‘Gedurende de “Gouden
eeuw” van de piraterij, tussen de XVIIe en de XVIIIe eeuw, plunderden
bemanningen, de eerste proletarische rebellen, uitgestotenen van de beschaving,
de zeeroutes tussen Europa en Amerika. Ze opereerden vanuit landelijke
enclaves, vrije havens, “piratenutopieën”, gesitueerd op eilanden en langs de
kust, buiten het bereik van elke beschaving. Vanuit deze mini-anarchieën —
“Tijdelijke Autonome Zones” —
lanceerden ze raids die zo vruchtbaar waren dat ze een crisis van het
imperium veroorzaakten doordat ze de Britse handel met de kolonies aanvielen, het
globale uitbuitingssysteem van de slavernij en het opkomende kolonialisme indrukwekkende
slagen toebrachten.’ Zo luiden de eerste zinnen van het Franstalige boekje
‘Piratenbastions’. (*)
Het citaat maakt al duidelijk dat we een partijdig
standpunt voorgeschoteld krijgen, maar dat laat ons wel toe de piraterij eens van
een andere kant bekijken, namelijk vanaf de onderkant.
‘De euro-amerikaanse
maatschappij van de XIIe en XVIIIe eeuw is deze van het kapitalisme in volle
ontwikkeling, van oorlog, slavernij, de landbouwrevolutie; honger en miserie
gaan schouder aan schouder met een onvoorstelbare rijkdom.’ De matrozen op
de schepen die deze onvoorstelbare rijkdom uit de nieuwe wereld naar de Nederlanden, Spanje,
Frankrijk, Portugal en Engeland verschepen, hebben een hondenleven; ze worden
tiranniek behandeld en slecht betaald. Sommigen slaan aan het muiten en vluchten
met schip en al naar de nog maar pas ontdekte eilanden van de Caraïben waar ze
voor de overheid ongrijpbaar zijn.
Daar ontmoetten deze drop outs andere verworpenen der aarde.
Veelal betrof het radicalen die ontevreden waren met de uitkomst van de Engelse
burgeroorlogen uit de XVIIde eeuw. Die radicalen werden, om ervan af te zijn,
door de Engelse overheid naar de nieuwe wereld gedeporteerd. Ze troffen daar
duizenden andere Europeanen aan, armoelijders die contractueel in de nieuwe
kolonies tewerkgesteld werden. Later kwamen zwarte slaven hun plaats innemen.
Deze ‘soep’ van muiters, radicalen, slaven en proleten
blijkt moeilijk onder controle te houden. Velen onder hen gaan zich verstoppen
op een van de paradijselijke eilanden waar ze, zo stellen de auteurs, vrije, autonome
gemeenschappen stichten. Dat zou veelal op basis van gelijkheid en broederschap
gebeurd zijn. Het zijn deze egalitaire gemeenschappen die de basis vormen voor
de piraterij van de Caraïben die in de XVIIde eeuw ontstaat.
De zeelui die ontsnapt zijn aan de tirannie van de
koopvaardij, moeten nu hun eigen gedragscode opstellen. Merkwaardig is dat deze
door de hele bemanning vrijwillig onderschreven moet worden, wat getuigt van
een nooit eerder ongeziene democratische ingesteldheid. Ook solidariteit zou
hoog in het piratenvaandel gestaan hebben, want In deze charters worden
voorzieningen opgenomen voor gekwetsten die niet meer in de mogelijkheid
verkeren aan de piraterij deel te nemen.
Volgens een boek uit 1724 zou de code van de piraat
Bartholomew Roberts volgende passage bevatten: ‘Elkeen heeft zijn stem in de lopende zaken; heeft evenveel recht op
vers eten en op sterke drank, op elk moment te gebruiken, tenzij een tekort ons
ertoe noopt te stemmen over een beperking ervan.’
De piratenschepen werken volgens het principe ‘Geen buit, geen fluit’. Het is een
principe dat ook elders bestaat, maar bij de piraten is er een extra. Er wordt
geen deel weggelegd voor reder, investeerder of handelaar. Iedereen ontvangt
een gelijk deel; alleen de kapitein krijgt anderhalf part, wat relatief weinig
is. Zij onderscheiden zich daardoor van andere kapiteins, bijvoorbeeld van
kapers (dit zijn zeerovers met een overheidsvergunning), die veertig delen voor
zichzelf nemen. De auteurs van deze tekst menen trouwens te weten dat de
piratenkapiteins verkozen worden en door de bemanning afgezet kunnen worden als
ze misbruik maken van hun autoriteit.
Er ontwikkelde zich dus een piratencultuur. Het lijkt erop,
zo lezen we in dat boekje, dat deze gemeenschappen een eigen taal proberen te
ontwikkelen, een mengelmoes van de vele talen van herkomst, aangevuld met
overdadig veel gevloek.
Uiteraard was het de piraten om de buit te doen, maar sommige
tekenen wijzen erop dat ze ook culturele motieven hadden, zoals… wraak! Dat
blijkt uit sommige scheepsnamen, waarin het woord ‘revenge’ (wraak) voorkwam.
Zwartbaards schip heette de ‘Queen Anne’s Revenge’, Piraat John Cole heette
zijn schip New York Revenge’s Revenge’, het schip van William Fly heette Fame’s
Revenge. Geldgewin? Zeker, maar sommigen
zagen zichzelf blijkbaar als een Robin Hood ter zee. Vandaar wellicht dat het
schip van piraat John Ward ‘Little John’ heette, naar de helper van Robin Hood.
De gouden eeuw van de piraterij is tegelijk ook de gouden
eeuw van de slavenhandel. Sommige piraten nemen aan die handel deel, maar
anderen bevrijden juist de slaven door er… piraten van te maken. Een kwart van
de mannen aan boord van het piratenschip Bellamy zou zwart geweest zijn.
Sommige ex-slaven klimmen op in de piratenhiërarchie en worden tweede man aan
boord. Wanneer Zwartbaard in 1718 gevangen genomen wordt, ziet men dat vijf van de achttien
bemanningsleden zwarten zijn.
Andere elementen van de piratencultuur zijn de uit de hand
lopende feesten. in 1669 bijvoorbeeld houden piraten een feest langs de kusten
van Hispaniola (thans Haïti) waarbij ze het zo bont maken dat ze hun eigen
schip laten ontploffen. Ook hadden ze muzikanten aan boord en er zijn
getuigenissen waaruit blijkt dat er muziek gespeeld werd tijdens de aanval. Er
wordt ook stevig gedronken. Zo is er het verhaal dat een piratenschip er drie
dagen over deed om een prooi te enteren omdat er nooit genoeg nuchter volk was
om de klus te klaren.
De Gouden Eeuw van de piraterij heeft van 1650 tot 1725
geduurd, met een piek rond 1720. De ontwikkeling van het kapitalisme in de
XVIIde eeuw vraagt evenwel om sterke staten. Het begin van het einde wordt
gemarkeerd door de terugkeer van de oude piraat Sir Henry Morgan naar Jamaica.
Hij wordt er tot gouverneur benoemd en heeft tot taak de piratennesten te
elimineren. In 1700 wordt in Engeland een nieuwe wet gestemd waarbij het
toegestaan wordt piraten ter plekke te oordelen en te doden. Ze worden dan ook
met tientallen tegelijk opgehangen. In 1722 bijvoorbeeld worden 169
bemanningsleden van kapitein Bartholomew Roberts veroordeeld. 52 ervan worden
opgehangen. Het Gouden Tijdperk van de piraterij is afgelopen.
Flor Vandekerckhove
(*) ‘Do or Die, Bastions pirates, Une histoire libertaire
de la piraterie’. 2001. Het boekje werd samengesteld op basis van uittreksels
uit het tijdschrijft Do or Die nr. 8. De Franse vertaling draagt het anti-©
label. Alle citaten komen uit dat boekje.
Wie op een van onderstaande labels klikt, vindt elders in de blog nog soortgelijke stukken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten