zaterdag 31 oktober 2015

De ontdekking van café Derby

Café Derby Bredene (bouwjaar 1938, architect Lingier)


De postkaart vermeldt 'Hotel Derby Bredene. Gezusters Borret'. Van die gezusters heb ik nooit eerder gehoord, maar het gebouw ken ik, het staat op de hoek van de Prins Karellaan en de Peter Benoitlaan. Het is in deze blog al aan bod gekomen, toen ik het hier↗︎ over Bredene en de pakketbootstijl had.
Jean-Pierre Boentges kent het gebouw al van in de vroege jaren vijftig. Hij weet dat het eigendom geweest is van de familie Verhelst die er een vertegenwoordiging van bakkersproducten Zeelandia in uitbaatte. Het gebouw is in 1982 gerenoveerd en op de benedenverdieping werd toen een bankkantoor van Gemeentekrediet ondergebracht. Vandaag zijn er alleen appartementen.
Of het werkelijk een hotel geweest is, valt uit het beeld niet af te leiden. Reclame op de gevel vermeldt Café Derby. Tussen de twee woorden staat een ovalen bord dat te onduidelijk is om me meer te leren. Dat geldt ook voor de affiche aan het raam. Links en rechts van de centrale deur staan enkele stoeltjes en een paar bloembakken, het café heeft een eenvoudig ogend terras. Een hondje kijkt in de lens. In de deuropening staan drie mensen: een man die geflankeerd door twee vrouwen in witte schort. De gezusters Borret? Links, om de hoek, is er nog een deur. Wellicht leidt die naar de bovenverdiepingen. Zijn daar hotelkamers? Op elk van de verdiepingen kijkt een bewoner uit het raam.
Van William Schreus krijg ik een bericht: ‘Wat ik weet is dat Camiel Trio daar nog café gehouden heeft.’ William steekt zijn licht op bij een aantal leeftijdsgenoten en krijgt verduidelijking van Roland Van Loo: ‘Het waren de ouders van Camiel die het café in 1944-45 uitbaatten. Vader heette Cyriel. Er waren drie dochters en er was veel ambiance. Rond 1950 is Trio in de Kapelstraat café Sporting gaan uitbaten.’
Onlangs kreeg ik een mail van Luc de Vulder: ‘Momenteel ben ik eigenaar van hotel/cafe Derby uit Bredene. Ik wil dit pand in zijn oude glorie herstellen + terug onder de terechte aandacht brengen. Daarvoor ben ik op zoek naar de geschiedenis + vooral de oorspronkelijke plannen. Kan jij mij op deze speurtocht helpen? Bredene zou deze plannen niet hebben. Momenteel ben ik op zoek naar nazaten van deze architect.’ Zelf kan ik die mens niet verder helpen, maar ik stuurde zijn bericht wel door naar twee architecten.
Flor Vandekerckhove

[DLVuurtorenwachter post dit stukje in 2015. In 2021 redigeer ik het opnieuw ten behoeve van de FB-groep Bredene Voor & Van Iedereen.]












Op 1 januari 2022 publiceert uitgeverij De Lachende Visch een nieuw e-boek van Flor Vandekerckhove. Honderd titelloze eenparagraafverhalen wordt ingeleid door Flors oud-leraar Nederlands Alfons Vandenbussche.



De e-boeken van Flor Vandekerckhove zijn gratis voor wie erom vraagt. Vooraf bestellen kan. Het boek wordt u dan per e-mail toegestuurd zodra het in het rek van De Weggeefwinkel komt te liggen. Vraag erom via liefkemores@telenet.be↗︎

donderdag 29 oktober 2015

Leven & streven van Assata Shakur

— Assata Shakur werd in 1977 veroordeeld voor de moord op een politieman. In de jury zaten familieleden, partners en vrienden van leden van de Amerikaanse staatspolitie. (Foto NY Daily News via Getty Images.) —
Op 2 november 1980 ontsnapte Assata Shakur (°1947, als Joanne Deborah Byron) uit een Amerikaanse gevangenis. Ze vluchtte naar Cuba, waar ze in 1984 weer boven water kwam. Fidel Castro had haar inmiddels politiek asiel verleend. Hij was de mening toegedaan dat deze activiste van de Black Panthers en van de Black Liberation Army in de USA onterecht veroordeeld werd voor de dood van een politieman. Assata woont vandaag nog steeds in Cuba, maar de Amerikanen geven niet op. In mei 2013 kwam ze daar in de top tien terecht van de Most Wanted Terrorist List. Wie haar aan de FBI uitlevert wordt 2 miljoen dollar rijker.
Alhoewel Assata Shakur al drie decennia lang geen voet meer op Amerikaanse bodem gezet heeft, blijft ze daar toch erg bekend. In de protestmarsen die in Amerika georganiseerd worden, telkens een politieman het weer eens nodig geacht heeft om een zwarte mens te liquideren, vallen de hoodies op waarop te lezen staat: Assata taught me. [Om mijn leeftijdsgenoten te instrueren moet ik hier wellicht aan toevoegen dat een hoodie een bij jongeren populair kledingstuk is. Om dan weer de jongeren te instrueren, die misschien wel denken dat die brutale politieoptredens incidenteel zijn, plaats ik een documentaire onder dit stuk, waarin je van Assata iets anders verneemt.] En op de achterkant van zo’n hoodie staat: ‘It is our duty to fight for our freedom. It is our duty to win. We must love each other and support each other. We have nothing to lose but our chains.’  (‘Het is onze plicht om te strijden voor onze vrijheid. Het is onze plicht om te winnen. We moeten van elkaar houden en elkaar steunen. We hebben niets te verliezen behalve onze ketenen.’) Dat citaat komt uit Assata: An Autobiography, een boek dat ze in 1987 in Cuba geschreven heeft. Je kunt het gratis in een PdF-versie van ’t web halen.
Al bladerend in dat boek vallen meteen de gedichten op die de teksten onderbreken. Blijkt dat Assata niet alleen een revolutionaire activiste is en een slachtoffer van het Amerikaanse racisme, maar ook een dichteres. Het boek opent met zo’n gedicht waarvan de laatste lijnen in vertaling luiden: En ik geloof dat een verloren schip, / Gestuurd door vermoeide, zeezieke zeelui, / Nog altijd naar huis gegidst kan worden / Naar de haven. Assata Shakur is een optimiste en optimisme is iets wat wij, vermoeide matrozen van een verloren schip, goed kunnen gebruiken.
Assata Shakur is een harde tante, maar ze blijft ook nederig: ‘I have eaten crow and blunder bread, and breathed the stench of indifference’. Ook zij heeft in ‘de stank van onverschilligheid’ geleefd en begrijpt dat niet iedereen haar weg kan volgen: ‘If you are deaf, dumb, and blind to what is happening in the world, you’re under no obligation to do anything.’ Anders is het voor wie weet hoe de wereld draait: ‘But if you know what’s happening and you don’t do anything but sit on your ass, then you’re nothing but a punk.’
In het boek neemt ze een document op dat To my people heet. Ze heeft dat stuk in de gevangenis geschreven: ‘Ik heb de oorlog verklaard aan de rijken die op onze armoede gedijen, aan de politici die liegen terwijl ze ons toelachen, en aan al de hersenloze, harteloze robotten die hen en hun eigendommen beschermen.’ Die robotten zijn de Amerikaanse bottinekes die ze in het boek onomwonden pigs, fascists en Nazi’s noemt.
Indrukwekkend is het gedicht dat ze op ’t einde van het tiende hoofdstuk plaatst. In Leftovers – What is Left maakt ze in dertien korte strofen de balans van haar leven op. Wat blijft daarvan over na de veroordeling, de tralies en de ketens? Wat blijft er over nadat je kind in de gevangenis geboren werd en vervolgens weer van je afgenomen? Wel wat overblijft is dit: I’m in love with / Losers and laughter. / I’m in love with / freedom and children. // Love is my sword / and truth is my compass.
Flor Vandekerckhove

Assata Shakur documentary

woensdag 28 oktober 2015

Werkloos



Hij zou het niet aan zijn vrouw vertellen. Hij zou het huis op het gewone uur verlaten en ’s avonds op het gewone uur thuiskomen. Hij zou dat blijven doen tot hij weer werk had. Dus probeerde hij er een gewone avond van te maken. Vermoedde zij iets? Vanuit zijn ooghoeken zag hij hoe ze naar hem keek als een geslagen paard. Eens ze in de sofa zaten, was zwijgen geen optie meer. Terwijl hij strak naar het journaal bleef kijken, vroeg hij schijnbaar achteloos: ‘Scheelt er iets schat? Je bent zo stil.’ Ze barstte in tranen uit en zei: ‘Ik dacht het stil te houden tot ik weer iets gevonden had, maar ik zie wel dat je het vermoedt.’
Flor Vandekerckhove

dinsdag 27 oktober 2015

Lowietje de Neet, een martelaar

— Zo een waarvan ge de armen kunt uittrekken. —
Het waren andere tijden. Omdat zachte heelmeesters in die tijd stinkende wonden maakten zette een buurman bij het opvoeden van zijn zoon de martinet in, een soort zweep. Wanneer de zoon niet horen wilde dan moest hij voelen. Meester Eierboer, die zijn leerlingen liefhad, spaarde dan weer de roede niet. Die had hij eens op Gilberts knoken willen slaan, maar de jongen had in een reflex zijn hand weggetrokken en Eierboer sloeg zijn roede tegen de bank aan gruzelementen. Daar moest Klein Lowietje hard om lachen, wat hem een straf van honderd lijnen opleverde: Ik ben een neet. Ik ben een neet. Ik ben een neet. Ik ben een neet… Honderd keer na elkaar, opdat hij er nooit meer aan zou twijfelen.
Het leven van een neet was in die tijd geen sinecure. Klein Lowietje hield er slaapproblemen aan over. Zijn moeder zei dat hij moest lezen tot wanneer hij in slaap viel. Ze bedoelde bidden. Zo ging dat in die tijd, men zei lezen maar men bedoelde bidden. Wanneer de neet speelgoed liet rondslingeren was ‘t van Orde en netheid leiden tot God. Hij was een sloddervos, kansloos voor het hiernamaals en vijftien jaar later verliet hij dan ook onze moeder de heilige kerk om in de diaspora een vreugdevoller bestaan op te zoeken.
Toen was hij echter zover nog niet. Hij had eerst een lange tocht door het vagevuur te gaan. Dat vagevuur zag er soms alzo uit. Die dag verplichtte zijn moeder hem om haar vergiffenis te vragen. En wel voor iets waarvan hij vond dat ik het niet gedaan had. Hij weigerde, want een neet vraagt geen vergiffenis voor iets wat hij niet gedaan heeft. Moeder steigerde en begon hem met haar pantoffel te slaan, vlam vlam vlam en gij zult vergiffenis vragen. Tussen zijn intens vloeiende tranen ontwaarde Klein Lowietje op de schoorsteenmantel het beeld van het Heilig Hart, zo een waarvan ge de armen kunt uittrekken. Dat beeld kwam hem te hulp. Het bewoog Zijn uitneembare armen, wees met Zijn vinger naar Zijn bloedend hart, sprak en zeide: Ge Moet Haar Een Loer Draaien. Dat was een echt mirakel, dat ziet ge aan de hoofdletters waarmee het beeld tot Klein Lowietje sprak. De neet rechtte het hoofd, keek in trance naar het beeld, strekte zijn armen en sprak met trillende edoch luide stemme: Ik vraag alleen vergiffenis aan God! Zijn moeder ging nu echt door het dak. Het regende pantoffelslagen op zijn netenhoofd, maar dat kon hem niet langer deren, want hij was een martelaar geworden. De naam van Lowietje de Neet werd toegevoegd aan deze van Sebastiaan, Stefanus, Ignatius van Antiochië, Polycarpus van Smyrna, Cyprianus, Perpetua & Felicitas; allemaal martelaren. En daarna was het bedtijd.

Flor Vandekerckhove

maandag 26 oktober 2015

Flessenpost


Zelden hou je er blijvende gevolgen aan over, maar soms gebeurt het toch. Dat laatste overkomt de familie Morel.
In 1983 zijn de Morels met vakantie aan zee. Na een storm vindt dochter An op het strand een fles met daarin, jawel, een handgeschreven boodschap: ‘We are the Caruana family and we are travelling from Dover to Ostend.’ Het briefje vermeldt een adres in het Verenigd Koninkrijk. De Belgen sturen de Caruana’s een postkaart: ‘We hebben jullie boodschap gevonden.’ Wanneer ze na de vakantie thuiskomen, is er al een antwoord. Van het een komt het ander en er ontstaat een vriendschap die inmiddels al 32 jaar standhoudt.
Is dat geen mooi verhaal? Zo zijn er nog. Verleden zomer vindt Marianne Winkler aan de Duitse kust ook zo’n fles. Ze haalt er een postkaart uit die daar al 108 jaar lang in zit. Daarmee wordt een record verpulverd dat lange tijd op 99 jaar is blijven staan en in 2014 voor ’t eerst over de 100 gaat, want in dat jaar vindt een Duitse visser een Deense flessenpost die 101 jaar eerder in ’t water terechtkomt. (Daar zaten postzegels bij om te antwoorden!)
De meest merkwaardige boodschap is wellicht deze. In een fles zit een kaartje. Daarop meldt iemand dat die fles gelijktijdig met zijn stoffelijke resten aan het water toevertrouwd werd. Wie de boodschap vindt wordt verzocht een foto op de daartoe gemaakte facebookpagina te plaatsen en de fles weer in zee te werpen.
Er leeft een hele cultuur rond het fenomeen. Er bestaat een geschiedenis van de flessenpost. Er is een fictieboek over zo'n flessen en daarvan is een film gemaakt. In Duitsland beheert iemand een Flaschenpostmuseum. Ook in Duitsland is er iemand die zich Flaschenpostredakteur noemt. Mensen die ver van zee wonen kunnen hun fles versturen via een flessenpostkantoor, jawel, want in Mainz bestaat inderdaad een Flaschenpostamt
Rare jongens die Duitsers. Maar de Vlamingen moeten er niet voor onderdoen. Ik ken een visser die massaal veel flessenpost in zee gegooid heeft. Met die hobby heeft hij zelfs de tv gehaald. Op ’t scherm zie je hem wel honderd plastic (!) flessen overboord keilen.
En dan is er ook nog het verhaal dat op 15 januari 1915 in het Britse blad The Shipping Gazette te lezen is: : ‘The Margate police forwarded to us a message in Flemish, taken out of a bottle picked up yesterday morning.’ De krant had het briefje vertaald en zo vernemen de lezers dat de Oostendse stoomtrawler O.38 Princesse Marie José aangevaren is en gezonken. Het bericht, ondertekend door de schipper, vermeldt ook de menselijke tol: ‘All gone forever’De Oostendse reder Golder kon er niet om lachen, want zijn schip werd helemaal niet vermist. De zeevaartpolitie viste uit dat de fles in zee geworpen werd door de negentienjarige matroos Louis Lefevre. Louis had dat het een goeie grap gevonden. De zeevaartpolitie dacht daar anders over, want de snoodaard had een artikel van het strafwetboek overschreden. Hij werd ter beschikking van het gerecht gesteld, maar niet overboord gegooid.
Flor Vandekerckhove

The Police - Message In A Bottle

zondag 25 oktober 2015

Droogdok strandt te Bredene

— 1961. Het aangespoelde droogdok in Bredene (Collectie Foto Luc) —

In maart 1961 was het tijdens een hevige voorjaarsstorm losgeslagen van een Nederlandse sleepboot. Het dok van de firma Philip & Son Ltd kwam op het strand van Bredene terecht en kon daar niet meer vlot getrokken worden. Het was een ophefmakende gebeurtenis en de BRT kwam het gestrande dok filmen. Norbert Olders en ik maakten er gebruik van om het nieuws te halen, toen de opnames begonnen, stapten we, zogezegd toevallig, parmantig voorbij de aangespoelde mastodont. Of we echt het televisienieuws gehaald hebben weet ik niet meer, maar ik meen me wel te herinneren dat het hele ding uiteindelijk door een schroothandelaar ter plekke afgebroken werd. Bredenaars mochten geen handje toesteken, want de politie had er ons in grote letters van verwittigd dat het betreden van het droogdok strafbaar & verboden was. Zo is dat gebeuren ook gestrand in mijn geheugen, dat weer eens onbetrouwbaar blijkt te zijn. Mijn buurman, William Schreus, weet zeker dat het droogdok met springtij wel degelijk van het strand weer losgekomen is. Bij die operatie werden, zo herinnert hij zich, drie sleepboten ingezet, waarvan er een in aanvaring gekomen is met een golfbreker.

— (Collectie Foto Luc) —

[Dit stukje werd in 2015 in De Laatste Vuurtorenwachter gepost. In 2021 redigeer ik het opnieuw, ten behoeve van enkele FB-groepen die zich over Bredene en de Bredenaars buigen.]

vrijdag 23 oktober 2015

Leren schrijven met Lucia Berlin

— Lucia Berlin (1936-2004) — 
Lucia Berlin schrijft over haar eigen leven in een genre dat autofictie heet. Tijdens het schrijven verandert dat leven, het wordt verliteratuurd. Ze brengt er ritme en kleur in, verdicht het, schaaft en reconstrueert het tot het literatuur wordt. Een van haar zonen zegt daarover: Our family stories and memories have been slowly reshaped, embellished and edited to the extent that I’m not sure what really happened all the time. Lucia said this didn’t matter: the story is the thing.’ Het is het verhaal waar het om gaat.
Als kind komt ze zo’n beetje overal in Amerika terecht. Veel verhuizen is ook wat ze in haar volwassen leven blijft doen en elke nieuwe plek is goed voor weer nieuwe verhalen. Dat geldt ook voor elke nieuwe man die haar weg kruist en voor elke nieuwe job die ze aanneemt, van poetsvrouw tot docente en alles wat daartussen ligt. En het geldt zeker voor haar alcoholverslaving en de lichamelijke kwalen waaraan ze leidt.
Een leven met veel vreugde & verdriet en met prachtige verhalen. Enkele werden dit jaar in ‘t Nederlands uitgegeven als Handleiding voor poetsvrouwen. Voor mij was dat een openbaring en wel van het soort dat ik eerder al mocht ervaren toen ik de Rus Isaak Babel in de nieuwe Nederlandse vertaling las en wanneer ik de Amerikaanse Grace Paley leerde kennen, een prachtschrijver. Babel, Paley en Berlin hebben trouwens de uitgepuurde vorm met elkaar gemeen en het genre waarin ze alle drie zo goed zijn, het korte verhaal. Paley en Berlin hebben daarenboven een gemeenschappelijk onderwerp: het dagdagelijkse leven van alleenstaande moeders.
Heeft Lucia Berlin me iets te leren? Dat heeft ze heel zeker, zowel naar inhoud als naar vorm. Wat ook blijkt uit dit citaat uit het verhaal Neerstrijken: ‘De enige reden waarom ik zo oud geworden ben is dat ik mijn verleden heb losgelaten. Verdriet, berouw, medelijden heb buitengesloten. Als ik ze binnenlaat, mezelf één enkel kiertje toesta, zal de deur beng openvliegen en zullen golven van pijn mijn hart overspoelen mijn ogen met schaamte verblinden kopjes en flessen kapotslaan potten verbrijzelen ramen versplinteren bloederig rondstrompelen over gemorste suiker en gebroken glas doodsbenauwd kokhalzen totdat ik met een laatste siddering en snik de zware deur dicht duw. De scherven nog één keer opruim.’ 
Ik ga dat ook doen, die kier goed dichthouden, want ook bij mij zou de deur beng openvliegen. In het aldus ontstane tochtgat zouden ook mijn komma’s weggeblazen worden door emoties die nauwelijks bij onze leeftijd passen. Ja, ik ga dat ook doen.

Lucia Berlin, Handleiding voor poetsvrouwen. Lebowski Publishers, Amsterdam 2015. 256 ps. ISBN 978 90 488 2709 1.

(N)ergens tussen Kortrijk en Gent

— De spoorwegmaatschappij zet oud materiaal in op die lijn, wagons die naar vocht en koude tabaksrook ruiken.
Een trein die me als in een western over de prairies voert. — 

1966. Twintig en pas getrouwd. Mijn echtgenote werkt in Kortrijk, stad waar we ook wonen, ik studeer in Gent, nog twee maand te gaan. Het is mei en ik zit in de trein die me kort na de middag van Gent terug naar Kortrijk brengt. De spoorwegmaatschappij zet oud materiaal in op die lijn, wagons die naar vocht en koude tabakrook ruiken. Houten, donkerbruin verniste banken. Verboden te spuwen.
Die trein is al aan ’t rijden wanneer ze binnenkomt. Ze gaat op een bank aan de andere kant van de gang zitten, tegen de rijrichting in, plek waar ook zij plaats zat heeft. Twee mensen in een treinwagon.
Ze hangt haar jas aan het haakje, steekt een hasjpijpje op, kijkt naar buiten. Ik leg mijn oog op de meest sexy vrouw die ik ooit gezien heb. Ik probeer mijn krant te lezen, altijd weer worden mijn ogen naar die vrouw getrokken, naar die pijp en naar haar lippen, ogen, boezem, platte buik, en naar de korte rok die me haar billen toont. Ik probeer ervoor te zorgen dat onze blikken elkaar niet kruisen, een sexy vrouw, een hasjrokende, beeldmooie vrouw van dertig, een vrouw die in de trein ongegeneerd de pijp opsteekt, een vrouw waarvan Isaak Babel zegt: ‘Zo’n vrouw was het. Hadden u en ik er maar zo een!’
Op den duur gebeurt het toch, dat onze blikken elkaar kruisen. En daarna gebeurt het dat zij mij ongegeneerd zit aan te kijken. Ze lacht gul. Ik probeer de indruk te wekken dat mijn blik als bij toeval op haar valt, meer dan slecht toneel is dat niet, en tegen de tijd dat de trein Kortrijk binnenrijdt, kijken we in elkaars ogen, open en bloot, onbeschaamd en geil.
We staan al op ’t perron, vlak bij de uitgang, wanneer ze me aanspreekt. Ze doet het in een extreem plat West-Vlaams dialect dat ik me bij haar niet heb voorgesteld.  ‘Ik zien vees te verre gegoan’, zegt ze, ik ben veel te ver gegaan. Dat vind ik van mezelf ook. 

Dit is het moment! In het leven van elke mens is er zo'n moment waarop alles aan ’t wankelen gaat. Eén moment. Iedereen herkent het en zegt: dit is het moment! Dat mag je niet laten passeren. Samen met haar wacht je op de trein die haar terug zal voeren. Je reist met haar mee naar die onbekende halte, ergens tussen Kortrijk en Gent, ergens nergens, de plek die ze voor jou heeft laten liggen. Op dat moment blaas je bruggen op, je laat de weg naar het diploma achter je en ook het vers gedraaide huisgezin waarvoor je toch niet deugt. Je haakt af en verdwijnt in het diepste gat van Vlaanderen, een negorij, een plek waar de kerk op zondag vol zit, waarna iedereen het met iedereen doet, een gemeenschap waar de mensen een haast onverstaanbaar West-Vlaams dialect spreken, een volk dat stamt van foorkramers en circusgasten, rondtrekkende dievenbendes en muzikanten gespecialiseerd in zigeunermuziek. Een bastion van vergeten beroepen, een reservoir van oude verhalen over getalenteerde waarzegsters, rijk geworden scharenslijpers die ook kruidenkenners waren en befaamde paardenmenners die nu van ’t oud ijzer leven. Daar in dat gehucht, waar de vrouwen een gevaarlijk goedje stoken en sigaren van zelfgekweekte tabaksblaren op hun billen rollen, word je haar minnaar, haar slaaf, haar lustobject, haar schandknaap en op ’t einde schrijf je in één geut van driehonderd bladzijden dat verhaal neer, waarna het haar beurt is om je naar de trein te brengen, die je van ergens nergens wegvoert naar weer ergens anders, waar je uit de trein stapt als de schrijver die je anders nooit had kunt worden.
Dat is waarlijk het moment! Maar ik ben niet dat soort mens, ik ben een gewone jongen, pas getrouwd. Twee maanden scheiden me van een diploma. Ik buig het hoofd, keer me van die vrouw af en stap de weg op die naar de echtelijke woning leidt. Het hagelt hard in Kortrijk en het is er ijzingwekkend koud, niets wijst erop dat het al lente is.

zaterdag 10 oktober 2015

In memoriam Grace Lee Boggs


In Detroit overleed op 5 oktober de linkse activiste Grace Lee Boggs. Ze werd honderd. Grace Lee Boggs was erg bekend in Amerika, zozeer zelfs dat Obama himself een rouwbetuiging stuurde: Grace dedicated her life to serving and advocating for the rights of others — from her community activism in Detroit, to her leadership in the civil rights movement, to her ideas that challenged us all to lead meaningful lives.’
De Chinees-Amerikaanse Grace was al politiek actief in de jaren dertig. In die tijd leerde ze CLR James kennen, waarover ik hier in de blog al een stukje schreef. Ze vervoegde de werkgroep van James die uit de trotskistische Socialist Workers Party (SWP) gestapt was om in 1940 tot de nieuw gevormde Workers Party toe te treden, een rechtse afsplitsing. Daar vormden ze de zgn. Johnson-Forrest Tendens die in 1947 alweer naar de SWP terugkeerde. Vanaf 1950 ging die tendens evenwel een eigen leven leiden. [CLR James was tot de conclusie gekomen dat een revolutionaire partij overbodig geworden was. In 1956 dacht hij die stelling bewezen te zien toen de Hongaren, zonder zo’n partij, tegen het stalinisme in opstand kwamen.] 
Een stabiel leven leidde de groep van James en de zijnen echter niet. Er volgde een nieuwe splitsing, waarbij Grace Lee Boggs James bleef volgen en samen vormden ze nu de groep Facing RealityDat is ook de titel van een boek dat Grace Lee Boggs in 1958 publiceerde. Co-auteurs waren CLR James en… Cornelius Castoriadis. Die laatste was in trotskistische kringen wereldberoemd als stichter van Socialisme ou Barbarie, een Franse groep die piepklein bleef, maar desalniettemin veel invloed verwierf.
Van Castoriadis heb ik enige tijd geleden de biografie (*) gelezen. Grace Lee wordt daar inderdaad in vermeld. Ze ontmoeten elkaar voor ’t eerst in 1948. Grace Lee Boggs komt in dat jaar zes maand in Parijs wonen om er voor de Johnson-Forrest Tendens het 2de congres van de trotskistische 4de Internationale voor te bereiden. In de biografie lees ik dat ze dat onder meer als volgt doet: ‘passant de longues moments avec Castoriadis, dont elle tombe amoureuse.’ (Ha die trotskisten!) Zelf zei Castoriadis dat de contacten met Grace ‘ont joué un rôle décisif à une étape où ma pensée se formait, et je lui dois en partie d’avoir dépassé le provincialisme européen.’ De groep van Grace Lee blijft na dat congres in de Internationale, Socialisme ou Barbarie daarentegen trekt er uit en het contact tussen Castoriadis en Grace verwatert. In de late jaren vijftig wordt de band hersteld, wat resulteert in het al hoger vermeld boek dat je hier overigens volledig kunt lezen.
In 1962 verwijdert Grace Lee Boggs zich van Facing Reality en van CLR James. Over haar evolutie zegt ze in 2011 zelf: We urgently need to stop thinking of ourselves as victims and to recognize that we must each become a part of the solution because we are a part of the problem.’ Dat leidt haar naar een nieuw soort activisme: ‘Creating models of work, education, art and community that would transform those rebels filled with righteous anger into productive change agents who understood that self-transformation and structural transformation must go hand in hand.’ Self-transformation oftewel: verander de wereld, begin bij jezelf. Mmmmmm… geen wonder dat Obama haar zo lovend uitwuift. Hoe dan ook, over haar activisme en de evolutie in haar denken bestaat een mooie documentaire die onomwonden American Revolutionary heet, voorwaar een mooie titel.
Flor Vandekerckhove

(*) François Dosse, Castoriadis. Une vie. Paris 2014. Editions La découverte. 532 ps. ISBN 978-2-7071-7126-9.

AMERICAN REVOLUTIONARY, Grace Lee Boggs Documentary with dir. Grace Lee 

donderdag 8 oktober 2015

De lijn


Haast elke keer ontwaar ik mensen die ik herken uit lang verleden tijden, wat niet kan, mensen kunnen niet dertig jaar lang onveranderd blijven. Misschien zijn het hun kinderen. Ze navigeren met omafietsen doorheen het stof, fijn en ander, van drukke straten waar veel winkels Market heten en waar je verschillende soorten waterpijpen kunt kopen, waar het vlees honderd procent halal is en affiches je oproepen om voor Fatima te stemmen. Een frituur die Pitta Bassan Baba heet, dagwinkels die nachtwinkels zijn en een café waarop de mededeling White Trash Only niet zou misstaan. Dikke mannen die tien meter voor hun dikke vrouw uitlopen. Kinderen met dikke snotneuzen en snotneuzen met dikke kinderen. Tot zover de 3 in Gent. Wat me aan de 89 laat denken, nachtbus die ik wel eens nam wanneer ik in Oostende naar de film geweest was. Op die 89 heb ik eens een vader met zijn kind gezien, twee die samen een stapje in de wereld gezet hadden. Ze hadden beiden zo’n cap op het hoofd, en de vader zag er niet veel ouder uit dan zijn zoon, twee jongens.
Flor Vandekerckhove








In 2022 publiceert uitgeverij De Lachende Visch een nieuw e-boek van Flor Vandekerckhove. Honderd titelloze eenparagraafverhalen wordt ingeleid door Flors oud-leraar Nederlands Alfons Vandenbussche.



De e-boeken van Flor Vandekerckhove zijn gratis voor wie erom vraagt. Vooraf bestellen kan. Het boek wordt u dan per e-mail toegestuurd zodra het in het rek van De Weggeefwinkel komt te liggen. Vraag erom via liefkemores@telenet.be

In memoriam Camiel Vandekerckhove

Wanneer deze foto gemaakt werd weet ik niet. Ik heb lang gedacht dat het vóór WO II was, maar ik zie nu dat de kerk van Bredene-Duinen, op de achtergrond, al helemaal gebouwd is, dus dateert de foto ten vroegste van 1946. We zien het gezin van Zoë Van Lysebettens en Edmond Vandekerckhove, in een sneeuwlandschap. Bovenaan, van l. nr r.: Marcel (†), Zoë (†), Alice, Edmond (†). Onderaan: Camiel (°Bredene, 22.09.1932 - †Oostende, 20.09.2015), Erna, Jenny.

Het was vrijdagmorgen en de klok sloeg tien. Telefoon. Of ik ooit in mijn brievenbus keek? En of ik dat deze week al gedaan had? Of ik wist dat Camiel overleden was? Of ik naar de dienst zou komen? Of ik wist dat die om 10 uur zou doorgaan — de daaropvolgende dag. Of ik na de dienst zou blijven eten? Maar dat het geen verplichting was.
Uiteraard kijk ik in mijn brievenbus. Neen, daar was geen doodsbrief in gevallen. Neen, dat nonkel Camiel overleden was wist ik niet. Waar die dienst zou doorgaan wist ik evenmin. Over dat eten moest ik eerst een beetje nadenken, ook omdat het zo uitdrukkelijk geen verplichting was. En dat ik een extra doodsbrief zou krijgen. Ik moest beloven dat ik in m'n brievenbus zou kijken.
Ik legde de telefoon neer, keek voor alle zekerheid nog eens in de bus en dacht aan nonkel Camiel die me, toen ik tien was, in de bakfiets meegenomen had, om er vlug een te gaan kraken in café Sportwereld. Nonkel Camiel die me, toen ik twaalf was, naar het voetbal van A.S. Oostende meenam, waarvan hij een vurig supporter was. Nonkel Camiel die van mij het soort mens gemaakt had dat in de XXIste eeuw nog altijd Een kusje bij het autobusje kan zingen, en dat tot ergernis van mijn vriendin: Je hangt al aan 't lusje en geeft me nog een kusje / ting, ting, doet de bel: schat slaap wel. Vooral dat ting, ting, doet de bel is onvergetelijk. Van nonkel Camiel komt ook de merkwaardige uitdrukking: Al wie geen haar heeft is een puit!, een kreet die nergens op slaat, maar waarmee ik in mijn studententijd toch veel succes had.
Mijn vader had veel gemeen met Camiel, zijn jongere broer, zelfs de stem. Kort nadat mijn vader gestorven was, kreeg ik een telefoontje van Camiel en ik dacht waarlijk dat ik mijn vader hoorde spreken. Een ervaring uit de twilightzone! Ook wij hadden veel gemeen, Camiel en ik. We konden fantaseren als geen ander. En we dronken graag een pint (in mijn familie dronken alle mannen graag een pint.) Zelf dronk ik zo graag een pint dat ik er al lang mee opgehouden ben. Fantaseren daarentegen doe ik nog altijd, daarvan getuigt deze blog.
Naar die uitvaartdienst ben ik niet geweest en naar dat diner evenmin, want dat kreeg ik niet meer georganiseerd. Ik was, eerlijk gezegd, ook in mijn gat gebeten. En het had het bijkomende voordeel dat ik aan de tralala van de pastoors ontsnapt ben, wat ik anders ook wel gedaan zou hebben.
Ze hadden me gemist, zeiden ze achteraf. En het was niet met opzet gebeurd. De doodsbrief was wel verstuurd, maar hij was helaas niet gearriveerd. Ah de post!
Flor Vandekerckhove

Louis Baret: Geef mij nog een kusje. (ca 1954)

woensdag 7 oktober 2015

Maandag wasdag



Het was mijn eerste keer en ik had geen idee hoe men daar z’n was wast. Maar ik zag een man aan wie ik het kon vragen, een die al langer uit de echt gescheiden was, een man met veel wassalonervaring. Ik lachte breed, de man beantwoordde mijn brede lach niet. Ik stapte helemaal naar achteren en zette mijn wasgoed op twee stoelen. Ik wilde de man, weer breed lachend, ’n dag zeggen. Hij weerde me af met een kordaat handgebaar en zei: mij interesseert alleen mijn eigen vuile was! Daar had ik geen antwoord op, ’t was trouwens ook geen vraag, hij zei gewoon hoe het er daar tussen mannen aan toegaat. Elk z'n eigen vuile was.
Flor Vandekerckhove

dinsdag 6 oktober 2015

In memoriam Henning Mankell

— Henning Mankell (°1948-†2015) —
Op 5 oktober is Henning Mankell (1948-2015) overleden. De Zweedse auteur is alhier vooral bekend omwille van zijn misdaadromans die bewerkt werden voor de televisie. De moeilijke verhouding van zijn antiheld Kurt Wallander met diens dochter Linda, beiden werkzaam bij de politie, bezorgt Mankell een aparte plaats in dat genre.
Henning Mankell was een linkse activist. Ook in de Wallanderboeken komt die wereldvisie tot uiting. Daarmee past hij in een sterke traditie van linkse Zweedse verhalenvertellers. De rij vertrekt in 1965 bij het schrijversechtpaar Sjöwall & Wahlöö. Het is een beetje te lang geleden dat ik nog iets van dat koppel gelezen heb om het met zekerheid te stellen, maar ik vermoed dat die boeken sterk verwant zijn aan deze van Mankell. Wellicht vallen er boeiende vergelijkingen te maken tussen enerzijds inspecteur Martin Beck van Sjöwall & Wahlöö en anderzijds Kurt Wallander van Henning Mankell. En tussen het Zweden van de sixties (Sjöwall & Wahlöö) en dat van de eeuwwisseling (Mankell).
De linkse stroming waarvan die auteurs exponenten zijn vindt m.i. een artistiek hoogtepunt in de film Adalen 31 (1969) van regisseur Bo Widerberg en krijgt vanaf 2009 zelfs een ongewoon spectaculair commercieel succes met de verfilmingen van het oeuvre van de linkse Stieg Larsson.

Flor Vandekerckhove

zondag 4 oktober 2015

Het pad waarvan de boeken spreken


WE VOLGEN de vijftienjarige François op diens tocht, queeste waarin zijn zeventienjarige vriend Le Grand Meaulnes hem voorgaat. Dit is ook het punt waarop de gefotografeerde jongens zich bevinden: mysterieuze tussentijd, ergens tussen klein en groot, tussen knaapschap en adolescentie, het einde van de kindertijd heeft zich aangekondigd en de stormen van de puberteit tekenen present. Een fietstocht, een bos, een landhuis, een avontuur, een momentum. Proef de dauw, ruik het bos, hoor het gevogelte…
‘Voor het eerst ben ook ik nu op avontuur uit. Het zijn geen schelpjes meer, door het water achtergelaten, die ik onder toezicht van meneer Seurel zoek, geen kruiden die de onderwijzer niet kent, zelfs geen uitgedroogde bron, zo diep verborgen onder de bladeren en zoveel onkruid dat het elke keer meer tijd nam haar te vinden, zoals die op het land van de oude Martin… Ik zoek iets nog geheimzinnigers. Het is het pad waarvan de boeken spreken, de oude, verborgen weg, die de uitgeputte prins niet heeft kunnen ontdekken. Die vind je op het meest verloren ogenblik van de ochtend, als je al lang vergeten bent dat het elf uur wordt, en twaalf uur… En plotseling, als je met aarzelende handen, ter hoogte van het gezicht, de takken van het dichte lover uiteenschuift, heb je hem voor je, als een lange, sombere laan, waar je aan het uiteinde een kleine, ronde lichtplek ontwaart.’
Godver, 't doet deugd om dat boek weer eens te lezen. Gij zoudt dat ook 1s moeten doen. Ge móet

[1 Chris Stuyts (†); 2 Marc Loy; 3 Gilbert Boey; 4, Johan Decramer a.k.a. Sokètje; 5 Ivan Schamp; 6 Roland Vanmassenhove (†), 7 Jan Van Geluwe; 8 Koenraad Levecke (†); 9 Flor Vandekerckhove; 10 Lucien Leroy; 11 Erik Poppe; 12 Willy Versluys; 13 Hugo Pauwels; 14 Daniël Crabeels; 15 Bert Tas; 16 Serge Schaut; 17 Paul Van Geluwe; 18 Lucien Geryl.]


Alain Fournier. Le Grand Meaulnes. In ’t Nederlands vertaald door Max Nord als Het grote avontuur.


zaterdag 3 oktober 2015

Gedachten en gedichten op het veld van Warvinge

— Hervé Casier (°1943) —
Elk woord is als een overbodige vlek op de stilte en het niets. Ik klap de nieuwste dichtbundel van Hervé Casier dicht en dat is het eerste waaraan ik denk. Origineel is die gedachte niet, ze komt van Samuel Beckett. En ik denk wel dat Casier het ermee eens is.
Stofjes op een weegschaal is de oogst van twee jaar zaaien op de akkers van Warvinge, het poëtisch universum waarin dichter Casier zich ophoudt. Veel valt er niet te rapen: dertig extreem korte gedichten, vijftien per jaar, iets meer dan één per maand. Maar schamel is die oogst daarom nog niet, want Casier maakt er een erezaak van om zo weinig mogelijk te produceren. Dat geldt niet alleen voor de gehele oogst, ‘t geldt ook voor elk van de afzonderlijke vruchten; een oeuvre gekenmerkt door eenvoud. 
Dichter Jos Daelman, die de flaptekst bij het boekje levert, merkt op dat de gedichten eerder gedachten zijn. Hoezo eerder gedachten? Volgens mij gaat het zo. Terwijl hij uit het raam kijkt, zaait Casier zijn gedachten op Warvingse bodem. Terwijl ze daar groeien, knipt hij ze bij tot er haast niets van overblijft: zoveel / geschrapt // bijna / niets / blijft // tenzij / de / pen die // over / die / leegte / schrijft. Tegen de tijd dat Casier de oogst op zijn warvingekar laadt en naar de markt voert, zijn de gezaaide gedachten wel degelijk gedichten geworden, maar dan van het bonsaitype.
De pen is het werktuig waarmee Casier zijn gedachten bijknipt tot ze gedichten zijn: je legt / je hand / op de pen // tekent / een zwart / streepje // tegen de / ondergaande / zon // je denkt / het is dat / wat ik ben. Het werktuig van de Warvingse dichter verschilt echter danig van het gereedschap waarmee de boer zijn oogst te lijf gaat. Het verschilt ook van het toetsenbord waarmee ik deze tekst schrijf. Casiers pen is een symbolisch voorwerp en ze is vrouwelijk. De dichter staat in haar dienst, hij legt haar woorden neer: de pen / klettert / op de / grond // ik raap / ze op // leg haar / woorden / neer // ze blaft / zoals / een hond.
Veel weemoed in de bundel: heimwee / naar diepte // verlangen / naar hoogte. Waar is de tijd, zo luidt het, dat we nog dachten als leeuwen? Ah, ’t is de ouderdom meneer, de leeftijd waarop een mens, opgesloten / in / een glazen kooi, de balans opmaakt: altijd getracht / de woorden / neer te schrijven / een zucht hoger / dan het oppervlak / van het witte blad / dat lag duidelijk / buiten mijn macht (…). Iedereen die schrijft kent dat gevoel wel, want perfect is het natuurlijk nooit: een vogel / vliegt / over / verdwijnt / in de verte / in een punt // ik begrijp / niet / waarom / ik dit niet / heb gekund. Weer haal ik er Beckett bij, want die kent het antwoord op de dichters vraag. No matter. Try again. Fail again. Fail better.
Flor Vandekerckhove


Hervé J. Casier. Stofjes op een weegschaal. Gedichten. 2015. A’pen/R’dam, Uitg. C. de Vries-Brouwers. 35 ps. ISBN 978-90-5927-447-1.