vrijdag 18 juli 2025

Wij, met zand in onze schoenen (2)

Links: Anto Diez, 1973. Rechts: Luc Martinsen: 6 juni 2024, hier op Instagram. (Van beide kunstwerken heb ik alleen maar deze informatie.)


[In ‘Het bos en de rivier’ schrijft Karl Ove Knausgård over zijn ontmoetingen met beeldend kunstenaar Anselm Kiefer. Daarin stip ik een passage aan die, als was het een in thee gedrenkt madeleinegebakje en ik de eraan nippende Marcel Proust, een gedachtestroom op gang trekt, over Luc Martinsen als beeldend kunstenaar en mij als schrijver. Dit is het tweede deel van wat ik inmiddels een memoir noem — een aanvaardbaar anglicisme, zeggen kenners. Het eerste deel staat hier.]

‘Al het oude was eens nieuw, en al het nieuwe zal eens oud zijn. Het alleroudste is het heden, want er is nooit iets anders geweest dan het heden. Nooit heeft iemand in het verleden geleefd, en in de toekomst leeft ook niemand.’ Harry Mulisch, in De ontdekking van de hemel.

1988 — IN GENT stap ik in de Lada. In mijn portefeuille zit een dubbelgevouwen briefje: ‘De schrijver trouwt een vrouw, krijgt kinderen, wordt journalist en schrijft niet meer. De schrijver wordt ziek en kan niet meer schrijven. De schrijver wordt op de tramrails door een meteoor getroffen en is dood. Dat alles is een gebrek aan talent.' Het citaat is van Harry Mulisch. (°) In 1988, tien jaar nadat die woorden me 
met al hun kracht, als een uppercut, recht in de smoel konden treffen, besef ik dat het nu of nooit is, ik rij naar Oostende, waar ik me op de Baelskaai presenteer als de nieuwe redacteur van Het Visserijblad, iets wat me voldoende tijd, ruimte en vrijheid moet geven om eindelijk te doen wat Hugo Claus al als zestienjarige beslist had te doen: schrijven.
Ja, ik ben laat, negenendertig al, maar ik heb een plan. En dat komt door Anto Diez. Die kunstschilder leer ik in mijn jeugd kennen. Hij is de liefde gevolgd en heeft zich, als echtgenoot van Aimée Thonon, in Bredene gevestigd, waar hij, na een turbulent leven, een rustig kunstenaarsbestaan uitbouwt, ook omdat de plaatselijke gemeenschap hem als eigen kunstenaar erkent en een beschermende mantel over hem legt. Ik weet niet zeker of ik daarmee de werkelijkheid beschrijf, er bestaat ook kans dat het een romantische vrucht van mijn fantasie is. Feit is dat het me in 1988 inspireert om iets soortgelijks te ondernemen. Ik vestig me in de Oostendse visserij, vlak naast de vuurtoren, verwerf daar al schrijvend mijn plek en ervaar de facto de mantel die de vissersgemeenschap over me heen legt, iets wat ik lang geleden al verwoord heb in De onwelkome partizaan.
Wanneer ik dat schrijfproject in 1988 aanvat, gaat Luc Martinsen (°1951) mij — neofiet die ik in ’t kunstenaarsleven ben — ver vooraf, dat zei ik in deze memoir 
eerder al. Hij is drieëntwintig wanneer hij voor ’t eerst tentoonstelt, op z’n zevenentwintigste is hij al fulltime kunstschilder. Werk van hem hangt dan al in het PMMK (thans Mu.Zee), zijn naam staat prominent vermeld bij ‘Vierentwintig West-Vlaamse kunstenaars’ (1988). De voorsprong die Martinsen op mij heeft, komt mede door de academische opleiding die schilders genieten, iets wat schrijvers, zeker in die tijd, ontberen, maar toch vooral doordat ik — in alles trouwens — een laatkomer ben: ik ben negendertig en moet alles nog uitzoeken. 
Martinsen beïnvloedt me. Stefaan Pennynck die een monografie over mij en mijn literair werk geschreven heeft, (°°) merkt inhoudelijke gelijkenissen op tussen mijn verhalen en de schilderijen van Luc, ook zegt hij dat we neo-expressionistische stijlkenmerken gemeen hebben. Ik weet niet of dat waar is — mocht Pennynck die overeenkomsten in een essay zichtbaar maken, dan zou het me iets over mijn eigen werk leren. Wat hij zegt, wijst er hoe dan ook op dat er iemand is die 'nabijheid’ ziet tussen de schilderkunst van Martinsen en mijn schrijfpraktijk.
Martinsen helpt me in m’n ontwikkeling als schrijver. Hij levert het frontispice voor De trein, een novelle (1993). Zowel in Het Visserijblad als daarbuiten publiceer ik teksten over zijn werk, wat me leert hoe ik op eigen wijze over kunst kan schrijven. (°°°) De hulp van Luc Martinsen blijkt ’t best in 1990. In dat jaar publiceert hij een map met vijf drukken. Daaraan worden vijf bladen ‘grafisch woordgebruik’ toegevoegd, teksten die ik mag leveren. Een van Lucs werken in die map heet De eerste zon. Daar bedenk ik de kern van een gedicht bij, ook die kern komt in de map. In 2018 — achtentwintig jaar later, wanneer ik de schrijversstiel onder de knoken heb — werk ik die kern uit tot De eerste zon, een geschreven tafereel uit de Oostendse kunstscene, poëem waarin ik een aantal schilders ten tonele voer en… één schrijver. Het gedicht zegt het met zoveel woorden: Luc Martinsen is de overlever, hij is de grootste van Oostende; het gedicht zegt ook met zoveel woorden: ik ben daar de schrijver. En beiden verkeren we in een impasse: Opeens, ’t was ongehoord, zweeg ook de zee. / Geen druppel water viel nog in mijn glas / en ‘t werd oorverdovend stil op het terras.
(Vervolgt)
Flor Vandekerckhove

(°) Harry Mulisch. Voer voor psychologen. Eerste druk in 1961. Mijn editie is van 1978. De Bezige Bij, A’dam. 231 pp.
(°°) Stefaan Pennynck. ‘Ik kon alleen nog maar schrijver worden.’ Ondertitel: ‘Het literair werk van Flor Vandekerckhove’ in VWS. Jaarwerk MMXXII. West-Vlaamse auteurs 2021-2022. 176 pp.
(°°°) De Laatste Vuurtorenwachter draagt daar sporen van: Wat DE FUK is een schilderij (2012); Alles behalve… vijftig tinten grijs (2012); Tina en de slang in de Leffingestraat (2018); Eros en thanatos bij Luc Martinsen (2021).

Wij, met zand in onze schoenen wordt een ietwat langer stuk dan wat je in De Laatste Vuurtorenwachter gewoon van me bent, vandaar dat het in verschillende delen in de blog terechtkomt. Na afloop verzamel ik de afzonderlijke stukjes en draai ik er een boekje van. In 2023 schreef ik iets soortgelijks, toen ging ik in dialoog met Haruki Murakami: Over schrijverschap.
Zoals al de e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook Over schrijverschap gratis voor wie erom vraagt. Er is een PDF-versie en het is ook beschikbaar in EPUB. Ernaar vragen doe je via liefkemores@telenet.be. De Weggeefwinkel zorgt ervoor dat het dezelfde dag nog in je mailbox valt.

donderdag 17 juli 2025

Wij, met zand in onze schoenen (1)

Links:: James Ensor, De baden in Oostende, 1899, ets, ingekleurd, papier, 213 x 650 x 22 mm. 

Rechts: Luc Martinsen. Drawing. 2019 (hier op Instagram).


‘Voor een schrijver is het geheugen bijna alles. Het opgespaarde materiaal wordt er niet alleen maar opgeslagen. Het meest waardevolle wordt er als in een toverzeef achtergehouden. Stof en molm vallen erdoor en worden door de wind weggevoerd en slechts het goudzand blijft achter. En daarmee worden dan kunstwerken gemaakt.’ ― Konstantin Paustovski, in Onrustige jeugd: prelude op de Russische revolutie.

’T WAS IN een tent, op een trouwfeest, 1989. (°) Luc Martinsen zat met Els, sinds 1985 z’n levensgezellin, aan het uiteinde van een lange tafel. Ik vergezelde een vriendin die daar uitgenodigd was en wij vonden een plek aan 't andere einde van diezelfde tafel. De nacht was jong, de drank gratis, de sfeer uitgelaten en daardoor lag het in de lijn der feestelijke dingen dat Luc opeens rechtstond en luid over de tafel uitriep: ‘Ik ben de beste schilder van Oostende!’ Niemand had anders verwacht. Onverwachts was wel dat ik, aan de overkant, zijn uitroep luid beantwoordde: ‘Ik ben de beste schrijver van Oostende!’ Mateloos als we waren, herhaalden we het nog enkele keren: de beste van Oostende! Luc Martinsen had toen ook al enig recht van spreken, hij had al wat bijeen geschilderd, ik daarentegen begon nog maar pas mijn literaire weg te zoeken.
Waarom vertel ik dat nu, zesendertig jaar later? In Het bos en de rivier vertelt Karl Ove Knausgård over zijn ontmoetingen met Anselm Kiefer. Daarin heeft Kiefer het ook over een notitieboekje waarin hij als twintiger zijn credo neerschrijft: ‘Ik ben de grootste schilder, daar bestaat geen twijfel over.’ Hij studeerde toen rechten en had nog geen publieke kunst gemaakt, en toch: ‘daar bestaat geen twijfel over.’ Daarop herinnert Knausgård zich een dagboekfragment van Tolstoj die als jongeman hetzelfde zei: ‘Ik ben de grootste schrijver ter wereld.’ Waardoor onze pretentieuze kretologie op dat trouwfeest de anekdote overstijgt. Suggereert de passage in Het bos en de rivier niet dat het een rechtmatige uiting van billijke ambitie 
is, passend voor elkeen die een kunstenaarsleven aanvat?
Toch is er een verschil. Kiefer schrijft in dat notitieboekje niet: ‘Ik ben de grootste schilder van Freiburg’ en Tolstoj zegt niet: ‘Ik ben de grootste schrijver van Toela en omstreken’. Martinsen en ik daarentegen voegden aan onze uitroep uitdrukkelijk Oostende toe. ’t Minste wat je kunt zeggen is dat die toevoeging merkwaardig is, misschien is hij ook veelzeggend. Ik zoek een voorbeeld dat de focus scherp stelt. Roger Raveel lijkt me een eenvoudige kerel geweest te zijn. Toch is het verre van ondenkbaar dat hij, blakend van jeugdig zelfvertrouwen, ooit geroepen heeft: ‘Ik ben de allergrootste schilder.’ Ondenkbaar is wel dat hij daar ‘van Machelen-aan-de-Leie’ aan toevoegt. Of deze: James Ensor blijft heel zijn leven in Oostende wonen en hij schildert de stad in talrijke werken, maar nooit heeft hij de magere ambitie geuit de beste ‘van Oostende’ te worden.
In 2006 schrijf ik Ensor en zijn bende in Oostende, over het kunstenaarsmilieu in die stad — Niemand leert ons toten trekken, / Wij troosteloze wezen van het carnaval. Het gedicht krijgt een goedbetaalde plaats in een Oostende-special van Knack. Wanneer het tijdschrift uitkomt, toef ik in Gent en ’t is daar dat ik me een exemplaar aanschaf. Ik blader die Knack wel tien keer door, maar vind mijn gedicht niet. Blijkt dat de Oostende-special alleen in Oostende aan het blad werd toegevoegd. Dit is waarlijk het moment waarop ik besef dat ik in Oostende opgesloten zit.
Wanneer ik daar vandaag over nadenk, zesendertig jaar na die drieste uitroep op dat trouwfeest, terugblikkend op de daarna afgelegde weg, vermoed ik dat onze aldaar geuite ambitie — de grootste van Oostende — Martinsen en mij al die tijd als zeezand in de schoenen vergezeld heeft, iets wat, zoals je weet, een obstakel is om ver te geraken. 

Ik streef, zoals je weet, korte stukjes na, geschikt voor internetlezers, vandaar dat ik er nu mee ophoud. Wie deze post tot hier gelezen heeft, blijft nu op zijn honger zitten, maar niet lang, want dit is een work in progress en ik werk flink door. Zegt Konstantin Paustovski: ‘Elke vorm van arbeid laat afval achter, ook het werk van een schrijver. Gewoonlijk wordt slechts een deel van het door de auteur verzamelde materiaal verwerkt, het goudstof van de werkplaats.’ Ik hou op ’t einde van dit stukje voldoende goudstof over om er een vervolg aan te breien, twee zelfs, terwijl ik me nog altijd afvraag wat het geheel uiteindelijk worden zal: een memoire? (Mag ik dan ook 'memoir' gebruiken, zoals iemand het me suggereert, is dat een aanvaardbaar anglicisme?) Wordt het een essay, is ’t een verhaal? Momenteel is ’t nog zoals het altijd bij Geoff Dyer gaat, die bij elk boek maar gaandeweg kan vaststellen wát hij aan ’t schrijven is. 
[Vervolgt. 
Inmiddels werd al een vervolgstuk gepost. Wij, met zand in onze schoenen (2) staat hier]
(°) Het was de tweede keer dat we elkaar ontmoetten. In Eros & Thanatos bij Luc Martinsen schrijf ik over onze eerste ontmoeting (1988) in Bureaux et Magasins.
(°°) Karl Ove Knausgård. Het bos en de rivier. 2025. Uitg. Atheneum. Vertaling Michiel Vanhee en Sofie Maertens. 176 pp. 
 

 Uitgeverij De Lachende Visch presenteert Vanaf de vuurtoren (2025), bundel met vijftig korte essays. Zoals alle e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook Vanaf de vuurtoren gratis voor elkeen die erom vraagt. De bundel (e-boek, pdf of epub naar keuze) ligt klaar in De Weggeefwinkel. Doe het meteen via liefkemores@telenet.be (vermeld de titel en zeg of je ePub of pdf wilt) en het boek ligt meteen in uw mailbox.

dinsdag 15 juli 2025

Spreuken & gezegden

Mijn familie in de jaren vijftig. Bovenaan links: uit het duister verschijnt nonkel Miel, vervolgens van links naar rechts bovenaan: vader Marcel, peter Edmond, nonkel Camiel, tante Liliane, Meme Zoë, nonkel RobertTante Alice, tante Erna. Onderaan van links naar rechts: tante Jenny, moeder Henriette, ik, Annie, Nadine. (Alle gearceerde namen kunnen aangeklikt worden, het systeem leid je dan naar andere plekken in de blog, waar meer over de persoon in kwestie verteld wordt.)


IEMAND VRAAGT ME lid te worden van de FB-groep Spreuken & Gezegden, wat ik ook doe, want mijn familie is een bron van onbekend gebleven spreuken & gezegden die ik graag wereldkundig maak — baat het niet, dan schaadt het niet. 
Wanneer vader ging neerzitten, zei hij al eens: JE HEBT ZOVEEL VAN ZITTEN ALS VAN STAAN, een gezegde met keiharde logica die nooit door iemand tegengesproken werd. Wie zich aan een te uitgebreide omschrijving te buiten ging, gaf hij van repliek met VAN ALLES IS KIEKENSTRONT, ook daarin was hij niet tegen te spreken, hij was poelier, als iemand ’t wist was hij het wel. Van hem herinner ik me ook een Duits gezegde: EINMAL IST KEIN MAL UND ZWEIMAL IST ZWO, dat zei hij alleen in ferm benevelde toestand, wat regelmatig voorkwam. Nonkel Miel heeft me dan weer een spreuk geleerd — of is het een gezegde? — waarmee je met mededogen naar de mensheid leert kijken: ELK WEERT HEM. Tenslotte is er nog een spreuk die ik misschien wel ten onrechte aan nonkel Miel toeschrijf: AL WIE GEEN HAAR HEEFT IS EEN PUIT⇲, dat slaat uiteraard nergens op, maar ik heb er destijds in nachtelijke, met rook gevulde kroegen toch veel succes mee geboekt. Zo, dat volstaat wel voor vandaag, 't is dan ook geen weer om binnen te zitten. Nog eentje op de valreep: JE HOORT HELE DAGEN VAN RARE DINGEN, wat betekent: wij kijken nergens van op, waarbij ik dien te benadrukken dat Donald Trump te onzent totaal onbekend was.
Flor Vandekerckhove

GAUW! is het eerste boekje dat ik schreef nadat ik eind 2013 besloten had alleen nog digitaal te publiceren. Het verhaal, waarin ik over mijn kindertijd vertel, verscheen als e-boekje in 2014. Gaandeweg leerde ik meer over elektronisch schrijven. Het verhaal werd daardoor in opeenvolgende edities korter, ik voegde er links aan toe, waardoor lezers nu ook naar liedjes uit die tijd kunnen luisteren en herschreef uiteindelijk het hele verhaal, nu in een door mijzelf bepaalde vorm met strenge regels die ervoor zorgen dat het tegemoet komt aan de verwachtingen van internetlezers: kort, eenvoudig, erg geschikt voor wie, zoals ik, een korte spanningsboog heeft… Zoals alle e-boeken van Uitgeverij De Lachende Visch is ook deze vijfde editie van GAUW! gratis voor wie erom vraagt. Doe het via liefkemores@telenet.be en de meiden van De Weggeefwinkel zorgen ervoor dat het boekje meteen in je mailbox valt.


zondag 13 juli 2025

Dingen die evengoed in de middenclub gebeuren (4)

Middenclub is een volkse benaming voor visserscafé The Sailor, op de Baelskaai in Oostende. Op die kaai waren nog twee kroegen: links was dat De Kurkenzak, a.k.a. ’t Veegeetje, rechts was/is 't het de Jolly Sailor. Vandaar: middenclub. Dit is het derde verhaal in een reeks van vijf. Eerder postte ik over de middenclub al GebeurtenissenMidden en ABBA. (Foto Jo Clauwaert.)


Levensverhaal — ELKE MIDDAG EET de kaaihoer (°) een zak chips in de middenclub. Als ’t regent zit ze binnen. Daar nipt ze ook van een koffie, terwijl ze naar de kaai kijkt, waar haar klanten zich, gejaagd door de wind, naar huis haasten. Als ’t mooi weer is, vind je haar buiten, op het terras, waar ze van het intense kaaileven, alsmede van 't zonnetje, geniet. ’t Is daar dat ik haar vandaag ontmoet. We hebben een goed gesprek over sekswerkers die almaar duurder worden en over De Pooier (°), haar echtgenoot, die haar, zegt ze me, regelmatig een pak slaag geeft, zomaar, omdat hij kan. Al lang wil ik haar levensverhaal schrijven, soortement Keetje Tippel, maar dan rond de Oostendse visserij. Maar je weet hoe 't gaat — boodschappen, tukje, fiets repareren, pannenkoeken keren, wandeling, gras maaien, onrust zaaien, stoep vegen, portefeuille legen, ruiten zemen, pauze nemen, hond uitlaten, familiebezoek, PMD op straat, Tour de France, wasje slaan, over en weer gaan, belastingbrief invullen, hongertje… — het komt er nooit van. (Flor Vandekerckhove)

(°) De kaaihoer en De Pooier zijn personages die in mijn verhalen wel meer voorkomen, zo bijvoorbeeld ook in Storm over de Oosteroever en Hoe en waarom de kaaihoer de Oosteroever verlaten heeft.

Levensverhaal is een eenparagraafverhaal. In 2022 publiceerde uitgeverij De Lachende Visch honderd soortgelijke eenparagraafverhalen. De bundel wordt ingeleid door mijn oud-leraar Nederlands Alfons Vandenbussche. Zoals alle e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook Honderd titelloze eenparagraafverhalen gratis voor elkeen die erom vraagt. Doe het nu en het boek (pdf of epub naar keuze) valt vandaag nog in je mailbox. Doe het meteen (zeg pdf of epub en vermeld de titel) via liefkemores@telenet.be↗︎

zaterdag 12 juli 2025

Zittend op een stoel


’De beloning van het schrijven zit (…) in de enorme voldoening die u hebt als u, 
na lang zoeken, dat wat u wilt zeggen, geformuleerd hebt. 
Zo, dat de huid van het woord strak om het begrip zit.’ 
(Godfried Bomans)


Zittend op een stoel — ETEN DOE IK daar alleen rechtstaand, toch staat er een stoel. Daar zit ik, benen gestrekt, hielen op de vensterbank, doelloos uitkijkend over de voor mij uit liggende straat. France Culture op de radio. Ik verneem iets over protesten tegen het aanleggen van een A69, tussen Castres en Toulouse, en vraag me af wat mijn Franse buren ervan denken, ’t is bij hen in de buurt — ex-Franse buren, mijn huisje zit in de verkoop. Ik kan het hen vragen, we mailen elkaar nog wel, maar ’t zijn natuurlijk niet langer mijn zaken, gesteld dat ze dat ooit waren. France Culture is iets wat ik aan dat huisje overhoud; dat is begonnen terwijl ik dat huisje op m’n eentje aan ’t verbouwen was, Franse stemmen, sprekend over dingen waar ik geen weet van had, in een taal die ik niet goed begreep, zoals ik geen weet had van de verbouwingswerken die ik desondanks moest uitvoeren. France Culture is orale herinnering, iets om naar te luisteren terwijl ik in Bredene in ledigheid over een straat uitkijk. Ik blijf nog even zitten, denkend aan Henry Miller die in De Kreeftskeerkring zei: ‘Ik heb behoefte aan alleen zijn. Ik moet in afzondering mijn schaamte en wanhoop overpeinzen; ik heb behoefte aan de zonneschijn en de straatstenen zonder gezelschap, zonder gesprekken, oog in oog met mezelf, met alleen de muziek van mijn hart als gezelschap.’ Die 'Muziek van mijn hart', dat is er ferm over, vind ik, 'oog in oog' is te dramatisch en 'schaamte en wanhoop' is er ook teveel aan, maar voor de rest is ’t exact wat ik hier doe, uitkijkend over een straat, luisterend naar France Culture, zittend op een stoel. (Flor Vandekerckhove

Velerlei maquis is een essay waarin een periode uit het het werk van Charles Baudelare, Paul van Ostaijen en Bob Dylan belicht wordt, meer bepaald de tijd waarin ze hun werk in het verborgene (het maquis uit de titel) produceerden. Zoals al de e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook dit essay gratis voor wie erom vraagt. Er is een PDF-versie en het is ook beschikbaar in EPUB. Je kunt bestellen via liefkemores@telenet.be. De Weggeefwinkel zorgt ervoor dat het in je mailbox valt. (Vermeld titel en zeg welke versie je verkiest, pdf of epub.)

vrijdag 11 juli 2025

De kraanman kreunt, de hijskraan hijst…

VERGELIJK HET MET piano-oefeningen, ik doe ’t om de stiel goed in de vingers te houden. Daarom schrijf ik deze driezinnenverhalen, verhalen van maar drie zinnen lang. ‘Drie zinnen van de haven’ is zo’n verhaal. Bij ’t declameren begeleidt Bert Vandekerckhove⇲ me op zijn muziekdoos, de Akai Force. De gif is van Bill Domonkos(Flor Vandekerckhove)



Drie zinnen van de haven — De kraanman kreunt, de hijskraan hijst. Een container coke hangt in weerwil van de zwaarte een wijl lang wankelend in ’t ijle.

Neen, ik ben de Vlaamse feestdag niet vergeten. Daarom: alleen vandaag in onze merchandising: VLAANDEREN DE MEEUW! Te koop in de onvolprezen Brabantse kunstwinkel

woensdag 9 juli 2025

Dingen die evengoed in de middenclub gebeuren (3)

De middenclub is een volkse benaming voor visserscafé The Sailor, op de Baelskaai in Oostende. Op die kaai waren nog twee kroegen: links was dat De Kurkenzak, a.k.a. ’t Veegeetje, rechts was het de Jolly Sailor. Vandaar: middenclub. Dit is het derde verhaal in een reeks van vijf. Eerder postte ik al Gebeurtenissen en Midden. [Foto inzet, Martine, uitbaatster The Sailor. © Jo Clauwaert.]


Abba — DE GROTE BELGISCHE surrealist René Magritte zat op het terras van de middenclub. Ge zult zeggen: ‘Wat zat die daar te doen?’ Wel, hij zat daar om encyclopedieën te verkopen. Een visser kwam langs en vroeg: ‘Staat er iets over ABBA in?’ René antwoordde: ‘Natuurlijk, het is een encyclopedie’. De visser weer: ‘Ik heb vannacht gedroomd dat ik het met Agnetha deed.’ Magritte vroeg: ‘Is dat de blonde of de brunette?’ Hij nam boekdeel A ter hand en opende die op het lemma ABBA. Daar stonden ze gevieren: Agnetha, Björn, Benny en Frida. René zag dat Agnetha de blonde was. De visser zei: ’Mijn vrouw lag links en Agnetha rechts, en ik vingerde aan beide kanten.’ Toen kwam de echtgenote van de visser erbij staan, waardoor het verkoopgesprek stokte, ze zei dat ze er eerst nog eens over zouden nadenken. (Flor Vandekerckhove

Abba is een eenparagraafverhaal. In 2022 publiceerde uitgeverij De Lachende Visch honderd soortgelijke eenparagraafverhalen. De bundel wordt ingeleid door mijn oud-leraar Nederlands Alfons Vandenbussche. Zoals alle e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook Honderd titelloze eenparagraafverhalen gratis voor elkeen die erom vraagt. Doe het nu en het boek (pdf of epub naar keuze) valt vandaag nog in je mailbox. Doe het meteen (zeg pdf of epub en vermeld de titel) via liefkemores@telenet.be↗︎

dinsdag 8 juli 2025

Herinneringen aan de oude koster

Golfstraat, Bredene-Duinen. Rechts op de postkaart: het huis van Oscar Hautekiet.


OP EEN OUDE postkaart kijk ik naar het huis van de oude koster, een niet langer bestaande woning die van sober gehouden welstand getuigt. Het huis heeft, zie ik, een naam: Stella Maris. Het postkaarthuis ziet er bijlange niet zo indrukwekkend uit als 't in mijn herinnering was, misschien doordat ik er destijds met korte beentjes naar keek. 
Vanaf de garre van Cornelis — nu Hasselstraat — had ik in de verte ook uitzicht op de achterkant die uitgaf op een lange hof, deels moestuin, afgezoomd met een rij populieren waarin ik na een zomerse regenval al eens de koekoek horen kon. (Het ruisen van populieren en de roep van de koekoek halen nog altijd gevoelens van geluk in me op.)
De oude koster herinner ik me als een oude, magere man die zich zelden op straat vertoonde en die, als hij dat al deed, zich op een oude fiets verplaatste, ik herinner me een indrukwekkend grote fietsbel; wellicht fel vertekenende beelden. Ik vraag me af hoe ’s mans beroepsleven er eerder had uitgezien, koster was uiteraard geen fulltime bezigheid. Luc Blomme, die weet dat de oude koster Oscar Hautekiet heette, suggereert ‘verzekeringen’, maar hij plaatst daar wel een vraagteken achter. 
Ik google Oscar Hautekiet en kom zo te weten dat Hautekiet een echte kostersnaam is. Nu nog is hier in de buurt een Hautekiet die kerkorgels beroert; ongetwijfeld familie van Oscar, want, in 1646 werd een eerste Hautekiet in Eernegem 
als koster aangesteld: ‘Hiermee zette Gheerardus Hautekiet een traditie op gang (…) Deze familie werd koster van vader op zoon en voor de uitoefening van het ambt kwamen ze in tal van parochies van het Vlaamse land terecht.’ (°) Feit: Oscar Hautekiet was in mijn kindertijd al oud-koster en in de kerk van Bredene-Duinen alleen nog in in een zelden voorkomend geval van nood actief. De keren dat ik hem achter ’t orgel heb zien zitten zijn raar. Zijn schrapende stem is me bijgebleven en ook zijn orgelmuziek die danig afweek van wat wij normaliter te horen kregen, ik denk dat de oude koster meer registers opentrok. 
In mijn katholieke kindertijd dekte het beroep van kosterniet langer ten volle de naam, dat is althans de indruk die ik ervan overhoud. De nieuwe koster was in de kerk omzeggens alleen nog organist. Die nieuwe heette Bernard Warlop, een mens die daarnaast ook onderwijzer was, campinguitbater, eierverkoper, uitbater van een danszaal, militant lid van de CVP en voorzitter van het OCMW.
Flor Vandekerckhove

(°) Jaarboek Ter Cuere Bredene. 2012. In Bijlage 16, ‘Artikel uit een krant van 1973 over kosterfamilie Hautekiet.’

GAUW! is het eerste boekje dat ik schreef nadat ik eind 2013 besloten had alleen nog digitaal te publiceren. Het verhaal, waarin ik over mijn kindertijd vertel, verscheen als e-boekje in 2014. Gaandeweg leerde ik meer over elektronisch schrijven. Het verhaal werd daardoor in opeenvolgende edities korter, ik voegde er links aan toe, waardoor lezers nu ook naar liedjes uit die tijd kunnen luisteren en herschreef uiteindelijk het hele verhaal, nu in een door mijzelf bepaalde vorm met strenge regels die ervoor zorgen dat het verhaal tegemoet komt aan de verwachtingen van internetlezers: kort, eenvoudig, erg geschikt voor wie, zoals ik, een korte spanningsboog heeft… Zoals alle e-boeken van Uitgeverij De Lachende Visch is ook deze vijfde editie van GAUW! gratis voor wie erom vraagt. Doe het via liefkemores@telenet.be en de meiden van De Weggeefwinkel zorgen ervoor dat het boekje meteen in je mailbox valt.

maandag 7 juli 2025

Hop met de beentjes, ten oorlog!

Still uit een AI-gegenereerd filmpje dat aan de loop ging met de groepsfoto bij het afsluiten van de Navo-top (24/25 juni) in Den Haag. De leiders der naties dansen de French cancan. (Dat filmpje vond ik op een FB-profiel. Ik heb geprobeerd het te kopiëren om het hier te plaatsen, maar dat is me niet gelukt.)

TIJDENS DE NATO-top in Den Haag werd alles klaargemaakt voor de oorlog, in de eerste plaats de taal, want oorlog begint altijd met taal. Om ons ertoe te bewegen gul te dokken en ons daarna ook nog eens enthousiast te laten opmarcheren, moet de taal het simpel houden: wij zijn de goeden! Donald Trump die gisteren nog een clown was, is inmiddels door Navo-baas Mark Rutte opgewaardeerd tot ‘daddy’. Forough Karimizegt daarover dat het deel uitmaakt ‘van de taalverschuiving die oorlogen voorafgaat: infantilisering, verleiden, buigen zonder gêne en de verheerlijking van de macht.’ Want, stelt ze, het volk dient zich in oorlogstijd te verschuilen achter een vaderfiguur, hoe pervers die daddy ook is, ‘voor een kind is hij onmisbaar.’ En: ‘Ja, vóór de bommen vallen, verandert eerst de taal: van volwassen naar kinderlijk, van nuance naar het dualisme van goed en kwaad.’ Een oude soixante-huitard als ik ziet het met lede ogen aan, hij herinnert zich momenten waarbij hij en vele anderen het uitschreeuwden: ‘De NAVO uit België, België uit de NAVO.’ Dat had de regering toen ook beter gedaan, omwille van de begroting enzo. Die regering? Ik weet niet eens meer welke, maar er is veel kans dat Wilfried Martens de premier was.
Flor Vandekerckhove

zaterdag 5 juli 2025

Dingen die evengoed in de middenclub gebeuren (2)

Middenclub is een volkse benaming voor visserscafé The Sailor, op de Baelskaai in Oostende. Op die kaai waren nóg twee kroegen: links was dat Kurkenzak, a.k.a. ’t Veegeetje, rechts was het de Jolly Sailer, vandaar: middenclub. (Foto Jo Clauwaert.) Deze post is de tweede van van een reeks waarin ik de middenclub bezing. Het eerste stukje staat hier.


Midden — Optreden doe ik als Hank Williams: cowboylaarzen, heupfles, revolverholster, goedkoop ondergoed, Stetson… Met een deelstep doorklief ik de luchten, van Bredene tot aan de Oosteroever. Onderweg buigen mannen het hoofd, vrouwen tonen hun billen, kinderen joelen en Ennio Morricone plaatst er onheilspellende muziek bovenop. Klokken luiden loom ’t middaguur, zon ziedt zinderend in 't zenith. In 't midden van de middenclub zit Cowboy Henk in 't midden van de dag aan Ensors harmonium en Lucy Loes neuriet haar vocals. Haar stem stokt als ik binnenkom. De spanning stijgt, alsmede de hitte, waardin Martine spuit deodorant onder haar oksels, ze verwacht du jamais vu. Terecht, tel maar op: Hank Williams, Ennio Morricone, Cowboy Henk en Lucy Loes, verenigd in een kwartet. Dan zetten we het Avondlied in, een scoutslied: ‘O Heer, d'avond is neergekomen, de zonne zonk, het duister klom…' Alle stamgasten staan recht, ontbloten de ruige bast en zingen vanuit het middenrif met ons mee. Dit geschiedt waarlijk in de middenclub, vlak in ’t midden van een zonovergoten dag, krek in ’t midden van de zonsverduistering, in 't midden van een jaar dat ik in ’t midden laat. (Flor Vandekerckhove)

Midden is een prozagedicht. In 2023 publiceerde uitgeverij De Lachende Visch een bundel met soortgelijke gedichten: Gesprekken met Polleke. Zoals alle e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook Gesprekken met Polleke gratis voor elkeen die erom vraagt. Doe het nu en het boek (pdf of epub naar keuze) valt vandaag nog in je mailbox. Doe het meteen (zeg pdf of epub en vermeld de titel) via liefkemores@telenet.be↗︎

vrijdag 4 juli 2025

Danny Willems haalt ze uit hun kot

Links: been there. Rechts: Taka Shamoto, The show of Life, Oostende 2012. Locatie Terminus hotel. Er is een video. (In de video speelt Arno het personage met de papieren zak over het hoofd.)

ELK JAAR GA ik een keer naar Blankenberge. Elk jaar begeef ik me daarvoor ‘en route’, zoals het stukje heet dat ik over Michiel Hendrickx schreef die daar in 2018 exposeerde. Elk jaar bezing ik de sfeer van die wonderschone stad, zoals de titel van mijn bezoek in 2022 luidt. Dat bezoek heeft telkens met de grote zomertentoonstelling van doen die de stad jaarlijks organiseert. (°) Nu ik dat zo ophaal, valt het me op dat mijn Blankenberge-verslagjes merkwaardige titels torsen — komt dat door die stad? Boven mijn post in 2019 (Cindy Wright): Who the fuck is Alice. Verleden jaar draaide de tentoonstelling rond werk van Frans Masereel en daarboven schreef ik dan De bende van Frans.
Ik vraag me af welke titel boven deze post komt. Fotograaf Danny Willems toont foto’s onder de noemer Living on my instinct, wat er zoal te zien valt, lees je hier, ik ga dat niet herhalen, ik vertel je wat me opvalt. 
Zelf ken ik Danny eigenlijk alleen als de fotograaf van Arno, maar de tentoonstelling leert me ook daarover iets wat ik niet wist. De foto’s die Willems in Blankenberge toont zijn deze van zijn onderwerpen, in dit geval dansers, die hij express uit hun milieu — het podium — weghaalt om hen elders, in door hem gekozen locaties, hun ding te laten doen — in de metro, in leegstand, stad, natuur… Wat ik wandelend tussen die foto's leer is dat hij Arno 't zelfde laat doen bij de fotosessie rond Oostende bonsoir⇲. Arno is evengoed deel van Willems' Living on my instinct-concept, Arno-foto's zijn daar trouwens ook te zien.
Ik dacht indertijd dat Willems met de Oostende Bonsoir-fotoreeks De intrede van Fantômas in Oostende orchestreerde; verkeerd, zoals Danny het toen in een sympathieke reactie zei: ‘Inderdaad de gelijkenis met Fantômas is sprekend maar berust op toeval, wel een prachtig toeval (…)’ De tentoonstelling in Blankenberge leert me nu wat de Oostende Bonsoir-foto’s wél zijn. Ze maken deel uit van de eigen wereld die Danny Willems creëert, zoals het een kunstenaar betaamt. Danny Willems schept die wereld met Arno, maar evengoed met Tanja Marín Friðjónsdóttir (Parijs, 2015), Taka Shamoto (Oostende, 2012), Nobu Shomura (Tokio, 2016), Guilhem Chatir (Les 2 Caps Frankrijk, 2019), Nobu Shomura (Tokio, 2016) en al die anderen. Voor mij openbaart fotograaf Danny Willems zich in Blankenberge als kunstenaar, creator van een eigen wereld.

(°) Danny Willems. Living on my instinct. De Meridiaan, Blankenberge. Tot en met zondag 2 november 2925. Open van woensdag tot en met zondag tussen 14 en 17 uur. Tijdens vakanties dagelijks.

donderdag 3 juli 2025

Dingen die evengoed in de middenclub gebeuren (1)

Middenclub is een volkse benaming voor visserscafé The Sailor, op de Baelskaai in Oostende. Op die kaai waren er destijds drie horecazaken: links van The Sailor was er het inmiddels verdwenen De Kurkenzak, a.k.a. ’t Veegeetje, rechts de Jolly Sailor, vandaar de volkse naam voor de tussen die twee inliggende kroeg: middenclub. (Foto Jo Clauwaert.)


Gebeurtenissen — ERGENS LEGT EEN pooier zijn zonnebril neer, ergens klinkt de muziek vals, ergens stremt de melk, ergens loopt het vat af… 't Zijn dingen die om ’t even waar gebeuren en evengoed in Oostende, in een visserskroeg op de Baelskaai. Daar, in de middenclub, rollen de ogen van De Pooier (°) in hun kassen, het bloed trekt weg van zijn gelaat. De Pooier trekt z’n blaffer uit de holster en schiet de trommel leeg. Massa’s bloed. Hier had ik kunnen stoppen, maar neen, zoals het leven doorgaat, zo ook ga ik door. Ergens maakt iedereen zich uit de voeten. Ergens neuken ze om beurt Nelly Brown — 'known to make more money than any bitch in town.' Doordat Nelly's kamer vlak naast die van iemand anders ligt, komt er voor die mens van slapen niet veel in huis. Al die dingen gebeuren ergens. Kunnen ze niet evengoed op de Oostendse Oosteroever gebeuren, langs de Baelskaai, startend in het visserscafé dat we de middenclub noemen? (Flor Vandekerckhove)


(°) De Pooier is een personage dat in mijn verhalen wel meer voorkomt, zo bijvoorbeeld ook in Storm over de Oosteroever. De visser torst die bijnaam doordat hij de echtgenoot van de kaaihoer is, eveneens een personage dat in mijn verhalen voorkomt, bijvoorbeeld in Hoe en waarom de kaaihoer de Oosteroever verlaten heeft.

Gebeurtenissen is een eenparagraafverhaal. In 2022 publiceerde uitgeverij De Lachende Visch honderd soortgelijke eenparagraafverhalen. De bundel wordt ingeleid door mijn oud-leraar Nederlands Alfons Vandenbussche. Zoals alle e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook Honderd titelloze eenparagraafverhalen gratis voor elkeen die erom vraagt. Doe het nu en het boek (pdf of epub naar keuze) valt vandaag nog in je mailbox. Doe het meteen (zeg pdf of epub en vermeld de titel) via liefkemores@telenet.be↗︎

woensdag 2 juli 2025

Dit is geen vuurtoren (Ceci n’est pas une pipe)

Links: het schilderij van René Magritte. Rechts: de installatie van Guillaume Bijl.


OP 15 JUNI overleed Guillaume Bijl(°1946 - 2025†), mijns inziens een directe erfgenaam van René Magritte. Daar waar Magritte telkens moest ophouden, met name aan de randen van het doek, daar nam Guillaume Bijl het van hem over: de geestelijke zoon zette als ’t ware de zaak van de vader verder, maar met hedendaagse middelen: de installatie. 
In 1952 schildert Magritte De persoonlijke waarden. Het beeld dat we te zien krijgen is dat van een slaapkamer met dermate uitvergrote toiletartikelen dat ze hun sociale functie verliezen. De koper van het schilderij werd er, naar eigen zeggen, ’ongemakkelijk’ van. Zevenentwintig jaar later maakt Guillaume Bijl Autorijschool Z (1979).  Hij bouwt Galerie Z om tot een autorijschool. Passanten denken dat de galerie niet langer bestaat, dat daar nu een autorijschool uitgebaat wordt. Wat we 
echter te zien krijgen is geen autorijschool, maar een autorijschool die, net zoals de toiletartikelen in het schilderij van Magritte, zijn sociale functie verloren heeft. Ook de autorijschool Z roept gevoelens van ongemak op.
Paul Nougé, theoreticus van het Belgische surrealisme, verwittigde het publiek: ‘Magritte is geen schilder in de betekenis die estheten daaraan geven, maar een man die schilderen gebruikt om ons werkelijk verbluffende ervaringen mee te geven die betrekking hebben op alle aspecten van het leven.’ Dat is ook wat Guillaume Bijl doet: ‘Ik laat iets fictief zien in de realiteit zelf, er sluipt iets irreëels binnen. Het is een trompe l’oeil-situatie ()’. René Magritte schonk ons daar het bekendste voorbeeld van: Ceci n’est pas une pipe. Guillaume Bijl doet het hem na in de strandtoegang van de Vosseslag: dit is geen vuurtoren.
Op 1 juni 2024 schreef ik daarover Naar de andere vuurtoren. Dat stukje eindigt alzo: ‘En zo komt het dat De Laatste Vuurtorenwachter vanaf heden niet één maar twee vuurtorens heeft. Een heet Lange Nelle, () De andere heet ‘de toren van Guillaume Bijl’.' In dat stukje nam ik me voor om voortaan afwisselend naar de ene en naar de andere toren toe te wandelen. Nu, iets meer dan een jaar later, maak ik het bilan. Ik constateer dat van mijn voornemen niets in huis gekomen is, wandelen doe ik nog altijd alleen maar richting Lange Nelle. Komt het doordat de toren van Guillaume Bijl een verraderlijk beeld is, een trahison des images? Voel ik me ietwat ongemakkelijk wanneer ik de toren van Bijl nader?
Flor Vandekerckhove

Dit is geen vuurtoren is een mini-essay. Uitgeverij De Lachende Visch verzamelt er alzo vijftig in Vanaf de vuurtoren. Zoals alle e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch komt ook Vanaf de vuurtoren meteen in De Weggeefwinkel terecht, daar is het boek gratis beschikbaar voor elkeen die erom vraagt, ’t is een gift van de schrijver aan zijn lezers. De bundel (e-boek) is beschikbaar in pdf of epub. Vraag erom via liefkemores@telenet.be (vermeld de titel) en het boek ligt meteen in uw mailbox.

dinsdag 1 juli 2025

Breken we dit jaar het dagrecord?

Datum (°) [Voorlopig warmste dag ooit in België: 25 juli 2019— het wegdek zindert. Bleke mensen trekken in drommen richting strand. ’s Avonds komen ze terug in zand en zonneolie, rood als gekookte kreeften. (Flor Vandekerckhove)


(°) Datum is een driezinnenverhaal en van dat verhaal bestaat een video op YouTube. De gif die daar te zien is, werd geïnspireerd door de Belgische surrealist René Magritte. Bij ’t declameren begeleid ik mezelf op de strumstick, daarbij stevig ondersteund door drummer Mason en de bassist van GarageBand; het verhaal wordt bijgevolg geïllustreerd door beeld en klank. 
 In het e-boekje 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS verzamel ik er zo 200. Het boekje heeft de bijkomende plus die ook Datum heeft: Je kunt elke titel aanklikken, de link leidt je dan naar een video waarin het verhaal geïllustreerd wordt en ook te horen/zien valt, 200 YouTube-producties in totaal. EN DAT ALLES IN 1 BOEKJE ! Zoals alle digitale publicaties (pdf of EPUB, naar keuze) van De Lachende Visch is ook 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS gratis. Mail erom en je bestelling wordt meteen aangepakt/ingepakt door de virtuele juffrouwen van De Weggeefwinkel. (Vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.