Pierre Michon |
Moge een trefzekere stijl hun
val hebben vertraagd, waardoor de mijne misschien ook trager is; moge mijn hand
hun hebben vergund, hoe vluchtig ook, in de lucht een gedaante aan te nemen,
louter opgeroepen door de spanning in mij; mogen ze, door mij te vellen, hebben
geleefd, hoger en lichter dan wij leven, zij die zo weinig waren en weer zo
weinig zullen zijn. En mogen ze misschien, wonderlijk genoeg, verschijningen
zijn geworden. Er is niets waar ik zo dol op ben als op een wonder.
Maar heeft dit alles wel
plaatsgehad?’
(…)
‘Toch heb ik, terwijl ik naar
hen op zoek was, terwijl ik met hen in gesprek was in een allesbehalve
woordloze stilte, vreugde gekend, en mogelijk kenden zij die ook; vaak werd ik
zelf bijna geboren in hun mislukte wedergeboorte, en altijd stierf ik bijna met
hen; ik zou hebben willen schrijven vanuit dat duizelingwekkende ogenblik,
vanuit die bevende verwachting, verrukking of niet te bevatten verschrikking,
schrijven zoals een sprakeloos kind sterft en oplost in de zomer — in een
grote, amper zegbare ontroering. Er is geen macht die kan beslissen dat ik daar
hoegenaamd niet in ben geslaagd. (…)’
Soms valt er niets aan toe te voegen. Dat gevoel overrompelt me meermaals terwijl ik Roemloze
levens van Pierre Michon aan ’t lezen ben. En dan, helemaal op ’t einde, staan daar ook nog
eens de hierboven geciteerde zinnen die, beter dan wat ook, uitleggen waarom het schrijven aan de alchemie verwant is. Ik kan alleen maar nederig het hoofd
buigen en constateren dat Pierre Michon tot de allergrootsten behoort.
Pierre Michon, Roemloze levens. 2001. Uitg. G.A. van Oorschot, A'dam. Oorspronkelijke titel Vies minuscules. 1984.
[Wie op onderstaande labels op 'leesnotities' drukt, vindt elders in de blog nog soortgelijke stukken.]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten