Peter Weiss (1916-1982) — |
‘k Weet het, ’t is allemaal lang geleden, maar auteur, filmer en schilder
Peter Weiss kreeg in de jaren zestig van die vorige eeuw wel internationale
bekendheid als toneelschrijver. Hij werd toen zelfs ‘de nieuwe Bertolt Brecht’ genoemd.
De Duitstalige Weiss was omwille van veel redenen een merkwaardig man.
Hij leefde en schreef bijvoorbeeld niet in Duitsland, maar in Zweden. Daar was
hij in 1939, op de vlucht voor de Nazi’s, terechtgekomen. Hij bleef er wonen
tot zijn dood in ‘82. Hij schreef in Zweden, maar zijn stukken werden eerst
en vooral in Duitsland opgevoerd, zowel aan deze (BRD) als aan gene zijde (DDR)
van het zgn. IJzeren Gordijn. Aan beide zijden werd hij er ook menigmaal voor geprezen.
Peter Weiss was ook een actieve communist, lid van de Communistische Partij
van Zweden. Wie denkt dat je de man nu wel kunt wegzetten heeft ongelijk, want
de partijbonzen kregen bij tijd en wijle purperen puisten van zijn geschriften.
Dat komt doordat Weiss een romantisch marxist was. Die merkwaardige
combinatie van romantiek en marxisme was o.a. tot uiting gekomen in het toneelstuk
met de even welluidende als lange naam ‘De
vervolging van en de moord op Jean-Paul Marat opgevoerd door het
toneelgezelschap van het krankzinnigengesticht van Charenton onder leiding van
de heer de Sade’, een titel die om begrijpelijke redenen veelal tot Marat/Sade ingekort werd. Marat stond in het stuk voor
collectiviteit, sociallsme en communisme, terwijl Sade de individualist was
die, alhoewel overtuigd van de noodzaak tot verandering, toch inzag dat alleen
een opstand van de hartstochten het zicht op de nieuwe maatschappij kon openen.
Stutje zegt erover: ‘Marat/Sade had een
sterke autobiografische inslag. Het conflict tussen Marat en Sade weerspiegelde
een tweestrijd in Weiss zelf; het stond voor een conflict tussen de wil en het
lot, tussen vrijheid en dwang.’ Die tweestrijd was ook maatschappelijk
zichtbaar ‘als de hoofdtegenstelling van
de socialistische beweging: die tussen de partijcommunist die zich om niets
anders dan om realpolitik bekommert en al het overige als banaal beschouwt, en
de revolutionair voor wie alles dynamisch is, fantasie, hoop en utopie.’
Weiss wilde de breuk tussen droom en werkelijkheid herstellen en kwam
daardoor vlak naast de surrealisten te staan. ‘Opnieuw de wereld betoveren, de band tussen poëzie en revolutie,
tussen droom en werkelijkheid herstellen, dat beschouwde Weiss als de kern van
zijn toneelwerk. Het ging hem over een maatschappelijke omwenteling, maar ook
om een revolutie van de geest. Zonder zelfbevrijding van het individuele
bewustzijn, zonder aanhoudende libertaire impulsen doofde iedere revolutie uit
en viel de mens terug in een mentaliteit van egoïsme en berekening, in
verlatenheid en vervreemding.’ Daarvan probeerde Weiss ook zijn kameraden
in de DDR te overtuigen. En zoals het in de toenmalige tijdgeest past, koos hij
daarbij voor het onmogelijke: in 1968 schreef hij het toneelstuk Trotzki im Exil. Weiss had er grootse
plannen mee. Hij wilde er het
debat in de DDR mee aanzwengelen. Weiss beschouwde het stuk zelfs ‘als exemplarisch voor het documentaire theater’
en in zijn dromen zag hij het al opgevoerd worden in Berlijn, Praag en Moskou. Een stuk over de aldaar verguisde Trotski, inderdaad; een stuk dat hij wilde opgevoerd zien in landen waar trotskist niets anders dan een scheldwoord was. Uiteraard bleef het bij
dromen, want de kameraden konden in zijn Trotski alleen maar een provocatie
zien.
Het artikel van Stutje focust op de samenwerking die
er naar aanleiding van dat toneelstuk ontstond tussen de auteur en de Vlaamse
marxist Ernest Mandel. De twee schreven in die periode veel over en weer en
Weiss kwam in 1969 zelfs naar Schaarbeek om er Mandel thuis op te zoeken. Daar
las die laatste voor het eerst het hele Trotski-stuk. Hij was ontroerd, zo weet
Stutje ons te melden.
Mandel (1923-1995) mocht erdoor ontroerd zijn, de opvoeringen waren wel
catastrofes. De bekende Duitse criticus Marcel Reich-Ranicki had het
stuk in Düsseldorf gezien. Hij vond het ronduit slecht. Aangezien het
vooral bestond uit commentaren zou het efficiënter geweest zijn mocht Weiss
gewoon een artikel over Trotski geschreven hebben, zo meende Reich-Ranicki. Het
aanwenden van acteurs, kostuums en gesofisticeerd podiummateriaal voegde er
volgens hem niets aan toe. Vervelend theater dus.
Maar het was niet omdat het zo vervelend was dat Weiss in de DDR te verstaan
kreeg ‘dat hij Trotzki im Exill moest
intrekken, zo niet, dan werd zijn verblijf in de DDR niet langer op prijs
gesteld.’ Zijn kameraden ‘bespaarden hem de vernedering
van een openlijk mea culpa, maar kregen zwart op wit dat het stuk, in welke
vorm dan ook, nooit meer opgevoerd zou worden.’
Peter Weiss bond in, werd gerehabiliteerd, maar hield voor de rest toch zijn
manieren niet (of juist wel). Zo protesteerde hij later nog in woord en daad tegen de verbanning
van Alexander Solzjenitsyn uit de USSR en van Wolf Biermann uit de DDR, hij
sprong in de bres voor de Tsjecho-Slowaakse schrijver Pavel Kohout…
Tot zijn dood bleef hij een romantische libertair marxist: ‘Voor Weiss moesten revolutionairen (…)
dromen van de nieuwe mens en hun onderlinge betrekkingen, een utopie gebaseerd
op liefde en creativiteit, meer dan op rationaliteit. Alleen zo kon
kortsluiting ontstaan in de maatschappelijke hiërarchieën, in de onderdrukkende
politieke apparaten, in het patriarchaat, in de raciale systemen en de
wijdverbreide mystificaties die het leven beheersen.’ Kladderadatch!
Flor Vandekerckhove
(*) Jan Willem Stutje. Peter Weiss’ Trotzki im Exil. Theater als
uitdaging aan de macht. In Brood & Rozen, Tijdschrift voor de
geschiedenis van de sociale bewegingen. 2013/3. Ps. 33-55. Meer info: Paule Verbruggen, Bagattenstraat
174, 9000 Gent.
Tel: 09/224.00.79 —
Alle citaten komen uit dat stuk.
[Wie op een van onderstaande labels drukt, vindt elders in de blog nog soortgelijke stukken.]
[Wie op een van onderstaande labels drukt, vindt elders in de blog nog soortgelijke stukken.]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten