woensdag 4 januari 2012

Over de zee schrijven

In ‘Enige proefjes zout water’ bespreekt de Nederlandse schrijver Simon Vestdijk (°1898 - †1971) opkomst en ondergang van de zeeroman.  Hoe komt het toch, vraagt de auteur zich af, dat het zo lang geduurd heeft vooraleer de mens zich aan ‘zee-impressies’  waagt?  Men was ‘blind’ voor de zee’, luidt zijn antwoord, ‘een geval van literaire blindheid’, dat eveneens gold voor bijvoorbeeld hoge bergen.  Men vond de zee alleen maar gevaarlijk, gruwelijk en lelijk; punt.  En men heeft moeten wachten tot  het ‘terug naar de natuur’ van Rousseau (1712 - 1778) vooraleer daar verandering in kwam.
Toen Daniël Defoe de eerste zeeroman schreef, waagde ook hij zich nog niet aan uitgebreide beschrijvingen van de zee.  Deze blijft nog heel sterk op de achtergrond.  Toch, zo stelt Vestdijk, ‘…is Robinson Crusoe hét grote model, en de rijkelijkst vloeiende inspiratiebron gebleven voor de schrijvers van het zeeverhaal, de zeeroman.  Welke conclusie valt hieruit te trekken?  Deze, dat het zeeverhaal, oorspronkelijk verijdeld door de “gruwelijkheid”, d.i. de onbegrensdheid, de onberekenbaarheid, de amorfie, de vormloze “Umheimlichkeit” van zee en zeeleven… voor het eerst weer mogelijk werd gemaakt door de literaire ontdekking van het… eiland waarop de mens zich afzonderen kan.’
De nog jonge romankunst moest zich nog een heel arsenaal van technieken toe-eigenen.  Een verhaal dat zich op die uitgestrekte, onvoorspelbare plas afspeelt… Het zal niet eenvoudig geweest zijn om daarin een lijn te trekken. Het eiland van Crusoe was dan ook een zeer geslaagde vondst. Het gaf de auteur een houvast in die overmaat van onzekerheid, een leiband die hem toeliet zijn verhaal tot een goed einde te brengen. 
De jacht op Moby Dick geeft de auteur van zeeromans een ander soort houvast. De obsessie van kapitein Ahab liet Melville toe aan boord van een schip een avontuurlijke (verhaal)lijn te trekken in de vormloze zee. Er is nu dus een plaats ( eureka! — het schip) waarop de protagonisten zich kunnen afzonderen van de ‘umheimliche’ oceaan en er is een doel (in Moby Dick is dat de jacht). Het geeft de zeeroman datgene wat het nodig heeft: een verhaallijn. Wat voor ons vandaag evident lijkt, moet toentertijd revolutionair geweest zijn en Vestdijk slaagt erin voldoende afstand van zijn tijd te nemen om de technische problemen die zich oorspronkelijk stellen op een bevredigende manier te verklaren.  
Vanaf het moment dat het duidelijk wordt hoe er greep kan gekregen worden op de onbegrensdheid van de zee krijgt de geschiedenis van de zeeroman vaart. 

Flor Vandekerckhove


‘Enige proefjes zout water’ verscheen in de bundel ‘De Poolse ruiter’ (1946) en werd eveneens opgenomen in de bloemlezing ‘Kunst en Droom’, (Uitg. Querido, 1983) waarin een keuze gemaakt werd uit het essayistisch werk van Simon Vestdijk. 

Geen opmerkingen: