondag 28 januari 2024

AL oud, nog ALtijd speels

Inzet: vooraan bespeel ik de eensnarige borstelsteelbas, ondersteund door de AL oude Birdie® versterker, achteraan in beeld.



't IS NIET ALLEEN dat ik AL oud ben, ’t is ook dat ik AL oude kinderen heb. Zo heb ik bijvoorbeeld een dochter die dit jaar AL vijftig wordt (een mens mag daar niet teveel over nadenken toch.) En gisteren, 27 januari, verjaarde mijn zoon, AL 47. Voor diens verjaardag maakte ik AL een filmpje van een driezinnenverhaal. Ik declameerde het AL op het ritme van de unieke eensnarige borstelsteelbas, experimenteel instrument dat die zoon AL maakte als nieuwjaarsgeschenk voor zijn vader. Dus… AL zijn we oud, mijn kinderen en ik, we blijven spelen, wat me met vaderlijke vreugde vervult. Maar AL genoeg geleuterd, luister en kijk ALlen naar…

Drie zinnen, AL gelardeerd met noten van de eensnarige borstelsteelbas 
[50]

De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis.
Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

zaterdag 27 januari 2024

Isaak Babel: een schrijver op weg naar de Tsjeka (°)

Familiekiekjes: links Isaak Babel en zijn uitgeweken echtgenote Evgeniya op het strand in Sint-Idesbald. Rechts: Antonina Pirozhkova, Lydia and Isaac Babel in Moskou.



ISAAK BABEL kan in de Sovjet-Unie niet blijven teren op zijn successen, De rode ruiterij (1923-25) en Verhalen van Odessa (1921-1924). Er zijn ingewikkelde familiale verplichtingen die productiviteit van hem eisen. Van 1925 tot 1932 heeft hij zo’n verplichtingen ten aanzien van zijn moeder en zuster die in Brussel wonen. In Moskou moet hij de onstuimige Tamara Kishirina tevreden houden (zijn vriendin, minnares, moeder van zijn eerste kind Emmanuil, Mikhael, geboren in 1926. Tamara Kishirina blijft overigens zijn literair agent lang nadat ze als koppel gebroken hebben.) Ook blijft Babel financieel loyaal tegenover zijn echtgenote Evgeniya die in 1925 naar Parijs uitwijkt. Babel vervoegt haar daar vanaf 1927 en daar komt in juli 1929 een kind van, Nathalie. Er is ook een aankomende relatie met Antonina Pirozhkova, later de facto zijn vrouw, moeder van zijn dochter Lydia, geboren in 1937. Babel verdient wel goed z’n brood als scenarioschrijver van Sovjetfilms, maar die familiale verplichtingen vragen om meer. Er is nog iets wat druk op hem zet, er is ook de dreiging van Stalin die verwacht dat schrijvers als ‘ingenieurs van de ziel’ hun bijdrage leveren aan het welslagen van het Eerste Vijfjarenplan (1928-32). Al te lang zwijgen is voor een schrijver levensgevaarlijk. Bovendien blijft de even invloedrijke als chagrijnige Boedjonny Babel aanvallen⇲. Drie redenen die de schrijver om nieuwe literaire hoogstandjes vragen.
In The Enigma of Isaac Babel (°°) volgt Gregory Freidin Babel in die pogingen. Hij interpreteert het toneelstuk Maria als zo’n mislukte poging, Maria wordt in de Sovjet-Unie nooit opgevoerd. Daarnaast denkt Babel, volgens Freidin, aan een bundel Verhalen van Petrograd, iets als deze van Odessa, maar dan zonder de speelse warmte ervan — Petrograd is Odessa niet— een project waarin Babel zijn eigen mythische Petrograd wil scheppen. Drie verhalen, zegt Freidin, wijzen al in die richting: De Ivan-da-Marja, Guy de Maupassant en De reis. Ze worden in 1932 vlug na elkaar in een populair tijdschrift gepubliceerd. Alle drie dragen ze auteursdata die de verhalen linken aan Babels verblijf tijdens oorlog en revolutie in Petrograd. 
De reis past ook in nog een andere bundel die Babel wellicht in petto heeft, Verhalen van de Tsjeka. De reis verschijnt in maart 1932, Babel werkt eraan van 1920 tot 1930. Volgens Freidin ontwikkelt Babel daarin het thema van de schrijver als hoeder van waarheid. De schrijver is iemand die alleen op pad gaat, voor hem strekt zich de bikkelharde realiteit uit. Onderweg ontsnapt hij ternauwernood aan de dood. De schrijver overleeft de reis die uitmondt in een kantoor van de geheime politie Tsjeka,: ‘Ik werd benoemd tot vertaler bij de afdeling buitenland. Ik kreeg een soldatenuniform en maaltijdbonnen. In de mij toegemeten hoek (…) zette ik me aan het vertalen van de verklaringen afgelegd door diplomaten, provocateurs en spionnen.’ 
Specialisten betwisten het waarheidsgehalte van wat Babel in De reis schrijft. Heeft hij daadwerkelijk voor de Tsjeka gewerkt? ’Binnen een dag beschikte ik over alles: kleren, eten, werk en kameraden trouw in de vriendschap en de dood, kameraadschap zoals je die nergens ter wereld vindt, behalve in ons land.’ Gregory Freidin ziet er een boodschap in; aan potentiële belagers zegt Babel op die manier: wie mij aanvalt is verwittigd, ik heb trouwe vrienden! ’t Kan Babels manier zijn om zijn identiteit als volbloed Sovjetschrijver te beklemtonen, in tijden waarin daar al eens aan getwijfeld wordt.
Flor Vandekerckhove

Er valt in De Laatste wel meer over Isaak Babel te lezen. Zijn naam in de lijst met labels verwijst naar 14 stukjes.

(°) Tsjeka in wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Tsjeka
(°°) The Enigma of Isaac Babel: Biography, History, Context; redactie Gregory Freidin. 288 pp. Stanford University Press. 2009. Met bijdragen van Patricia Blake, Gregory Freidin, Carol Avins, Michael S. Gorham, Marietta Chudakova, Alexander Zholkovsky, Robert Alter, Zsuzsa Hetényi, Elif Batuman, Efraim Sicher en Carl Weber.
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

vrijdag 26 januari 2024

De kogel is door de kerk



IN 2015 vertelde ik al hoe ik als tiener van mijn geloof gevallen ben. En in 2023 schreef ik dat ik me op hoge leeftijd eindelijk ook wilde laten ‘ontdopen’, dat staat hier. Herinnert gij u nog dat ik daarbij uw hulp inriep? Met succes, het bisdom bevestigt nu mijn uittreding: ‘Uw beslissing van 17 september 2023 om uit de Rooms-Katholieke Kerk te treden is genoteerd in het doopregister van H Theresia in Bredene en schriftelijk door de pastoor aan ons bevestigd op 3 januari 2024.’ Ondertekend door kanunnik Franco (hopelijk geen familie van wijlen de caudillo). Ik wilde die Franco nog vragen of de paus inmiddels al geantwoord heeft op de Vangheluwe-brief die de bisschoppen hem stuurden, maar hij zei: ‘Nu ge uitgetreden zijt, zijn dat uw zaken niet meer!’ Helemaal ongelijk heeft hij niet.
Kent ge die van die drie pasters? Wel, die gaat zo. Er waren eens drie pasters en alle drie hadden ze duiven in hun kerk. De eerste zei: ‘Ik strooi wekelijks gifkorrels, zeer efficiënt.’ De tweede: ‘Ik knal de duiven gewoon af.’ De derde schudde ‘t hoofd: ’Ik heb een veel betere oplossing.’ De twee andere waren natuurlijk benieuwd: ‘Hoezo?’ Hij sprak en zeide: ‘Ik doop de duiven, daarna komen ze niet meer terug.’ Da’s een goeien hé, chooooooooooo !
Flor Vandekerckhove
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

donderdag 25 januari 2024

De bende van James Ensor



’T IS VANDAAG Gedichtendag en 2024 is ’t Jaar van James Ensor. De twee maken er een geschikte gelegenheid van om vandaag aan Ensor en zijn bende in Oostende te herinneren, m'n gedicht dat in 2006 een plaats in Knack kreeg en dat ik drie jaar geleden lardeerde met uit de Oostendse kunstscene geplukte beelden, waaraan Dimer Geedts zijn pianotoets toevoegde. (Flor Vandekerckhove)

Ensor en zijn bende in Oostende 
[693]
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

woensdag 24 januari 2024

Poor Things (°) of Victor Frankensteins herkansing

Doctor Godwin (Willem Dafoe, rechts) lijkt in Poor Things (2023) bijzonder goed op het monster (Boris Karloff) in de film Frankenstein (1931).



Steampunk!  In De Laatste Vuurtorenwachter is de term al eens gevallen. Ik had toen moeite om van een steampunkschilderij te zeggen dat het kunst is, ook omdat het een onvoldoende haalt als ik het beoordeel aan de hand van de criteria mij aangereikt door een Oostendse galerie-eigenaar: ‘Reikt het naar de hemel, riekt het naar de hel? Is het meer dan wat het in se voorstelt? Is het abstract genoeg, zelfs als het figuratief is?’ In dat geval: neen dus. ’t Komt ook, dien ik er eerlijkheidshalve aan toe te voegen, door een vooroordeel mijnentwege: ik hou niet van fantasy, steampunk is daar een subgenre van.
Nu ik Poor Things van regisseur Giorgos Lanthimos gezien heb, leer ik daar misschien anders naar kijken. De film baadt in de steampunk en het verhaal dat we alzo vernemen is dat van een soortement dokter Frankenstein die, zoals het zo’n dolle wetenschapper betaamt, een nieuwe mens uit oude brokstukken samenstelt. Deze keer heet de dolle wetenschapper dokter Godwin en de menselijke brokstukken die hij bezigt zijn het lijk van een mooie zelfmoordenares en de hersenen van haar ongeboren kind. Het alzo ontstane nieuwe wezen is bijgevolg zowel moeder van het kind als kind van de moeder. Dat heeft als voordeel (of nadeel) dat de tot leven gewekte mooie jonge vrouw, Bella Baxter, de wereld met de onbevangenheid van een kind tegemoet treedt, tot consternatie uiteraard van de haar omringende mensheid, in de eerste plaats van het mannelijke deel ervan: mannen weten letterlijk en figuurlijk niet wat ze meemaken! Doordat Bella razendsnel van onbeholpen kind tot nadenkend wezen evolueert, wordt ze onderweg niet door mannelijke dominantie bezoedeld, het resultaat is op z’n zachtst gezegd verfrissend, waardoor de film onbedoeld een feministische boodschap uitstuurt: la femme est l’avenir de l’homme!
Flor Vandekerckhove

(°) Wie meer over de film wil weten, raad ik een mooie bespreking op Youtube aan: The SYMBOLISM, MEANING, and BEAUTY of Poor Things Explained. Wie het verhaal zelf wil kennen, moet naar de filmzaal trekken, zelf zag ik Poor Things op 22 januari in Lumière Brugge. Genre: Komedie | Duur: 2u21 | 2023 | Regie: Yorgos Lanthimos.

De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

dinsdag 23 januari 2024

ONE Baelskaai verbergt een plek waar Oostendse persgeschiedenis geschreven werd

Allereerste vergadering van de ploeg die in 1988 Het Visserijblad van de ondergang redt. Van links naar rechts: Roland Desnerck, Marc Loy, Willem Lanszweert (†), Hugo Brutin, Ivan Schamp, Flor Vandekerckhove, Willy Versluys, Pierre Deseck, Walter Corveleyn (†), Robert Coelus, André Baert en Daniël Crabeels. (Plus Guido Walters (†) die de foto maakt.) Let op de bak bier en de thermoskan in ’t midden van de vergadering, let vooral op de  Leuvense stoof, vooraan in beeld. De rode pijl toont de nu niet meer bestaande plek waar de vergadering plaatsgreep.


HET HUIS OP adres Baelskaai 2 bestaat niet meer, daar staat nu het imposante bouwwerk dat ONE heet. Ooit werd op die plek persgeschiedenis geschreven. Daar vormde zich in 1988 een ploegje dat een oud, befaamd, zelfs berucht Oostends tijdschrift van de ondergang wist te redden. 
Dat de titel oud is kun je wel zeggen: het eerste nummer van Het Visscherijblad lag in 1933, in volle crisistijd, op de toonbank. (De titel Het Visserijblad in hedendaagse spelling dateert van begin jaren vijftig.) De geschiedenis van het blad is heftig. In de periode 1952 krijgt het een ondertitel: Nieuwsblad van de Kust. In 1954 splitsen die titels zich in afzonderlijke bladen, enerzijds Het Visserijblad en anderzijds een informatief weekblad op krantenformaat. Het Nieuwsblad van de Kust concurreert dan rechtstreeks met het liberale Kustblad en de katholieke Zeewacht. Oplopende polemieken tussen de weekbladen worden niet alleen met de pen, maar ook voor de rechtbank uitgevochten. Het Nieuwsblad van de Kust verdwijnt, Het Visserijblad blijft.
Na het overlijden van de uitgever-stichter valt de drijvende kracht achter Het Visserijblad weg. In 1988 houdt het op te bestaan. Daniël Crabeels, Willy Versluys en ik richten op de Baelskaai prompt een vereniging op die het tijdschrift vooralsnog weet te redden. Die vereniging, vzw Liefkemores, geeft het blad uit, nu als maandblad, tot op de dag van mijn pensionering. 
Wat maar weinig oudgedienden weten is dat Het Visserijblad ook vandaag nog bestaat. Weten die oudgedienden overigens wel dat ze hier een volledige geschiedenis van het tijdschrift kunnen lezen?
Flor Vandekerckhove

De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

maandag 22 januari 2024

Denkend aan Charles Reznikoff



EXACT 48 jaar geleden, op 22 januari 1976, stierf de Amerikaanse dichter Charles Reznikoff (°1894). Wellicht kent u die mens niet, maar weet dat ik me enigszins verwant aan hem voel. Tijdens mijn dagelijkse wandeling, over en weer naar de vuurtoren, denk ik al eens aan wat ik in een inleiding over Reznikoffs werk te lezen kreeg: ‘Charles Reznikoff, de onzichtbare dichter, wandelt twintig mijl per dag in New York, noteert zijn observaties in een notitieboekje, ontmoet kornuiten die nooit geweten hebben dat het een schrijver is die daar bij de automaat staat, een die al meer dan vijftig jaar zijn eigen boeken met gedichten publiceert.’ Die 20 mijl maakt deel uit van een legende, maar zo zie ik mezelf ook, terwijl ik langs de waterlijn wandel: onzichtbaar, observerend.
Rezznikoffs gedichten in Testimony zijn schokkend. Wie wil weten hóe schokkend, kan enkele vertalingen lezen die ik ervan gemaakt heb: Huiselijke scènes; Huiselijke scènes (2); Huiselijke scènes (3); Huiselijke scènes (4). Al die gedichten zijn gebaseerd op getuigenverklaringen in de rechtbank. Je zou denken: gevonden poëzie, en zo noemt Wikipedia ze ook, maar ten onrechte: de originele manuscripten van Testimony zijn bedolven onder revisies, Reznikoff is dus hard op zoek geweest naar een eigen vorm, waardoor je niet langer van 'gevonden' kunt spreken. 'Vinden' veronderstelt ook een zekere toevalligheid, wanneer je er à la Reznikoff zo hard naar zoekt, is 't nauwelijks nog ‘vinden’. Zegt hij zelf: ‘Ik kan door een volume van duizend bladzijden gaan en maar een zaak vinden waarvan de feiten op een interessante manier herschikt kunnen worden.’ (Sleutelwoord is ‘herschikt’.) Is het poëzie? Er zijn critici die zich tegen de benaming verzetten. Iets wat ze ongetwijfeld ook zouden doen mochten ze mijn poëzie onder ogen krijgen. Nog een verwantschap. 
Flor Vandekerckhove
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

zondag 21 januari 2024

Denkend aan George Orwell



VANDAAG, 21 januari, is het exact 74 jaar geleden dat de Britse schrijver George Orwell (†21 januari 1950) overleden is, hij is niet eens 47 mogen worden. De Laatste Vuurtorenwachter heeft een mandvol posts over de man: Portret van de schrijver als socialist; Hoe je als socialist je onafhankelijkheid als schrijver dient te bewaren; Over een ontmoeting met Henry Miller; Saluut aan Catalonië, zijn meesterwerkHoe Orwell, achternagezeten door Stalinisten, Spanje moest ontvluchtenOver een toch wel zeer onfatsoenlijk kantje van Orwell… De lijst is onvolledig, ik tel in totaal 12 Orwell-stukjes in de blog.
Vandaag voeg ik er eentje aan toe.
In 1934-35 werkte Orwell in een tweedehandsboekhandel in Hampstead. Zoals het een schrijver betaamt zette hij daarna zijn herinneringen als boekverkoper op papier. Het is hem niet bevallen:
‘Maar zodra ik in de boekwinkel begon te werken ben ik opgehouden met boeken kopen. Als je ze ziet in grote hoeveelheden, vijf- of tienduizend bij elkaar, dan worden boeken vervelend en maken ze je zelfs een beetje misselijk. Ik koop nog wel eens een boek, tegenwoordig, maar alleen als het een boek is dat ik wil lezen en nergens kan lenen, en ik koop nooit meer rommel. De zoete lucht van vergaand papier trekt me niet meer aan. Het doet me te zeer denken aan idiote klanten en dode bromvliegen.’

Mag ik er een avant la lettre pleidooi voor het e-boek in lezen? 

De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

vrijdag 19 januari 2024

Op de Oosteroever zijn de zeden niet veranderd, ze zijn alleen chiquer geworden

Inzet: het huis naast de vuurtoren, waar ik van 1988 tot 1996 woonde. Op de benedenverdieping was het kantoor van Het Visserijblad. Het huis bestaat niet meer, het gebouw heet nu ONE Baelskaai. De pijl toont waar het huis destijds stond.

OOSTENDE, 18 januari 2024 — Tegen de tijd dat ik in koffiebar Kabine mijn koffie op heb, besef ik dat ik me aan de achterkant van het vroegere Ostend Stores bevind, later Multinet. Ik ken dat complex, in 2000 heb ik een jaar lang aan de voorkant gewerkt. Daar is nu het verkoopkantoor van Versluys Groep, maar in 2000 deel ik er een verdieping met de consul van Duitsland en zijn merkwaardige staf. U zult graag lezen, zo weet ik wel zeker, waarom ik met plezier aan die tijd terugdenk: Meneer Heim en de consul
Wanneer ik de Baelskaai verder afloop, richting vuurtoren, blijft mijn oog altijd hangen aan de vitrine van Design Oostende. Dat komt door een blikvanger. Wat je in ’t passeren eerst ziet is een omzeggens levensgrote heilige maagd, en terwijl je verder stapt, verandert het beeld in een halfnaakte schone, waarvan je haast zeker weet dat ze niet heilig is en nog minder een maagd; ze is getooid in lingerie van het soort waarvoor ik, zoals bekend, een zwak heb. ’t Is een werk van fotografe Cecile Plaisance en de techniek die ze gebuikt om tot zo’n verschuivend beeldresultaat te komen heet lenticulaire druk. Hoe dan ook, telkens ik daar passeer, vraag ik me af wie zoiets koopt. ‘Marie Loin, fuck the rules’ (°) — zo heet het werk — heeft een prijskaartje dat me leert dat het niet voor studentenkamers 
bestemd is, het lijkt me ook weinig geschikt voor de living waarin je schoonouders al eens komen tafelen, en de echtgenote vindt zo’n werk in de slaapkamer wellicht ook niet aangenaam, toch niet als ze zelf bij voorkeur dikke pyjama’s draagt. Is ’t kunst om in een bordeel op te hangen? 
Gisteren werd de kwestie ineens prangend. Toen ik de etalage passeerde, zag ik dat Marie Loin daar niet meer hing. Zou er op de Oosteroever een bordeel geopend zijn? Is daar nu, in zo’n luxeappartement, een Eva aan ’t werk, die tijdens de kantooruren ontvangt? (Ik moet de Tips eens uitvlooien.) Heeft het werk van Plaisance daar een bestemming gekregen? 
Ja, de Baelskaai is niet meer wat ze geweest is, mijmer ik, verder stappend, daarbij denkend aan Churchill die zei: ‘First we shape our buildings and afterwards our buildings shape us.’ De oude gebouwen zijn afgebroken en de nieuwe brengen andere zeden voort. Maar wanneer ik op ’t einde van de Baelskaai voor de ONE sta, plek waar ik van 1988 tot 1996 gewoond heb, valt me opeens een verhaal te binnen dat ik op daar op ’t einde van de jaren tachtig geschreven heb en waaruit ik een stukje citeer: 
‘Dicht tegen het water zag ik een schaduw. De schaduw kwam dichter en de schaduw werd vrouw. Twee meter voor me bleef ze uitdagend staan. Ze schopte haar schoenen door mijn openstaande raam naar binnen en begon blootsvoets een trage rumba te dansen. ’Wat vind je van me?’ vroeg ze. Ja, wat vind ik van iemand die haar schoenen in m'n kamer schopt? Ik zocht nog naar de juiste woorden toen ze haar armen om me heen sloeg. Ze boorde haar tong in mijn mond en ik proefde een smaak die ik toen niet thuis kon brengen, maar waarvan ik nu weet dat het de nasmaak is van sperma van wel honderd vissers. Ze klom door het raam naar binnen, smeet me op ’t bed, ritste mijn broek open en begon me te pijpen. Ik moet toegeven dat ze wist hoe ze dat moest doen. En, jaaaaaaaaaaaaa, ik kwam klaar. Tot mijn ontsteltenis zag ik dat ze m'n sperma gewoon doorslikte. Zo maakte ik kennis met de kaaihoer. Proefondervindelijk als ’t ware. Ik betaalde haar vijfhonderd frank en in minder dan geen tijd was ze weer opgenomen in het nachtelijke duister. Aan de overkant van het dok trok het werk in de vismijn zich luidruchtig op gang.’ (°°)
Zo erg zijn de zeden op de Oosteroever dan toch niet veranderd, zeg ik tegen mezelf, terwijl ik mijn tocht naar de Spinoladijk voortzet, ze zijn alleen chiquer geworden.
Flor Vandekerckhove


(°) Fotografe Cecile Plaisance. Marie Loin - Fuck the rules. Jaar: 2019. Formaat: 120cm x 160cm. Genummerd: 8 ex. Prijs: 20.500 euro incl. btw, incl. inlijsting.
Wanneer ik dat werk bekijk, lijkt het me iets te zijn wat speciaal gemaakt werd om de ‘male gaze’ te bevredigen. Cecile Plaisance zegt er zelf iets anders over. Volgens haar is het juist de bedoeling zowel idealisering als hyperseksualisering van het vrouwelijk lichaam in twijfel te trekken.

(°°) Uit Het zwarte café. In Flor Vandekerckhove. De smaak van zeewater. Verhalen. 1991. Uitgeverij Manga. 172 pp. Ik heb het aangehaalde stukje bewerkt, zodat het nu een zelfstandig handpalmverhaal is.

Hiernaast probeer ik het effect van de lenticulaire druk voor de blog te reproduceren met een gif die van het werk gemaakt werd.

Hieronder: Zopas verscheen mijn nieuwe e-book. De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

donderdag 18 januari 2024

Eentje van Snijders en eentje van Babel

Midden: A.L. Snijders (de tekening is van Siegfried Woldhek). Rechts Isaak Babel in 1925.



ER IS EEN verschil tussen een kort verhaal en een zeer kort, en niet alleen in lengte. Wie een kort verhaal schrijft, doet dat in een verankerde traditie: protagonist, conflict, uitkomst; er is begin, midden, slot. Ook het kortste korte verhaal voldoet aan die voorwaarden.
Het zeer korte verhaal daarentegen — handpalmverhaal is een mooiere term — heeft niet zo’n ijzeren wetten, de definitie is nog niet versteend. Hoeveel woorden mag zo’n handpalmverhaal maximaal tellen? 55? 300, 750, 1000, 1500? Moet er een plot zijn? Is er een begin-midden-slot? Is er protagonist-conflict-uitkomst? De meningen zijn verdeeld en de praktijk is dat al evenzeer. A.L. Snijders laat me in 2012 het genre kennen, zijn latere zeer korte verhalen (zkv’s) voldoen niet aan veel van de voorwaarden die anderen aan het genre stellen, veelal zijn Snijders’ zkv’s gewoon observaties, zoals ‘Infratuin’ dat ik hieronder in een voetnoot helemaal citeer (°); anderen zijn streng in de leer‘De uitdaging van flashfictie is om een compleet verhaal te vertellen waarin elk woord absoluut essentieel is, om de franjes en kantwerk weg te pellen totdat je niets anders overhoudt dan de harde, schoongeschraapte kern van een verhaal.’ Mijn bedenking: wie het op die manier wil doen, heeft aan Isaak Babel een goede leermeester. 
In Babels Verhalen (°°) zoek ik naar een voorbeeld, ik vind De spleetoog, voor het eerst gepubliceerd in 1923, met als ondertitel ‘Uit de bundel Petersburg 1918’. Herziene versie in Perceval, nr 6, 1928. Het is een van de twee verhalen waarvan Babel met de ondertitels aangeeft dat ze horen bij schetsen over het leven in Petrograd in 1918. (Die bundel is er uiteindelijk niet gekomen, denk ik, dat moet ik 1s opzoeken.)
Babel neemt ons in anderhalve bladzijde mee naar ‘een genadeloze nacht’. Drie protagonisten: sekswerkster, gedeclasseerde aristocraat, Chinees. De beschreven nacht is inderdaad meedogenloos: ‘De vingers van een dode plukken aan de bevroren darmen van Petersburg.’ De stijl is staccato als in een telegram. De drie vinden al gauw elkaars warmte. Anderhalve bladzijde verder zijn ze er met succes in geslaagd de nacht door te komen: de prostitué heeft haar bete brood verdiend, de Chinees heeft sex gehad, de déclassé is aan de vrieskou ontsnapt. Het verhaal stopt met één woord dat het telegrafische karakter beklemtoont: ‘Punt’. In The Enigma of Isaac Babel becommentarieert Gregory Freidin het verhaal als volgt: ‘Zoek hier niet naar een metafysische waarheid. Neem het liever voor wat het is: een beknopt rapport over de veerkracht van de menselijke conditie, getapt in een modernistische morcecode van een lekkend maar nog zeewaardig schip.’) (°°°)
Ook bij A.L. Snijders vind ik hier iets over zo’n telegramstijl: ‘Zo wil ik schrijven heb ik bedacht toen ik de e-mail ontdekte. Dat was laat, ik ben altijd met alles laat geweest. Ik schreef gewoon, mijn columns in Het Parool en de regionale kranten zijn gewoon geschreven. Toen ik een computer kreeg en ontdekte dat je een bericht binnen een seconde naar Patagonië kon sturen, heb ik de inhoud van het bericht aangepast. Als de reis heel kort is, moet de inhoud ook heel kort zijn. Congruentie. De volgende stap was ook logisch, een kort bericht moet een andere vorm hebben dan een lang bericht (vgl. het telegram). Mijn stijl veranderde, ik merkte dat je hersens veel sneller en inventiever zijn dan de geschreven taal. Je hebt aan een half woord genoeg.’
Flor Vandekerckhove

(°) Infratuin — naakte man bij koikarpers, vrouw op schouder. melk gemorst bij inrit melkfabriek. Dit staat (zonder hoofdletters) op het vodje dat bewijst dat ik iets bij Intratuin heb gekocht (twee zakken potgrond, cashier name: mirella). Ik heb het opgeschreven omdat ik me na thuiskomst wil herinneren dat ik op de vijver- en aquariumafdeling een levende naakte man zag staan die een levende naakte vrouw droeg. Hij stond met z'n voorkant tegen de voorkant van de vrouw, die ondersteboven hing, met haar dijen op zijn schouders en haar hoofd tussen zijn knieën. Ik was niet alleen verrast, ik was verontrust. Ik keek om me heen, er waren niet veel klanten, het was tien uur, dinsdagmorgen. Verderop zaten vier mannen, met petten en jacks van guerillastrijders, achter een grote tafel te kijken, heel ingespannen. Op de tafel stonden apparaten die mij onbekend waren, naast de tafel stond een Indische vrouw die kennelijk de commandant was.
Ik verliet de afdeling snel en vroeg bij de kassa niet om opheldering. Naast Intratuin liggen een betonfabriek en een melkfabriek. De oprit van de laatste was bedekt met melk. Dat kon ik er niet bij hebben. Een lekke melkwagen, zei ik bij mezelf. (A.L. Snijders, ik haal het zkv uit dbnl.)
(°°) Isaak Babel, Verhalen. Vertaald uit het Russisch door Froukje Slofstra. Uitg. Meulenhoff, A'dam. 2001. 573 ps. Het verhaal De spleetoog staat op p. 142.
(°°°) Redactie Gregory Freidin. The Enigma of Isaac Babel: Biography, History, Context. 288 pp. Stanford University Press. 2009.
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

dinsdag 16 januari 2024

Herinneringen aan de Oosteroever, toen nog (Oude) Vuurtorenwijk, a.k.a. de Viertorre

Het rijnschip Arthur loopt van stapel op de helling van scheepswerf Panesi aan het Visserijdok in Oostende. 
Rechts Hendrik Baelskaai, links Vismijn. (Foto Luc, 1958)


TOEN ARNO IN 2009 curator werd van het muzikale luik van Theater aan Zee was er op de Oostendse Oosteroever een fotoshoot. Ik ging kijken. Daar hoorde ik Arno zeggen: ‘Het is alsof de mensen hier allemaal kwaad zijn op elkaar.’
Arno sloeg de nagel op de kop. Zo zagen buitenstaanders ons inderdaad — wij, de velen die 'an de viertorre' werkten en de weinigen die er woonden — alsof we allemaal kwaad op elkaar waren. ’t Had met het zware werk te maken, met gure zeewind NNO, zout op onze huid, roestend ijskoud ijzer en barre werk- en woonomstandigheden. De hoogtijdagen van de Oostendse visserij lagen toen al ver achter ons en als de wijk in die tijd nog iets uitstraalde was het een soort van uitgedoofde verbetenheid om het zolang mogelijk uit te zingen, iets wat in onze manier van spreken, kijken, bewegen (en schrijven) tot uiting kwam. We riepen ook altijd tegen elkaar, om onze stem boven ’t zeegedruis te verheffen en boven ’t gebulder van scheepsmotoren, en we deden dat ook nog als ’t stil was. Waardoor het inderdaad leek alsof we allemaal kwaad op elkaar waren.
Er was niet alleen de kwijnende visserij. Er was ook leegstand, een verlaten diepvriesfabriek, de verlaten scheepswerf van Seghers, een verlaten militaire basis, verlaten dit en verlaten dat. Er was onkruid dat uit de stoep omhoogschoot en door niemand werd verwijderd, houtwerk dat niet langer geschilderd werd, een schoorsteen die aan diggelen gevallen was en daar bleef liggen… Er waren scheepswrakken waarop verworpenen der aarde overnachtten en ook spoten, dingen die het daglicht niet mochten zien. Er waren mensen die al eens een matras aan de kant achterlieten en een kapotte lavabo. Er waren enkelingen die, tegen beter weten in, uit de vaart genomen scheepjes probeerden te renoveren, eerst dagelijks, dan maandelijks, dan nog een enkele keer, dan helemaal niet meer. 
Dat had wel iets, die sfeer, ik hield er wel van, maar ’t kon niet blijven duren. Daar moest ik weer aan denken toen ik gisteren over de Slipwaykaai naar de Buskruitstraat toe wandelde. Het lang geleden al uit de vaart genomen houten vissersvaartuigje Siol dat nu nauwelijks nog aaneenhangt, de twee vervallen scheepshellingen wier aanblik ons valselijk zegt dat ze honderd jaar geleden al in onbruik raakten.
Wat blijft is de herinnering aan een tijd waarvan Arno zei: ‘Het is alsof de mensen hier allemaal kwaad zijn op elkaar.’ Toen hij in 2019 zijn wondermooie Oostende bonsoir op plaat zette, zijn nostalgische lied over de stad, inspireerde die herinnering me om daar een antwoord van de Vuurtorenwijk tegenover te plaatsen: Elk z'n goeienavond.
Flor Vandekerckhove
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

zondag 14 januari 2024

Nieuw boek: 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS

De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 

Mail erom (en vermeld de titel: zet in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.




IN 2013 werd voor ’t laatst een boek van me op papier gedrukt, ‘t was ook de laatste keer dat mijn werk op de boekenmarkt terechtkwam. Mijn boeken worden nu uitsluitend via De Weggeefwinkel verspreid, ze maken deel uit van de economie van de gift. Publiceren doe ik alleen nog digitaal.
Ook omdat ik denk dat de mogelijkheden van ’t internet en het digitale nog altijd te weinig begrepen worden, experimenteer ik met vormen en genres waarvan ik vermoed dat ze voor internetschrijvers en -lezers geschikt zijn: handpalmverhalen van exact honderd woorden (drabbels), eenparagraafverhalen, zeer korte prozagedichten… Eerst verschijnen die experimenten in De Laatste Vuurtorenwachter en vervolgens komen ze in e-boekjes terecht: ‘Het huis’ (extreem korte roman in provoverzen, nauwelijks enkele bladzijden lang) (2018); ’99 extreem korte verhalen’ (2019), ‘100 titelloze eenparagraafverhalen’ (2022), ‘Gesprekken met Polleke’ (2023)…
Ook dit nieuwe boek verzamelt dergelijke experimenten, 200 extreem korte verhalen, soms drie zinnen lang, soms prozagedichten van maar één zin. Het nieuwe e-boek maakt ook gebruik van extra digitale mogelijkheden: het -teken bij elk verhaal wijst de lezer erop dat de titel aangeklikt kan worden, ’t is een link naar YouTube waar je me het verhaal hoort declameren; de lezer kan elk verhaal lezen, beluisteren en bekijken. Dat nieuwe e-boek is vanaf nu beschikbaar. En ’t is een gift van schrijver aan lezer, een cadeau!
Flor Vandekerckhove
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel: zet in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

zaterdag 13 januari 2024

Van kwaad naar erger

Links. In de jaren voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog moesten in Duitsland alle boeken die niet aan de eisen van de Cultuurkamer voldeden verbrand worden. Dit gebeurde onder andere op 10 mei 1933 in Berlijn. Het ging om boeken van onder anderen Thomas Mann, Erich Maria Remarque, Karl Marx en H.G. Wells. Rechts: Sint Paulus en de verbranding van ketterse boeken in Efese (schilderij van Lucio Massari [1559-1633].) Een interessant artikel over boekverbrandingen in de loop der eeuwen staat in Librariana.



BART DE WEVER, Mia Doornaert en Maarten Boudry doen erg hun best om naar soixantehuitards te wijzen die alhier een cancelcultuur zouden installeren. In De mening van een soixantehuitard dien ik hen van antwoord en ik zou er niet op terugkomen ware het niet dat inmiddels pijnlijk duidelijk wordt wat er écht aan de hand is. De afgelopen jaren zijn er in de Verenigde Staten al meer dan duizend titels uit openbare (school)bibliotheken verwijderd, niet door soixantehuitards, maar door hun felste tegenstanders. Staten als Florida, Texas en Oklahoma, in handen van conservatieven, hebben het toegankelijk maken van ‘schadelijke’ boeken zelfs strafbaar gesteld. In Orange County (Florida) bestaat nu een officiële lijst van meer dan 700 verboden boeken, ook Turks fruit (Turkish Delight) van Jan Wolkers staat daarop. In Escambia County (ook Florida) telt de lijst al 1600 verboden boeken, waaronder Het Achterhuis, dagboek van Anne Frank (The Diary of a Young Girl). Schrijversvereniging PEN opent een rechtszaak tegen deze boekverbanningen. De Laatste Vuurtorenwachter volgt de zaak met aandacht, want ’t is zoals de volksmond zegt: als het in Escambia County regent, gooien ze brandbommen in Antwerpen (flauw mopje, 'k weet het.)


Flor in spoken word dient om de gedeclameerde versies van mijn verhalen/gedichten kenbaar te maken.