woensdag 31 januari 2018

Niemand pleegt euthanasie

Volgens een nieuwsbericht op de West-Vlaamse regionale televisie Focus-WTV heeft een diaken uit Wevelgem ‘op illegale wijze euthanasie gepleegd’. Aan de journalist, die van het diakenproces verslag uitbrengt, heb ik daarover een brief geschreven.
Dat euthanasie gepleegd zou worden is misschien wel iets wat veel gezegd wordt, maar objectief woordgebruik is het geenszins. Het is taalmisbruik onder invloed van de tegenstanders van het recht op euthanasie. Men pleegt overspel, pleegt vluchtmisdrijf, pleegt diefstal, pleegt een misdaad, pleegt een moord. Tegenstanders vinden dat euthanasie daarmee vergeleken mag worden, vandaar dat ze euthanasie plegen. Wat uiteraard onjuist is. Ze uiten alleen maar hun mening in een pseudo-objectieve formulering.
Journalisten mogen dat in de berichtgeving niet overnemen, vind ik. Men past euthanasie toe, men voert euthanasie uit. Wie euthanasie aan plegen koppelt, doet aan stemmingmakerij of gaat slordig met de taal om.
Des te erger is het in de berichtgeving betreffende deze diaken. Euthanasie is een medische praktijk die aan regels onderworpen is, waarvan de voornaamste is dat ze gebeurt op vraag van degene die wenst te overlijden. Als die vraag er niet is, dan is er van euthanasie geen sprake. De diaken heeft niet ‘op illegale wijze euthanasie gepleegd’, zoals de nieuwslezer van Focus het zei, hij heeft mensen om het leven gebracht. Misschien heeft hij daarmee een daad van menslievendheid gesteld, misschien niet.
Een journalist moet beseffen dat ook de taal in de sociale strijd ingezet wordt. De studie van Victor Klemperer over de taal van het Derde Rijk moet op het nachtkastje van elke verslaggever liggen. (*)
Uiteraard misbruiken niet alleen nazi’s de taal. De afbraak van overheidsdiensten is ons destijds verkocht als een initiatief van de weight watchers: de ontvetting van de staat! De koppeling van de lonen aan de index werd destijds omzeild door het invoeren van een gezondheidsindexBedrijven die mensen ontslaan komen ermee weg omdat ze aan ’t afslanken zijn. Wie daardoor moet stempelen komt in een werkloosheidsval terecht. Daardoor heeft hij er zelf belang bij dat zijn uitkering vermindert, want anders blijft hij in de sociale hangmat heu hangen.
Wij geloven dat omdat men ons ervan overtuigd heeft dat er geen links meer bestaat en geen rechts, alles is midden geworden; een middenklasse van hardwerkende Vlamingen, met aan de rand alleen nog een zootje working poor en patsers die in een BMW rond de blok rijden. Iets wat u omwille van het veiligheidsgevoel best aan de politie meldt.
Zelfs als de economie krimpt dan groeit hij nog, want we spreken van een negatieve groei! De armoede is al lang uitgeroeid, er is alleen nog kansarmoede. Ook de oorlogen hebben we ver achter ons gelaten; vandaag zijn onze jongens alleen nog betrokken bij vredesmissies.
En nu een hele straffe! Vraagt u zich nooit af waarom men het voortdurend over de loonlast heeft? Ervaart u uw loon als een last? Ik denk het niet. Waarom spreken we dan eigenlijk nooit over loonlust?
Flor Vandekerckhove


(*) Victor Klemperer, LTI De taal van het Derde Rijk. 368 ps. Uitgeverij Atlas. ISBN 9789045002996.

maandag 29 januari 2018

Hotel California heropgezocht


HET STAAT IN De Morgen: ‘The Eagles hebben een rechtszaak tegen een hotel in Mexico in der minne geregeld’. Het etablissement heet Hotel California en dat is ook de naam van de grootste hit die De Arenden gemaakt hebben. Volgens de klagers ‘moedigt het hotel de bezoekers actief aan om te geloven dat er een band bestaat tussen het hotel en de song.’
Dat Mexicaanse hotel is eigenlijk maar een hotelletje: 11 kamers. Waarom maken The Eagles zich daar druk om? Het hotel is ouder dan het lied, maar we weten met zekerheid dat de song er niets mee te maken heeft. Het lied is een allegorie op de decadentie die onder popsterren al zoveel slachtoffers gemaakt heeft. Dat aan die decadentie niet te ontsnappen valt, daarover is 't dat The Eagles zingen: 'You can check out any time you like, / But you can never leave!' 
Dat verklaart nog niet waarom ze de kwestie voor de rechtbank wilden slepen. 
De hoteleigenaars waren een beetje te gulzig. Ze wilden Hotel California als handelsnaam in Amerika opeisen. Misschien zouden The Eagles dan wel een deel van hun rechten moeten afstaan. Daar hebben ze een stokje voor gestoken en misschien moeten de hoteliers nu wel dokken.
Destijds heb ook ik me de hotelnaam toegeëigend. In 2014 publiceerde ik een verhaal onder die naam, waarin ik beweer dat het hotel op de Oostendse Visserskaai staat en dat het een spookhuis is. Je moet hier maar eens kijken.

zaterdag 27 januari 2018

Met De Wever niets dan zever

Onlangs heeft De Morgen uitgevlooid dat de burgemeester van Antwerpen de invloedrijkste intellectueel van Vlaanderen is. Enkele dagen later plaatst diezelfde burgemeester in datzelfde blad een lange opiniebijdrage onder de titel: Links moet kiezen: open grenzen of de welvaartstaat. Iets wat zijn positie als topintellectueel nog zal versterken.
Een mens vraagt zich af waarom. Twee jaar geleden krijg ik een brief toegestuurd van een bezorgde mama, waarachter zich — een hondje kon het rieken — een uiterst rechtse activiste schuilhoudt. En weet je wat? De redenering van die pseudohuisvrouw verschilt nauwelijks van wat Vlaand’rens topintellectueel twee jaar later schrijft.
Als ik ook iets mag zeggen: topintellectueel? Amaai mijn oor! [Fier flaneert hij in de optocht, geheel naakt, terwijl het volk omvalt van verbazing, angst en plaatsvervangende schaamte, totdat een kind in het publiek roept: "He, kijk, de keizer loopt in zijn blootje!" Spoedig roept iedereen dit, maar de keizer weet niet anders te doen dan trots door te lopen, zelfs al ziet ook hijzelf de kleren niet. De dienaren blijven zijn sleep dragen... die er niet is. (Vrij naar De kleren van de keizer van Hans Christian Andersen.)]
Zowel Vlaand’rens topintellectueel als zijn bezorgde mama ontwaren drommen gelukzoekers die onze sociale zekerheid in gevaar brengen. Beiden zijn voorstander van een solidariteit die ophoudt aan de grens. Binnen die grens bevinden zich immers degenen die de sociale zekerheid opbouwen. De grens stopt degenen die van onze solidariteit komen profiteren.
In tegenstelling tot de topintellectueel en diens bezorgde mama denk ik niet dat het gevaar van over de grens komt, maar van een regering die de solidariteit danig aan ’t afbouwen is. Die solidariteit hoeft helemaal niet aan de grens te stoppen, want de enige manier om de sociale zekerheid veilig te stellen is ze te internationaliseren.
Dat internationalisme zal niet alleen de solidariteit ten goede komen, maar ook de vrede, het milieu, de arbeidsomstandigheden, de gezondheid, de vrijheid, het welzijn, de identiteit van de Vlamingen in het algemeen en die van ‘s mans bezorgde mama in het bijzonder. 
Zelf behoor ik tot het volk dat al lang omgevallen is van verbazing, angst en plaatsvervangende schaamte. 't Wordt hoog tijd dat de dienaren van de keizer ermee ophouden zijn sleep te dragen… die er niet is. 

Flor Vandekerckhove

donderdag 25 januari 2018

Die avond op de Spinoladijk

— Ik weet het wel, het is ongepast om mijn kopje naast dat van twee grootheden te plaatsen, maar kan ik eraan doen dat we alle drie een soortelijke ervaring meegemaakt hebben? Auden in Bristol Street, Dylan in een mythisch Amerika en ik op de Spinoladijk die Bredene met de Oostendse Oosteroever verbindt. —





Luister naar Nancy Zwaenepoel die het gedicht op facebook reciteert: https://www.facebook.com/nancy.zwaenepoel/videos/pcb.2670317413094159/2670308503095050/?type=3&theater



Toen ik op een avond
De dijk was opgegaan
Zag ik daar de menigte bewegen
Als was het wuivend graan.

Naast het bruisen van het water
Was er ook een liefdeszang
Die luider dan de golfslag klonk:
‘Mijn Liefde duurt wel eeuwenlang

‘Ik zal nog van je houden, lief,
Als China vlak naast Afrika te vinden is,
En als de zee over de duinen spoelt
En de zalm stoeit met de hagedis,

‘Ik zal nog van je houden als de zee
Te drogen aan de wasdraad hangt
En de sterren als de ganzen krijsen
Zoals ze doen wanneer de trek aanvangt.

‘De jaren kiezen ‘t hazenpad
Maar in mijn armen hou ik vast
De Bloesem van de Tijden
Mijn liefde is een eeuwige houvast.’

Toen begonnen storm te luiden
De klokken van de stad:
‘Alles wat daar nu gezongen wordt
hebben we al menig keer gehad.

‘In de krochten van je dromen
Waar geen billijkheid meer rest
Laat de Tijd zijn kuchje horen
Waarmee hij zelfs een kus verpest.

‘Dan volgen zorgen, kommer, kwel,
Al wat geweest is ebt dan weg.
De Tijd die krijgt zijn tijd nog wel
Hij is zelfs al onderweg.

‘Het strand dat er nu zo naakt bij ligt
Wordt straks met water overspoeld
De Tijd vermorst wat ooit geweest is
En ook wie duikt wordt weggespoeld.

‘Oh steek je handen diep in ‘t water,
En zoek daar op de tast
Staar, staar diep in 't water van de tobbe
En zoek daar maar naar enige houvast.

‘De gletsjer kraakt in het buffet
En de woestijn zucht in je bed
En het barstje in de theekop opent
De rechte weg naar ‘t laatste end.

‘Waar bedelaars het geld verbrassen
En de Reus met Jantje stoeit op ‘t strand,
Klein Duimpje zelfs een brulboei wordt
En Mietje haar benen spreidt in ‘t zand.

‘Oh kijk, kijk maar in de spiegel
Kijk naar al je kommer en je pijn:
Weet dat ‘t Leven toch een zegen blijft
Zelfs als er geen zegeningen zijn.

‘Ga nu voor het raam staan
En ween daar luid om al je smart;
Uw kromme naaste zult gij minnen
met heel uw kromme hart.’

Het was laat, laat in de avond,
Het koppel was naar huis gespoord;
Weg was het geluid der klokken,
En de zee zij deinde voort.

Hierboven staat mijn vrije vertaling van As I Walked Out One Evening van Wystan Hugh Auden. Of moet ik het een hertaling↗︎ noemen, een adaptatie, een herschrijving↗︎? Misschien kent u het antwoord op dat soort vragen. Laat het mij weten, ik zal de laatste zijn om u tegen te spreken.
As I Walked Out One Evening van Auden↗︎ leer ik kennen via As I Went Out One Morning van Bob Dylan die zich erdoor laat inspireren. Dylan gaat er vervolgens mee aan de haal. Audens avond wordt een ochtend. Dylan wandelt niet in Bristol Street maar in een mythisch Amerika. Het gedicht zingt van eeuwige trouw, terwijl Dylan van zijn ‘damsel’ probeert af te geraken. Die tegenstellingen heb ik in 2016 verwerkt in Toen de zee aan een wasdraad hing↗︎, een verhaal waarin Dylan, Auden en ik een strandwandeling maken. Ik dacht toen al: ooit ga ik dat gedicht vertalen. 
Ik vraag aan meester Clerick of er al een vertaling bestaat en hij stuurt me per kerende een werkje van Marco Fondse. Ik vraag het ook aan ‘t internet dat me naar Ans Bouter leidt. Kan beter, vind ik na lezing van die twee. Als Dylan de handeling mag verplaatsen, dan ik ook! Ik wandel op de Spinoladijk die Bredene met de Oostendse Oosteroever verbindt. De zang die Auden aan de spoorwegbrug beluistert, hoor ik beneden aan dat dijkje. De weide wordt een strand en Audens rivier is bij mij de zee… Voor de rest ben ik toch wel dicht bij de oorspronkelijke tekst gebleven, vind ik, en ik heb ook de rijmstructuur gerespecteerd. En voor alles heb ik de geest van het gedicht gerespecteerd.
Oordeel zelf! Hieronder plaats ik de oorspronkelijke tekst, naast de twee alreeds bestaande vertalingen en in de vierde kolom staat die van mij. Hopelijk is dat een beetje leesbaar, want ik heb er technische toeren voor moeten uithalen, met Word, InDesign, Photoshop, PdF en JPEG, toeren die mijn petje een beetje te boven gaan. 
Flor Vandekerckhove

dinsdag 23 januari 2018

Over mensen en wandluizen

— Jef Last (1898-1972) —
'Zegt het Communistisch Manifest: ‘”Een spook waart over Europa, het spook van het communisme”? Of staat daar misschien: “het spook van het trotskisme”? Trotskisme — die gemakkelijke bijnaam, toepasselijk op al degenen die niet geloven dat de groene zuilen die in het Tverskaja geplaatst worden prachtig zijn! Al degenen die, zolang de arbeidersklasse van Moskou in krotten blijft wonen, van mening zijn dat Lenin beledigd wordt door diens zestien meter hoge standbeeld! Al degenen die de 3000 afbeeldingen van Stalin, in sommige demonstraties op het Rode Plein meegedragen, vergelijken met de 3000 prenten van de Madonna in een processie te Lourdes.’
Aldus begint Jef Last een artikel waarin hij zijn breuk met het stalinisme aankondigt. Het staat in het Amerikaanse culturele tijdschrift Partisan Review waaraan ik al menig stukje gewijd heb. Deze keer blader ik in Volume 6, nummer 1 van 1938 en u kunt dat ook doen wanneer u daar kijkt.
Ik heb me eerder al over leven & streven van deze Nederlandse schrijver gebogen, toen ik De politiek zal ons niet scheiden aan ’t voorbereiden was. In mijn aantekeningen staat een citaat dat sterk lijkt op wat ik in PR lees. Het komt uit Lasts roman Een huis zonder venster (1935) en daar worden die woorden door een personage uitgesproken dat een trotskist is: 'Dertigduizend portretten van de Heilige Maagd bij de processie in Lourdes, of dertigduizend op glas geschilderde portretten van Stalin, op 1 Mei, zoals Regards ons te zien geeft, is voor mij hetzelfde. Niet het proletariaat, zoals Marx nog dacht maar de heilige Stalin zelf zal het proletariaat verlossen. Wie anders durft te denken gaat op de brandstapel. Daarvoor krijgen we dan een paleis der Sowjets in Romeinse stijl, brieven in de Komsomolskaja Prwada ter verheerlijking van het heilige gezin en het gezag der ouders, een met marmer versierde métro (…)’
De 3.000 portretten in PR zijn er in de eerder verschenen roman 30.000. Dat belet niet dat een vergelijking van de twee passages aantoont dat Last in 1938 de redenering van zijn romanpersonage uit 1935 overneemt.
Wat is er intussen gebeurd? Na een reis door de Sovjet-Unie is Jef Last naar Spanje getrokken om er de republiek tegen Franco te verdedigen. Het stukje in Partisan Review sluit af met wat hij daar geleerd heeft: ‘Ik weet heel zeker dat mijn kameraden in de loopgraven voor iets anders gevochten hebben dan alleen maar voor een efficiënt economisch systeem, en dat het socialisme gedoemd is te verdwijnen tenzij het zich in een menselijk besef van waarheid, rechtvaardigheid en liefde grondvest. Mijn hart bloedt wanneer ik aan de processen in Moskou denk waarbij de meesten die destijds voor de revolutie vochten afgemaakt werden. Ik weet dat goede partijgenoten deze mensen lichthartig wandluizen genoemd hebben die verpletterd moeten worden, maar hoe kunnen we het over socialistisch humanisme hebben, als zelfs het verschil tussen een mens en een bedwants vergeten wordt?’

Flor Vandekerckhove

zondag 21 januari 2018

Jean-Pierre Casier, een halve eeuw later

— Jean-Pierre Casier (links) en Flor Vandekerckhove. —

In 2014 interview ik dichter Hervé Casier. Om het ijs te breken zeg ik dat ik in dat dorp nog een Casier ken, een schoolmakker. Wat blijkt? Er is een familieband. Het leidt me vier jaar later naar een tearoom in De Haan, waar ik met die schoolmakker afspreek. Het is van 1968 geleden dat we elkaar nog zagen.

Jean-Pierre Casier en ik gaan in de jaren zestig haast dagelijks met elkaar om. Op weg naar school delen we een tramplatform met Freddy Buffel, Jackie Hoogenboom, Adelin Claeys en vele anderen. Ik heb daar eerder al een stukje over geschreven: Met je pulle op de tramZo’n tramplatform is ook de plek waar tienerliefdes goed gedijen. Dat is trouwens het laatste beeld dat ik me van Casier herinner: nadat ik van de tram gestapt ben, rijdt die verder en in het open deurgat staat Jean-Pierre in innige omhelzing met een blauwgerokt meisje van het St.-Andreasinstituut. ’t Lijkt op het slotbeeld van een coming of age film.
Later zal hij met dat meisje trouwen, maar dat kom ik nu pas te weten. Wat ik ook nu pas weet is dat Jean-Pierre, na al die tramritten, interieurvormgeving aan de Gentse academie studeert. ’t Is iets wat in de lijn der dingen ligt, vader Casier is huisschilder en de aanstaande schoonpapa heeft een schrijnwerkersatelier. Wie zo verstandig is om in het voetspoor van de vaderen te treden speelt het voordeel van een thuiswedstrijd.
Maar Jean-Pierre maakt het zich niet gemakkelijk. 
‘Bij mij thuis waren er acht kinderen. Ik was de enige die hogere studies mocht aanvatten. Ik wilde niet op hun rug studeren en bekostigde mijn studies zelf, door tekeningen voor mijn medestudenten te maken, terwijl zij de bloemetjes buitenzetten. Zij hadden er geen tijd voor en ik verdiende er mijn kost mee, zij dat het veelal spek & ei betrof, soms alleen maar ei.’
Dat gaat goed tot wanneer een medische routinecontrole bij Jean-Pierre een longziekte ontdekt die hem verplicht gedurende vele maanden platte rust te nemen. Na die lange afwezigheid heeft hij geen zin meer in de academie en hij gaat bij de vader van zijn lief aan de slag.
Daar krijgt hij de smaak weer te pakken en na de dagtaak volgt Jean-Pierre avondonderwijs. Niet een jaar, niet twee jaar, niet drie… maar tot hij 33 is: interieurdecoratie, schrijnwerker, aannemer van bouwwerken, antiek & renovatie, bedrijfsbeheer…
Casier neemt de zaak over. Tot aan zijn pensionering leidt hij het leven van een niet heel kleine zelfstandige. Hij vertelt me over bouwwerken, projecten, verbouwingen, onderaannemers, winkels, appartementen, gedurfde initiatieven, grote en kleine werven… Ik verlies de tel, maar het maakt me wel duidelijk dat hij het werk niet geschuwd heeft.
— Jean-Pierre Casier (2) op details van oude schoolfoto's. 
Die schoolfoto's vind je hier. —


Hij heeft het ook over Lieve, het blauwgerokte meisje dat zijn echtgenote geworden is  —‘Zonder haar had ik het zeker niet gebracht tot waar ik sta.’ — over zijn dochter Sofie en zijn twee kleinkinderen. Waaruit ik leer dat Casier een familieman pur sang is. Bovendien is hij een gemeenschapsmens, van het soort dat jaarlijks een sinterklaaspak aantrekt en aan de Zeehondenwandeling deelneemt, een evenement waarvan ik weet dat ik op die dag beter niet ga joggen.
Jean-Pierre Casier beschikt, met andere woorden, over veel kwaliteiten die ik ontbeer. Komt het daardoor dat we destijds zo goed met elkaar konden opschieten? Want dat deden we, vooral tijdens de examens. Hij was goed in cijfers en ik in letters, iets wat, achter de rug van de leraars, nogal eens tot wederzijds profijt leidde. Dat mag ik nu wel zeggen, de feiten zijn verjaard.
Sluiten we af met een glas paardenmelk? Het is een product dat Jean-Pierre zeer aanbeveelt. De helende krachten ervan zijn zo talrijk dat ik plaats te kort kom om ze op te sommen.

vrijdag 19 januari 2018

In en uit de kast komen


'Er zijn en tegelijkertijd niet zijn 
is een universeel verlangen van de mens.'
Maarten Inghels.


Je moet het maar eens aan mijn maat Johan vragen, hij is er zelfs een beetje pissig om: ik ben een meester in het verdwijnen.
Telkens iets gedaan is ben ik weg. Normaal, zeg je, want gedaan is gedaan. Maar dat is het niet, want mensen willen dat je nablijft. Om na te kaarten, te netwerken, om te drinken, omwille van de sfeer, om te socialiseren, uit dankbaarheid, omwille van de vriendschap… Daar doe ik niet aan mee. Ik kaart niet (na), netwerk niet, drink niet, hou niet van de sfeer en ik heb weinig talent voor vriendschap.
Dit is hoe ik naar een receptie ga: handjes gevend loop ik door de massa naar de achterdeur. En weg! Dit is hoe ik een café bezoek: via het raampje in de WC kom ik weer op straat terecht. En weg! Dit is hoe ik een publiek optreden afwerk: ik lees mijn ding voor en Flor has left the building. Dit is hoe ik aan een betoging deelneem: zodra de stoet zich in beweging zet, stap ik alweer op de trein. Dit is hoe ik aan reünies deelneem: niet!
Zo zal ik uiteindelijk ook uit ’t leven verdwijnen: tegen de tijd dat men zich afvraagt waar ik uithang, ben ik al lang tot stof en as vergaan. Weg!
Hier past een anekdote. In Jubilee Hitchhiker, de biografie van auteur Richard Brautigan, schrijft William Hjortsberg hoe het lijk van de schrijver pas zes weken na diens dood ontdekt wordt. Later wil de dichter Michael McClure nog eens de plek zien waar zijn maat zich van het leven benomen heeft. Hij klimt langs de gevel naar boven en ziet door het venster ‘duidelijk de doodschaduw van Richard Brautigans lichaam geëtst in de vloerplanken, daar waar zijn lichaam vele lange weken onontdekt is blijven liggen. Braudigans lichaam was gesmolten (…) en in het hout gesijpeld, waar het een spookafbeelding achterliet. … De nieuwe eigenaars zouden later proberen het te verwijderen, maar geen enkel solvent of detergent slaagde daarin … Als een gefotografeerde geest wordt Richard Brautigans afbeelding misschien wel voor eeuwig bewaard om in het oude houten huis te spoken.’ 
Nu ben ik ook al een tijdje uit ‘t leven van mijn maat Johan verdwenen en daar is hij een beetje boos om. Ik heb hem nochtans gewaarschuwd: zodra het kan ben ik weg. Je kunt wel zeggen dat het niet schoon van me is, maar je kunt zoveel zeggen.
Inmiddels ben ik zelfs uit mijn living weg. Ik woon thans in de linnenkast. Naast me, in de commode, woont de kat. ’t Is waar wat ze zeggen, dat huisdieren op den duur op hun baasje beginnen lijken.
Flor Vandekerckhove

woensdag 17 januari 2018

Schepen in beton

— Het betonnen schip SS Palo Alto (GT: 6.144, afmetingen: 128,02 x 16,46 x 10, 67) bleef na haar tewaterlating in 1919 tien jaar ongebruikt stilliggen. Uiteindelijk zou ze een toeristische bestemming krijgen. In Californië lieten ondernemers het schip vastlopen en bouwden er o.a. een feest- en eetzaal op. Van de kust naar het schip liep een pier. De crisis van 1929 maakt een einde aan het feest. Het vaartuig bleef verwaarloosd achter, verkommerde en brak in stukken. —

Vaartuigen in staal, ijzer, hout, polyester, rubber… dat kennen we. Maar betonnen schepen? Toch kent de scheepsbouw zo'n hoofdstukje. Op de wereldtentoonstelling van 1855 toont een Fransman een in beton gebouwd vaartuigje, een roeiboot. Hij krijgt navolging, in de jaren 1890 gaat een Italiaanse ingenieur betonnen platbodems produceren waarmee rivieren bevaren worden. Bij de aanvang van de XXste eeuw gaan de Britten er zich mee moeien. Op het eiland worden tal van betonnen schepen gebouwd. De restanten van een ervan, de Violette uit 1919, zijn hier nog te bekijken.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog stijgt de behoefte aan schepen naar spectaculaire hoogten, terwijl het staal almaar schaarser wordt. De Amerikaanse regering, die in 1917 bij de oorlog betrokken geraakt, laat onderzoeken of het mogelijk was grote zeewaardige betonnen vaartuigen te bouwen, die in de oorlog ingezet konden worden. Het resulteert in het Emergency Fleet Program dat in de bouw van vierentwintig betonnen schepen voorziet.
Te laat, want toen de oorlog in 1918 beëindigd wordt, zijn er nog geen te water gelaten. Twaalf ervan geraken na de oorlog afgewerkt en verkocht aan bedrijven die ze gebruiken voor goederentransport, magazijn of stort.
Hiermee had er een einde kunnen komen aan de geschiedenis van de betonnen schepen, maar kijk… De mensen zijn nog niet goed bekomen van het oorlogsgeweld of daar wordt alweer een nieuwe wereldoorlog voorbereid. Weer wordt staal een schaars goed. In 1942 geeft de Amerikaanse regering opdracht om vierentwintig betonnen schepen te bouwen.
Het einde van WOII betekende meteen het einde van de betonnen scheepsbouw op grote schaal. Toch vind ik in 2018 nog een werf die zeilboten maakt van ‘steel wires covered with a sand and cement plaster’. (In 2021 wanneer ik dit stukje nog eens redigeer, is die website alweer verdwenen.)
Flor Vandekerckhove

dinsdag 16 januari 2018

Moeilijkheden bij een vertaling

— Politieportret van
Assata Shakur. —
Een gedicht vertalen, ’t is iets wat ik graag doe. ‘t Is ook iets waarbij ik mijn hand al eens overspeel. Dat is ook het geval bij Current events van Assata Shakur. Current events staat in haar indrukwekkende autobiografie die je hier gratis van het net kunt halen.
Current events vertalen is geen gemakkelijke klus, omdat ’t vol slang staat, woorden die in het Nederlands niet dezelfde (bij)betekenis hebben en waarvoor niet meteen een passend equivalent bestaat.
Doordat ik mijn hand weer eens overspeel blijven er in de vertaling enkele onduidelijkheden achter. Opvallend is deze aan ’t begin van de vierde strofe: And i still can’t stand ole / el dorado. Ik vermoed dat Assata zegt dat ze nog altijd niet blij (ole, een vreugdevolle uitroep) kan zijn met opsmuk (el dorado kan op goudwerk slaan), maar ‘t is nattevingerwerk. Zowel ole als el dorado zijn ook alhier bekende begrippen, daarom heb ik ze maar laten staan: Nog altijd kan ik niet tegen ole / el dorado. Hopelijk komt mijn vertaling in handen van een lezer die beter weet en het vervolgens ook aan mij laat weten.
Niet alles is in 't ongewisse gebleven. Ik heb er een beetje naar moeten zoeken, maar maybelline is iets uit de wereld van de cosmetica. Ik denk niet dat je Assata daar een plezier mee kunt doen.
 Ik heb me lang afgevraagd wat one and one kan zijn. Ik vind het antwoord uiteindelijk in een urban dictionary. One and one is een mix van heroïne en coke; vandaar mijn vertaling: half om half.
Waat u wat roka fellas zijn? Slaat het op Rockefeller, een familie van rijkaards waar Assata ongetwijfeld niets mee te maken wil hebben? Verwijst het naar een platenlabel met die naam? Heeft het te maken met een kledingstijl? (Er bestaan o.a. rokafellaschoenen en –kettingen.) Die opties moet ik verwerpen omdat label en kledingstijl dateren van na de publicatie van Assata’s autobiografie.
Iemand wijst me erop dat roka fellas in dat gedicht gevolgd wordt door een verwijzing naar de flikken en dat de revolutionaire groep waarin Assata actief geweest is vooral politiemensen en drugsdealers viseerde. Goed gezien: roca blijkt slang te zijn voor cocaïne en fellas is een verbastering van fellows, maten in ’t Nederlands, goede vrienden. Roca fellas zijn cokedealers.
Voor de rest eigen ik me in deze vertaling veel dichterlijke vrijheid toe. Ik kan de titel bijvoorbeeld ook correct als Huidige gebeurtenissen vertalen, maar Stand van zaken lijkt me meer van toepassing op de inhoud die eronder staat. And i call a pig a pig vertaal ik als En een flik noem ik een zwijn. Terecht, denk ik, want En een zwijn noem ik een zwijn zou in ’t Nederlands zinledig zijn; het scheldwoord zwijnen is alhier niet algemeen bekend voor flikken.
Of dit een goede manier van vertalen is hangt af van enige vooringenomenheid. Ben je in deze een voorstander van een dynamische equivalentie of van een formele? Voer voor specialisten dus en een inleiding ter zake vind je hier.

Flor Vandekerckhove
    

zondag 14 januari 2018

Uit mijn dagboek: 9 oktober 1967

—  9 oktober 1967. De VPRO zendt een aflevering van Hoepla uit waarin het naakttaboe doorbroken wordt. — 

'We leven in een maatschappij met meer taboes 
dan een tijd geleden, 
de jaren van de vrijheid zijn voorbij.'
Rik Torfs.

Een verpleegster komt in mijn broek kijken. Ze zegt dat ik nergens over hoef in te zitten, dat verpleegkundigen dat gewoon zijn. Haar woorden overtuigen me niet helemaal, maar wat kan ik zeggen? Ik neem je mee naar een herfstige dag in 1967. De Summer of Love ligt juist achter ons en er is nog geen sprake van aids. In die tijd hou ik een dagboek bij. Als ik het nu herlees geloof ik mijn ogen niet. Kijk hier: koppels zoeken via advertenties derden die aan een triootje willen participeren. Antwoorden gaat alzo: Schrijven bureel blad onder nummer en daarachter staat een nummer.
Ik heb het eens gedaan, geschreven naar bureel blad onder zo'n nummer. Nog dezelfde week valt er een uitnodiging in mijn bus.
Op de afgesproken dag — 9 oktober ’67 — rij ik naar Amsterdam. Voor ik het goed en wel besef word ik daar in een ziekenhuis opgenomen om me eerst te laten onderzoeken. De verpleegster noteert een en ander op een formulier, kijkt nog eens goed naar mijn piemel en zegt nogmaals dat ik nergens over hoef in te zitten, dat het maar formaliteiten zijn. Ik heb wel zin in dat triootje, maar die formaliteiten zijn me er toch te veel aan. Van zodra de verpleegster haar gat gekeerd is, ga ik er weer vandoor. Vier uur later ben ik alweer thuis. Eerst breng ik de auto terug die ik van mijn lief haar vader geleend heb. Mijn toekomstige schoonfamilie is televisie aan ’t kijken, terwijl mijn geliefde een bloemenkrans vlecht, want in die tijd is ‘t van Be Sure to Wear Flowers in Your Hair.
‘Hoe is ’t geweest?’ vraagt ze. Ik zeg haar dat een verpleegster in mijn broek gekeken heeft, maar dat het bij die formaliteit gebleven is. ‘Volgende keer beter,’ antwoordt ze. Dat we er verder geen woorden aan besteden kan aan de tijdgeest liggen, die beroepszeveraar Rik Torfs 'de jaren van de vrijheid' noemt. Maar 't kan ook zijn dat het komt doordat de tweede aflevering van Hoepla juist van start gaat. En ja hoor, weer is de wondermooie Phil Bloom van de partij. In een krant neemt Phill de zoekertjes door, ongetwijfeld van koppels die een derde zoeken, en als ze die krant laat zakken, blijkt dat ze poedelnaakt is‘En dat komt allemaal op de tv,’ zegt mijn aanstaande schoonmoeder. ‘Een mens maakt wat mee’, zeg ik, ‘je moet haast nergens nog de deur voor uit.’ Dat ik met die woorden het internettijdperk voorspel, kan ik op 9 oktober 1967 uiteraard niet weten, maar het staat wel met zoveel woorden in m'n dagboek genoteerd, met datum en al. 
Flor Vandekerckhove