Oh, all tobacco shops were closed
To buy tobacco with that gold
To buy tobacco with that gold
* In De Laatste Vuurtorenwachter plaatst Flor Vandekerckhove sinds 1988 columns, herinneringen, leesnotities, mini-essays, polemieken, verhalen & gedichten
Flor Vandekerckhove
![]() |
Marie Windsor als Edna Tucker in de film noir Force of Evil. |
![]() |
Links: Felix Labisse, 1934, Grand carnival Ostendais. Rechts: Adolf Buylstraat 32. Ouderlijk huis van Henri Storck. |
‘Als ik sedertdien een uiterst boeiend bestaan heb gekend, dat mij naar de 4 uithoeken van de wereld voerde, dan dank ik dat aan de vorming die ik mocht opdoen tijdens mijn kinderjaren en mijn jeugd, zo rijk en gelukkig, zo bont en fel voor zinnen en geest. Alleen Oostende met de waaier van zijn seizoenen en de eigenheid van zijn bewoners, het kolken van het artistieke leven ter plaatse, kon mij dit bezorgen. Soms liep ik te praten met de Noordzee en zwoer haar een cineast te worden, Oostende niet onwaardig ...’
‘In de zijstraatjes rond de vismarkt woonden de mensen in oude en overbevolkte huizen. Voor hen was er geen zomerpret. In deze buurt had de cholera-epidemie door de armoede en het alcoholisme het hardst toegeslagen. Niets van dat alles ontsnapte aan de scherpe observerende blik van de jonge James: een afgejakkerde hond die een te zwaar beladen karretje trok, een oude vissersvrouw die zat te breien in de zon onder een kruisbeeld, een krom gewerkte visser. Elke keer als de broodmagere silhouetten in een deuropening verschenen, stond de jongen even stil, maar zijn vader drong telkens aan om door te gaan. De plaatselijke kranten vermeldden nauwelijks iets over de cholera-epidemie, want ze wilden de rijke badgasten niet afschrikken, maar het was beter voorzichtig te zijn.’
‘Vader Ensor deed plots zijn schoenen uit en vertelde zijn verbijsterde zoon dat hij vlug naar de overkant van de havengeul wou zwemmen. ‘Ik ben dadelijk terug,’ zei hij. En met zijn kleren aan, op zijn schoenen na, sprong hij in het water. De jongen was een en al verbazing. Weldra zag hij het hoofd en de zwarte baard van zijn vader dobberen over het water. James Frédéric zwom met een krachtige en wilde slag, terwijl hij zich heen en weer wentelde. De hele havengeul glom onder het zonlicht. Toen hij aan het Oostenhoofd aankwam, rustte hij wat uit bij een houten paal. Na een korte onderbreking keerde hij met dezelfde forse slag terug. Hierbij had hij nog de kracht om even te wuiven naar zijn bezorgde zoon. Ten slotte klom hij aan land. Doornat trok hij zijn schoenen aan.’
Op 1 januari 2022 publiceert uitgeverij De Lachende Visch een nieuw e-boek van Flor Vandekerckhove. Honderd titelloze eenparagraafverhalen wordt ingeleid door Flors oud-leraar Nederlands Alfons Vandenbussche.
De e-boeken van Flor Vandekerckhove zijn gratis voor wie erom vraagt. Vooraf bestellen kan. Het boek wordt u dan per e-mail toegestuurd zodra het in het rek van De Weggeefwinkel komt te liggen. Vraag erom via liefkemores@telenet.be↗︎
![]() |
Cowboy Burns wordt achternagezeten door een helikopter, een botsing van twee werelden. |
![]() |
Links, tussen de twee torens, staat Hotel Continental. Rechts ernaast: Hotel de l’Océan.
Wind giert rond het huis, regen geselt de luiken, het haardvuur knettert, de clichés stapelen zich op; hoog tijd om weer eens Finnegans Wake uit de kast te halen. Dichter zal ik nooit bij een hobby komen en ja, ik heb er al menig barre winternacht mee zoet gemaakt. Dan ga ik in dat boek op zoek naar Oostendse woorden, ik denk dat die daarin staan.
In augustus 1926 brengt James Joyce zijn vakantie in Oostende door. Hij verblijft er tot 15 september. Eerst is dat in Auberge Littoral Palace — The newest and most up-to-date — een duur hotel. Kamers kosten er ten minste 60 frank. Het gezin verkast dan ook gauw naar het Hotel du Phare waar je een kamer met pension voor 40 frank kunt krijgen. Wellicht is ook dat te duur, want uiteindelijk komt Joyce in Hotel de l’Océan terecht. De schrijver is er erg gecharmeerd door de portier die de telefoon opneemt met de woorden: Ici le portier de l’océan.
Bekend is dat Joyce in Oostende vierenzestig ‘Vlaamse’ lessen volgt. Dat onderricht en het koeterwaals dat hij in de stad opvangt, laten sporen na in zijn notitieboekjes. Die worden door kenners vandaag nog uitgevlooid, omdat Joyce ze als een alaambak gebruikt, waarin hij ‘t materiaal verzamelt dat zijn werken vorm geeft. In die werkboeken heeft Joyce inderdaad Vlaamse woorden genoteerd: marmels, kalvers, flerecijn, schaverdijnen, blood, somtijds, klak, oogst (als naam voor de maand augustus)… Er is ook een brief waarin hij zegt dat hij een deel van die Vlaamse woordenschat zal gebruiken voor het personage van Sookerson, de knecht in Finnegans Wake.
Heb ik dat Oostends uiteindelijk gevonden? Neen. Finnegans Wake is moeilijk te lezen. Het heeft mij al enkele jaren gekost om alleen nog maar de titel te begrijpen. Het is literatuur waarin overdadig veel woorden moedwillig vervormd worden. Over de oorsprong van die woorden zijn specialisten het oneens. Is de bron Vlaams, Nederlands, Duits? Of is ’t Zuid-Afrikaans? Alleen zo’n specialist kan weten dat Minnik’n pass op Manneken Pies slaat en dat chamermissies een neologisme is dat van kamermeisjes komt.
In een van ’s mans werkboekjes vind je ook het even mooie als merkwaardige ‘All the shups ware to’. Hoor ik daarin de stem van een Oostendenaar die in een soort Oostends-Engels probeert uit te leggen dat alle winkels dicht zijn? Verder ben ik in mijn speurwerk helaas niet gekomen. Voorwaar een mager resultaat, maar de zoektocht blijft een aangename bezigheid, vooral wanneer de regen tegen ’t raam klettert, het vuur in de haard knettert en all the shups to zijn.
Flor Vandekerckhove
° Dutch in Finnegans wake. Geert Lernaut in James Joyce Quaterly, Vol. 23 N° 1 (herfst 1985).